De onsterfelijkheid van de menselijke ziel

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 67 / 248 »»
[1] Toen zei DE WAARD: 'Ik heb weliswaar ook al over vele zaken uit Uw mond onderricht ontvangen, maar toch spelen er nog verscheidene belangrijke vragen door mijn hoofd. Eén daarvan lijkt mij van groot belang voor het leven te zijn, en als U het daarmee eens bent, zou ik die vraag wel graag door U beantwoord willen zien!'
[2] IK zei: 'Hoe luidt dan jouw vraag?'
[3] DE WAARD zei: ' Aldus, Heer en Meester: Kijk, de mens weet heel goed, dat wil zeggen door onderricht, dat zijn ziel, waarvan men ook niet zo'n heel juist begrip heeft, onsterfelijk is; maar ondanks al het nog zo vaste geloof, vermengt zich daarmee toch steeds het bittere gevoel van het algehele afsterven en uiteindelijk het volledige vergaan en verdwijnen uit de rij van levende en van zichzelf bewuste wezens.
[4] Met de gedachte aan het bestaan in en aan de overzijde van het graf kan iemand zelfs met de beste wil nooit zodanig vertrouwd raken dat zijn hart zich daarbij gelukkig voelt, maar het huivert er steeds opnieuw voor, omdat het juist over dit belangrijke punt ondanks alle mogelijke moeite van geen enkele kant duidelijkheid krijgt.
[5] Omdat dus de dood en het graf de bitterste gedachten bij de mens oproepen, en omdat daarover nergens een goede verklaring te krijgen is, is het menig mens echt niet kwalijk te nemen dat hij zich, om deze duistere gedachten in zich te overstemmen, volledig overgeeft aan de roes van de wereld. Over dit belangrijke levensvraagstuk zou daarom de juiste uitleg uit Uw mond, o Heer, werkelijk heel noodzakelijk zijn! Want wat heeft de mens aan de meest wijze lessen, als hij in zijn innerlijke bewustzijn niet volledig duidelijk weet, wat het leven van de ziel na de dood is?! Men houdt zich wel aan de wetten en het onderricht, maar meer terwille van de uiterlijke, burgerlijke orde dan om daardoor het eeuwige leven op een bepaalde manier met zekerheid te verkrijgen.
[6] Ik ben zoveel mogelijk toch nog een van degenen die redelijk trouw zijn aan de instellingen van Mozes, en ik ben wat betreft geestelijke zaken steeds het liefst en het meest met de belangrijkste wijze mensen van alle nationaliteiten omgegaan, en zij wisten uiteindelijk geen van allen over het betreffende onderwerp iets meer te zeggen dan ikzelf. De Romeinen zeggen, en met hen ook de Grieken: 'Dat is nu juist de noodlottige sluier van Isis, die tot op heden nog door geen sterveling is opgelicht! ' Ja, dat is heel mooi gezegd, en er zit ook veel waarheid in; maar daar hebben we jammer genoeg niets aan! Want een dode voelt, hoort en ziet niets meer, en wij, die nog aan dit leven knagen als wormen aan een verrot stuk hout, zien, horen en voelen van de gestorvene ook niets anders meer dan zijn dode, stinkende lichaam, dat weinige jaren later tot stof en as wordt. Dus, Heer en Meester, U, die het leven zelfbent volgens Uw leer, geef mij, en eigenlijk ons allen, daarover een duidelijke uitleg, wat ik U smeken mag! Want waarlijk, met de duistere gedachte aan de dood, aan het graf en aan de vernietiging wil ik niet graag nog een jaar leven!'
[7] IK zei: 'Ja, Mijn beste vriend,je vraag is heel goed gesteld, en er spreekt een menselijke behoefte uit van de eerste orde; maar om je daarover een dusdanige uitleg te geven dat je het eeuwige leven van je ziel door een overduidelijk klaar bewustzijn in je voelt, is een buitengewoon moeilijke zaak! Want kijk, Ik ben immers juist in deze wereld gekomen om de mens het besef van het eeuwige leven volledig te schenken als hij helemaal volgens Mijn leer leeft en handelt! Als een mens Mijn leer echter niet kent, of als hij die wel kent -er dan toch niet naar leeft, kan hij ook niet tot dit innerlijke levensbewustzijn komen, omdat Ik alleen de weg en de deur daarheen ben.
