De goddelijke leiding van de mensen.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 151 / 229 »»
[1] (Rafaël): 'Maar jullie met je totaal verkeerde en van God volledig afgeweken tempelwezen zijn daar nog buitengewoon ver vanaf en je zult je daar nog steeds verder van verwijderen! Jullie hopen op een Messias voor deze wereld die jullie zal bevrijden van de door jullie meer dan alles gehate onderworpenheid aan de Romeinen en die van jullie weer een groot en gevreesd volk zal maken; maar zo'n Messias zal in der eeuwigheid nooit komen.
[2] De beloofde, ware Messias is echter in de persoon van de door jullie zo gehate Galileeër tot jullie gekomen en Hij wil bij jullie een geestelijk rijk op aarde stichten en jullie het verloren paradijs geven, dat bestaat uit de bij jullie totaal verloren gegane kennis van de enige, ware God en Zijn wil, wat oneindig veel hoger staat dan alle rijken en schatten der aarde; maar, dat willen jullie niet, en jullie achtervolgen de Heiligste van alle heiligheid in God en willen Hem zelfs vangen en doden.
[3] Oordeel nu zelf of je door die denk en handelwijze ooit de toestand van het ware volmaakte leven van een mens kunt bereiken! Spreek nu en geef me een goed antwoord!'
[4] Een Farizeeër zei: 'Ja, ja, je hebt werkelijk heel juist gesproken, en we zien nu de grote waarheid in, dat we ons door onze eigen schuld zo oneindig ver verwijderd hebben van het ware doel van het menselijk leven; maar we zien nu ook dat we op deze wijze zo goed als reddeloos verloren zijn. Want de tempel zal in zijn overgrote verblinding zijn instelling niet veranderen, en dus zijn we verloren, en de betekenis van de tekenen aan de hemel in de vorige nacht is ons nu pas echt helemaal duidelijk geworden.
[5] Wat ons vieren hier betreft, wij zullen ons met al onze krachten inspannen om die wegen te gaan bewandelen die jij ons gewezen hebt; maar van ons soort zijn er nog enkele duizenden, die nog veel erger en slechter zijn dan wij ooit waren en bij wie dit licht nooit ontstoken zal worden. Wat zal er van hen terecht komen als zij hardnekkig in hun slechtheid zullen volharden?'
[6] Rafaël zei: 'Jullie hebben de gelegenheid en dat zal nog korte tijd zo blijven. Wie vrijwillig zal komen, zal aangenomen worden; wie echter niet zal komen maar volhardt in zijn blindheid, zal te gronde gaan. Want niemand wordt de leer voor het verkrijgen van het innerlijke leven opgedrongen, want daar zou hij voor zijn zielook niets aan hebben. Het natuurlijke leven op deze aarde wordt de mens wel gegeven, -maar het innerlijke leven moet hij op eigen kracht verwerven.
[7] Ik zeg jullie: Het geheim en de behoefte aan het innerlijke volmaakte leven ligt in ieder mens zo dichtbij en duidelijk voor de hand, dat de zon op het helderste middaguur niet helderder zou kunnen schijnen! Maar uiteindelijk helpt dat toch niet veel bij de noodzakelijke vrijheid van de menselijke zielom zelf te beslissen, omdat de mens van nature traag en dus passief is, wat ook weer noodzakelijk is, omdat de mens anders geen gelegenheid zou hebben zichzelf tot leven te wekken, om op die manier volkomen zelfstandig meester over zijn ware leven te worden.
[8] Maar de meeste mensen van deze aarde laten zich uit hun zoete traagheidsslaap nog niet eens zo ver wakker schudden dat zij tenminste één keer mee konden maken hoe heerlijk en aangenaam de komende dag aanbreekt. Ze slapen liever tot halverwege de dag, en als zij dan toch eindelijk wakker geworden zijn, zijn ze pas echt geërgerd dat het al klaarlichte dag is en zij niet nog een tijdje heel rustig konden blijven slapen.
[9] Dan vraag ik in naam van de Heer: Met wie moetje dat soort mensen dan vergelijken? De dieren hebben hun tijd van rusten en slapen. Als zij ,wakker zijn, zijn zij op hun manier bezig, zoals de mieren en de bijen, en zorgen nauwgezet voor hun toekomst -want dat ligt in hun instinct -; maar de mens, die noodzakelijkerwijs een geheel vrije wil heeft, schept ondanks alle openbaringen genoegen in zijn traagheid en wil niet het licht, maar alleen de nacht en de volledige duisternis, zodat hij voortdurend des te behaaglijker zijn dood brengende slaap kan voortzetten..
