De schuld van de magiërs

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 104 / 229 »»
[1] De hoofdmagiër zei: 'Ja, het begint mij nu een beetje te dagen; maar voortdurend komt de vraag bij mij op, waarom wij al deze verheven en goddelijk ware zaken met goedvinden van de enige, ware en beslist alwetende God niet reeds lang als een openbaring hebben gekregen. Sinds onheuglijke tijden smachten wij reeds in onze nacht en grote duisternis, en wij hebben hetgeen wij nu gevonden hebben, toch altijd gezocht. Wij zijn toch ook mensen, en hebben God onder de veelzeggende naam Delailama (schept en vernietigt) ook altijd aanbeden en vereerd en hebben de leer van Zorouasto niet aangenomen, en toch hebben wij als priesters nooit enige openbaring gekregen. En dat was dan ook de oorzaak, dat juist wij, priesters, alle geloof verloren hebben, hoewel wij het volk voortdurend vast lieten geloven. Wat was daarvan dan de eigenlijke reden? Lag er dan al van oudsher een zekere geheime vloek op ons, of waren wij, zonder dat te willen, daar zelf de schuld van, of was dat de schuld van ons klimaat?'
[2] Rafaël zei: 'Noch de een of andere oude vloek en evenmin jullie klimaat, maar enkel jullie zelf! Niet slechts éénmaal, maar heel vaak en vele keren zijn er bij jullie mensen gewekt om jullie er op te wijzen dat je je op de verkeerde weg bevond. Wat hebben jullie echter met die mensen gedaan? Jullie hebben ze als ketters van jullie domme leer verdoemd en als jullie ze te pakken konden krijgen was geen marteldood gruwelijk genoeg om hen als afschrikwekkend voorbeeld uit de wereld te helpen. De reden daarvoor lag in jullie onbegrensde hoogmoed en jullie onverzadigbare heerszucht.
[3] God, de Heer van de oneindigheid, had Zich aan jullie moeten openbaren, zodat jullie dan, als het jullie beliefde, het volk druppel voor druppel de openbaring hadden kunnen bijbrengen, dus in één uur nauwelijks zoveel als jullie in één ogenblik voor een vol millennium ontvangen hadden. Maar God was het daar helemaal niet mee eens en gaf jullie in plaats van het licht uit de hemelen de duisternis van de hel, waarin jullie je voor het allergrootste deel nog bevinden. En de schuld daarvan ligt bij niemand anders dan alleen bij jullie zelf!
[4] Want God is in Zijn oerwezen Zelf de hoogste en zuiverste liefde. Hij is in de allerhoogste graad vriendelijk, deemoedig en lankmoedig, en vol geduld, zachtmoedigheid en erbarming. Hij veracht alles wat maar op wereldse praal lijkt. De hoogmoed van de mensen is Hem een gruwel en de heerszucht is overal aanwezig in de hel, waarover jullie het volk ontzettend veel slechte dingen hebben voorgehouden; want ook in de hel wil iedere slechte geest heerser zijn, omdat de duivels in de hel zonder leugen, bedrog, hoogmoed en heerszucht niet kunnen bestaan en geen leven hebben. Vraag jezelf nu eens af of het bij jullie ooit anders was! Omdat het echter zo was, hoe had er bij jullie dan ooit een goddelijke openbaring plaats kunnen vinden?!
[5] Jullie meenden weliswaar in de wereldse blindheid van je goede leventje dat een God Zich, als het allerhoogste wezen, alleen maar zou kunnen openbaren aan de ingebeelde allerhoogste heersers van deze wereld; want de waarde van iemand uit het volk achten jullie veellager dan die van een dier. Maar daarmee vergisten jullie je deerlijk; want God is juist de deemoedigheid, de zachtmoedigheid, het geduld, de eeuwige liefde en de erbarming Zelf, en is altijd alleen maar diegenen toegedaan die net zo zijn als Hij Zelf van eeuwigheid was, en Zijn eeuwige, heilige spreuk luidt: 'Laat de kleinen en geringen tot Mij komen; want van hen is het hemelrijk, het rijk van de liefde, de wijsheid, de waarheid en het eeuwige leven!'
[6] En zie, dat hebben de geringsten uit het volk jullie nog vanaf de brandende houtstapels verkondigd, en jullie hebben hun daarvoor de mond met stenen dichtgeslagen, of, als zij zich nog in jullie handen in de kerkers bevonden, hebben jullie in plaats van naar hen te luisteren, hun tong met gloeiende tangen uit hun mond gescheurd! Zeg eens wat God dan nog meer voor jullie had moeten doen, als jullie onbegrensde heerszucht zo omging met diegenen die God voor jullie, blinden, had gewekt! Hoeveel duizenden werden er meer dan gruwelijk door jullie gemarteld, die, zoals gezegd, God voor jullie had gewekt, en jullie durven nog te vragen, hoe het komt dat jullie nu pas hier de Verborgene hebben gevonden, weliswaar tot nu toe nog maar ten dele!
[7] Lees je geschiedenis en je zult volkomen naar waarheid bevestigd vinden wat ik jullie nu heb gezegd! Maar zeg daarna: 'O grote God, vergeef het onze grenzeloze blindheid, dat wij altijd hels tegen U gezondigd hebben! Wij alleen zijn schuldig aan onze langdurige blindheid! Geef ons nu Uw licht, opdat wij U, o Heiligste, mogen vinden!', dan zal de Heer jullie zonden vergeven en genade voor recht laten gelden! - Hebben jullie mij goed begrepen?'
«« 104 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.