[8] Je ziet de bloesem aan de boom; maar van de groeiende vrucht zie je tijdens de bloeitijd weinig of niets. Pas wanneer de bloesem is afgevallen, wordt een heel klein vruchtbeginsel zichtbaar. Maar in de vrucht moet toch ook het zaad met de levenskiem groeien; waar is dat echter in dat eerste kleine vruchtbeginsel te ontdekken?! Alles lijkt er nog één en hetzelfde te zijn. Het vermogen ligt er al wel in, maar jij kunt het nog lang niet onderscheiden van alle andere levenloze delen, waarin geen levenskiem rijpt. Als de vrucht echter tot volle rijpheid komt, zul je gemakkelijk en zonder enige moeite de zaadkorrel ontdekken.
[9] En zie, vrijwel net zo is het met het volle, duidelijke levensbewustzijn van de ziel in de mens! Zolang de mens dat niet in zich heeft, is de ziel in haar lichaam nog niet zo levensrijp dat zij te onderscheiden is van het vlees. Zij is nog te veel en te nauw verbonden met het vlees en kan in zichzelf dan niet veel anders voelen en waarnemen dan het lot van haar lichaam, en zelfs de beste verklaringen kunnen aan een ziel die nog niet rijp is voor het leven het innerlijke, volledige, rijpe levensbewustzijn niet geven.
[10] Heeft een ziel echter door haar eigen werkzaamheid volgens Mijn leer de genoemde levensrijpheid bereikt, dan is ieder verder bewijs daarvoor helemaal overbodig. Of heb je er soms een bewijs voor nodig datje nu op een natuurlijke wijze in je lichaam leeft? Beslist niet, en je zou iedereen uitlachen, die van plan zou zijn je te bewijzen datje nu in je lichaam leeft, je beweegt en naar alle kanten bezig kunt zijn. Zou echter het meest overtuigende bewijs dat je nog leeft je iets helpen als je in diepe slaap verzonken was en niet in staat zou zijn om iets waar te nemen?!
[11] Kijk, ook ieder dier heeft een ziel, waarvan het bestaan ook geestelijk substantieel en dus onverwoestbaar moet zijn omdat het anders de ledematen van zijn lichaam niet kon laten bewegen! Maar probeer een dier eens uit te leggen wat zijn ziel is, en dat het alleen door zijn ziel leeft! Zou dat dier wel begrijpen wat je tegen hem zei? Beslist evenmin als dat een steen je verstaan zou hebben! Maar waarom begrijpt een dier dat niet, en waarom heeft het geen woorden om zijn gevoelens aan een ander schepsel mee te delen?
[12] Kijk, een dierenziel ligt noodzakelijkerwijs nog diep in haar vlees begraven en wordt buiten de behoeften van haar lichaam vrijwel niets gewaar! Als iemand een dier voor een heel eenvoudig werkje wil africhten, moet hij zich veel moeite getroosten om de dierenziel eerst in zoverre uit haar lichaam te wekken, dat het dier begrijpt wat de mens van hem wil.
[13] Geloof je echter dat er mensen zijn waarvan de ziel niet zo heel ver boven de dierenziel staat, ja daardoor vaak ogenschijnlijk zelfs overtroffen wordt? Wel, zulke zielen reeds aan deze zijde door woorden tot innerlijk levensbewustzijn proberen te brengen, zou totaal vergeefse inspanning en moeite zijn! Voor zulke mensen voldoet reeds het blinde en stille geloof dat hun ziel na de dood van het lichaam voortleeft en daar hetzij loon of straf te verwachten heeft, teneinde zich te voegen naar de een of andere wettige orde, zoals de os naar zijn juk. Al het verdere moet voor een andere levenstoestand bewaard worden.
[14] Een dier kan alleen door allerlei soorten pijnlijke tucht zo intelligent gemaakt worden dat het nuttige bezigheden verricht, -zo is het ook met een heel gewoon werelds mens wiens ziel alleen naar 'bevrediging van de lichamelijke behoeften streeft en behalve de mogelijkheid tot spreken vrijwel niets verheffends te bieden heeft dat uitgaat boven de dierenziel.'
«« 67 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.