[10] Wat kan God, die met Zijn almacht op het leven van een mens met, zoals bij de planten en dieren, kan en mag inwerken teneinde van het mensenleven dat volkomen vrij en volledig zelfstandig moet zijn geen gericht dieren of plantenleven te maken, anders doen dan wat zorgzame ouders, wie het geluk en welzijn van hun kinderen na aan het hart ligt, voor hun slaapzuchtige kinderen doen?
[11] Zij proberen de kleinen door middel van allerlei lawaai te wekken en als de kinderen het bed nog steeds niet willen verlaten, dan moeten zij - namelijk de ouders -een roede pakken en de kinderen die te slaapzuchtig zijn enige wat onaangename adviezen geven, die hun op een voor de hand liggende en doeltreffende wijze aangeven dat het al ruimschoots tijd is om op te staan en met het werk van de klaarlichte dag te beginnen.
[12] En kijk, datzelfde doet juist nu, zoals ook altijd, de Heer met de mensen! Keer op keer roept Hij hen door Zijn verlichte boden om op de reeds volkomen klaarlichte dag wakker te worden, maar de kinderen trekken zich niets aan van het geroep van de boden, bespotten hen zelfs, jagen hen het huis uit en doen hun zelfs kwaad. Dan komt de Vader Zelf en zegt luid: 'Maar kinderen het is al helemaal dag; sta op en begin met je gemakkelijke dagelijkse bezigheden!'
[13] Dan doen de kinderen, zoals de Israëlieten ten. tijde van Mozes, alsof zij ogenblikkelijk ontwaken en opstaan om hun lichte dagelijkse werkzaamheden te gaan verrichten. Maar als de Vader het slaapvertrek weer voor een korte poos verlaat, dan denken de kinderen niet meer aan Zijn oproep, maar slapen meteen weer in en slapen nog vaster dan eerst.
[14] De Vader zendt weer boden om te controleren of de kinderen al uit bed zijn; maar deze komen terug en zeggen: 'Vader, Uw kinderen zijn nu nog dieper in slaap dan ooit tevoren!' Dan zegt de Vader: '0, dat gaat niet! Daar moeten we ze vanaf brengen; want anders gaan ze allemaal te gronde. Nu moet de roede gebruikt worden!'
[15] Dan komt de Vader nogmaals Zelf met de roede. En kijk, een paar kinderen springen uit angst voor de roede toch uit het bed des doods, kleden zich aan en gaan nog helemaal slaapdronken aan hun dagelijks werk, en mopperen omdat de Vader hen met de roede wakker heeft gemaakt en aan het werk heeft gezet, maar het grootste deel van de kinderen laat de roede op zich neerkomen, ontsteekt in blinde woede, staat haastig op, stort zich dan op de Vader en wurgt Hem. Wat verdienen zulke kinderen dan?'
[16] De Farizeeën zeggen: 'O, wee zulke kinderen! De diep beledigde Vader zal ontzettend kwaad op hen worden en hen verstoten uit Zijn huis en nooit meer als Zijn kinderen erkennen. Ze zullen in den vreemde en in de wildernissen van de aarde als honden onder de onbarmhartige heidenen moeten ronddwalen en overal de miserabelste slavendiensten moeten verrichten. Wie zal zich dan over hen ontfermen?'
[17] Rafaël zei: : 'Alleen de Vader, indien zij berouwvol weer naar Hem terugkeren; maar degenen die niet willen terugkeren, zal de Vader heus niet op laten zoeken en tot terugkeer manen, maar zij worden net zo lang in de ellende gelaten tot deze hen zelf tot terugkeer zal dwingen.
[18] Maar jullie behoren nu tot die kinderen die zich toch nog, ook al was het met veel moeite van de kant van de Vader en onder veel gemopper van hun kant, op klaarlichte dag uit bed hebben laten jagen. Omdat jullie nu eenmaal uit bed zijn, ga er dan niet meer in, maar blijf op de dag van de Vader buiten op het veld, dan zal de Vader liefde voor jullie opvatten en je helpen bij het werk voor de vervolmaking van jullie leven; als jullie echter naar jullie oude bed terugkeren, dan zullen jullie overgeleverd worden aan de harteloze tuchtmeesters die heten: armoede, nood, ellendeblindheid, verlatenheid, pijn en vertwijfeling!
[19] Want de mens draagt de zeven geesten van God in zich, die het zaligste eeuwige leven in hem bereiden. Eveneens heeft hij de zeven geesten van de hel in zich die ik hiervoor genoemd heb. Die veroorzaken in hem onder hun voorwaarden de eeuwige dood en zijn kwellingen.
[20] Wat ik jullie nu gezegd heb, is eeuwige waarheid uit God. Als jullie je daarnaar richten, zullen jullie zonden je vergeven worden, en jullie zullen de vervolmaking van het leven van jullie ziel bereiken.'
«« 151 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.