De hevige noordenwind, de bedoeling daarvan. De Dode Zee

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 110 / 229 »»
[1] Toen we de plaatsen van voorheen weer hadden ingenomen, begon er uit het noorden een vrij sterke koele wind te waaien, en Lazarus zei zachtjes tegen Mij: 'Heer, als de wind nog sterker wordt dan hij nu al is, zullen we gauw weer het huis in moeten!'
[2] Ik zei: 'Vriend, als Ik het niet wilde, waaide deze wind niet; maar omdat Ik het wil, waait deze wind nu, die Ik in Mij heb opgeroepen. En hij is ook goed, omdat Ik hem nu wil; want alles wat de Vader in Mij wil, is goed. Daarom hoeft niemand voor deze wind terug te schrikken omdat die wat koel is, en niemand hoeft bang te zijn dat hij ziek wordt. Dadelijk zul je merken en ook begrijpen, waarom Ik deze wind nu laat waaien.'
[3] Toen Ik dat tegen Lazarus gezegd had, nam de wind nog in kracht toe, en de Indiërs richtten zich tot Rafaël en zeiden: 'Luister eens, lieftallige en zeer machtige, wijze jongeman. Dat een mens volgens de leer die jij aan ons bekend gemaakt hebt - namelijk door het één worden met de zuivere levensgeest uit God - werkelijk wonderbaarlijk grote dingen kan doen door de kracht en de macht van zijn wil, als hij die met de goddelijke wil verenigt, vonden wij allen heel goed te begrijpen en overtuigend; maar zo nu en dan duiken er toch weer verschijnselen op in de grote natuur van de wereld, waartegen zelfs de volmaaktste mens met alle kracht van zijn wil tevergeefs de strijd aanbindt! Daar is deze vervelende wind meteen een voorbeeld van! Het komt ons voor dat de elementen merendeels stom zijn en zich niet in het minst iets aantrekken van wat wij nog zo krachtig willen.'
[4] Rafaël zei: 'Daarin vergissen jullie je heel erg! Als zelfs de hardste steen zich ogenblikkelijk moet onderwerpen aan de macht van de met God verenigde innerlijke wil, hoeveel te meer dan de lucht, die uit louter zielenspecifica bestaat en dus veel nauwer verbonden is met de innerlijke geest dan een grove materiële steen.
[5] Ik zeg jullie echter, dat deze wind, die jullie wat ongemakkelijk voorkomt, juist nu zo hevig is, omdat wij dat willen; waarom wij dat willen, zal uit het volgende wel blijken. Richten jullie je blik maar in de richting die de wind heeft, dan zullen jullie al gauw gaan inzien, waarom de wind steeds in hevigheid toeneemt!'
[6] Daarna richtten niet alleen de drie magiërs, maar alle aanwezigen hun ogen in de richting waarin de wind woei. Maar wat ontdekten zij al gauw in de omgeving van de Dode Zee, die niet zo erg ver van Jeruzalem ligt? Er stegen dikke rookwolken op, die de zuidelijke horizon bedekten en zo nu en dan werden vlammenzuilen zichtbaar, die echter steeds weer snel doofden.
[7] Toen de hoofdmagiër en zijn metgezellen dat ontdekte, zei hij tegen Rafaël: 'Wat is er aan de hand, en wat gebeurt daar? Is dat een plaats, misschien een stad die in brand staat?'
[8] Rafaël zei: 'O nee, m'n beste vrienden, er bevindt zich daar een vrij groot meer, dat hier door de joden de 'Dode Zee' wordt genoemd, omdat daarin en ook daarboven tot hoog in de atmosferische lucht geen dier ook maar een uur in leven kan blijven.
[9] Alle vissen en andere waterdieren gaan in het water van dat meer dood, evenals de vogels in de lucht erboven, zodat men ze dan ook maar hoogst zelden boven het meer ziet vliegen. ja, zelfs planten en gewassen van wat voor soort ook blijven noch op de bodem noch ergens aan de oevers voor langere tijd in leven; want onder dit meer bevindt zich een uitgestrekte en diep in het binnenste van de aarde gaande aardlaag, waarin grote opeenhopingen van zwavel en aardpek voorkomen, dat op bepaalde tijden ontbrandt en op sommige plaatsen - natuurlijk onder water -met groot geweld de bodem van het meer losscheurt, waarbij het vuur met geweld door en boven het water naar buiten breekt, maar al gauw weer moet doven, omdat het water in de opengereten spleet dringt en het verder branden van de zwavel en het pek belet. En al is zo'n scheur weer gedicht door het water of doordat hij zichzelf weer sluit, dan ontstaan er op een andere plaats weer nieuwe uitbarstingen, die natuurlijk op dezelfde wijze na korte tijd weer gedempt worden.
[10] Zodra het vuur onder het behoorlijk grote meer eenmaal actief wordt, blijft dit met grote hevigheid altijd enkele uren doorgaan; maar de nawerking, die gewoonlijk bestaat uit rook en damp, die voortdurend op een aantal plaatsen uit het meer opwelt, duurt in steeds afnemende mate vaak nog een aantal dagen en dan is het een mens niet geraden in die tijd, en zeker niet tegen de wind in, het meer te naderen, omdat de kwalijke lucht, die zich bij zulke gelegenheden boven het meer ontwikkelt, het natuurlijke leven van de mens en ook van ieder dier zou verstikken.
[11] En kijk, omdat de uitbarsting nu heel heftig is en de sterke giftige walm met de zuidelijke wind maar al te snel op ons toe zou komen en groot onheil zou aanrichten, heeft de almachtige wil van de enige, ware God de koude noordenwind laten komen, die rijk is aan levensstoffen en die ten eerste sterker wordt naarmate het vuur onder het meer merkbaar toeneemt en ten tweede de walm en de damp ver weg naar de woestijnen van Arabië drijft, waar hij niemand veel schade kan berokkenen, omdat daar, vooral in de wijde omtrek van het meer, niet licht enig levend wezen woont.
[12] Als jullie over wat er nu gezegd is dieper nadenken, zullen jullie de reden wel begrijpen waarom de koele noordenwind is gaan waaien en het hem niet toevalligerwijs vanzelf te binnen is geschoten om te komen, maar dat een heel wijze en zeer machtige wil hem dat bevolen heeft. Daaruit blijkt dus wel duidelijk, dat de met God vereende wil van een volmaakt levend mens ook over alle elementen kan gebieden, en dat deze zich daar naar moeten schikken.
[13] Zo kun je eveneens een blik op de wijsheid en op de wil van God werpen, als ik je laat zien dat dit gevaarlijke meer wel van verschillende kanten toevoer heeft, maar aan de oppervlakte van de aarde geen afvoer . En waarom is dat zo ? Omdat dit meer, zoals ook sommige andere van zulke meren op aarde, ten eerste zijn water nodig heeft om het vuur dat zich eronder bevindt, te temperen, en ten tweede, omdat een bovengrondse afvoer van het pure gifwater het land tot in de wijde omtrek onvruchtbaar en onbewoonbaar zou maken; en daarom draagt de liefde, wijsheid en wil van de ware God ook zorg over hetgeen de blinde mens niet merkt en niet merken kan.
[14] Maar wie de schepselen en de verdere inrichting van de wereld met de ogen van de geest beschouwt, zal ontdekken dat Gods wil overal heerst, en hij zal op die wijze gemakkelijk de grote, heilige Vader vinden, die de werelden, de mensen en de geesten ordent en hij zal de kracht van Gods almachtige wil in zichzelf kunnen beproeven. Dan zal hij geen reden meer hebben om te vragen of de met Gods wil vereende wil van een mens soms ook over de elementen kan gebieden. -Heb je dat allemaal goed begrepen?'
«« 110 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.