Een Farizeeër zet zijn wereldbeschouwing uiteen

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 189 / 229 »»
[1] Een Farizeeër, die zichzelf voor een zeer wijs man hield, zei: 'Wel, door deze woorden van je, zie ik nu pas echt in, dat je staat te praten als een waanzinnige die van het ware wezen van God, van Zijn eindeloze wijsheid, macht en grootheid en van de wijze waarop Hij de omstandigheden van deze wereld en haar schepselen heeft ingericht, absoluut geen begrip heeft en ook niet kan hebben. Want kijk,je beweert dat het eeuwige leven van de ziel van een mens slechts afhangt van het volle geloof aan jou, aan je woord en aan je leer, en dat iedere ziel die dat niet doet -wat meestal het geval is, omdat zij buiten haar schuld niets van jou weet en ook niet kan weten -de eeuwige dood kan verwachten. Nu, dan ben jij en ook de God die jou in deze wereld heeft gezonden, het meest onwijze en onrechtvaardige almachtige wezen dat een verstandig mens zich maar kan voorstellen!
[2] Wat kunnen die mensen eraan doen, die honderden en duizenden jaren vóór ons geleefd hebben en onmogelijk ooit iets hebben kunnen horen over jouw leer, die als enige alle zielen tot leven strekt? Die arme mensen bevinden zich dus volgens jouw woord zonder uitzondering in de eeuwige dood!?
[3] En verder, -wat kunnen de talloze volkeren eraan doen die ergens op de grote aarde leven en voortbestaan en over duizend jaar misschien nog geen lettergreep van jouw leer gehoord zullen hebben?! Van die arme mensen moet men dus ook aannemen dat ze voor eeuwig dood zijn?!
[4] Dan zou jouw God met al zijn ondoorgrondelijk diepe wijsheid en goedheid met al hetgeen hij geschapen heeft, uiteindelijk de grootste vreugde en zijn grootste welbehagen beleven aan het feit dat hij al zijn schepselen, die hij zo uiterst wijs uitgerust heeft, na een kort bestaan weer doodt en totaal vernietigt!
[5] Waarom is er dan een Mozes gekomen en al die andere profeten? Waar waren die altijd moeilijk te houden wetten van Mozes dan goed voor? En waartoe dienden telkens die vele plagen die God over de joden en andere volkeren liet komen, als ze niet volgens Zijn geopenbaarde wil handelden en leefden?
[6] Ik bedoel: voor het verkrijgen van het eeuwige leven van de ziel na het verlaten van het lichaam zou welhaast ieder hondenleven goed genoeg zijn geweest. Waarom zou je daarvoor mensen opvoeden en geestelijk opleiden?! Voor het verkrijgen van de zekere eeuwige dood van de ziel van een mens na de dood van het lichaam heeft de mens niets anders nodig dan dat hij, evenals de dieren, zijn dagelijks eten heeft. Waarom zou je hem dan leren denken, oordelen en redeneren? Dat vergalt immers onmiskenbaar zijn miserabele bestaan! Alle nu helaas geestelijk gewekte mensen zouden zelfs alle kinderen onmiddellijk na hun geboorte moeten wurgen, opdat deze later wanneer ze volwassen, en denkende, van zichzelf bewuste mensen zijn, niet meer met allerlei zaken geplaagd worden en ook nooit meer hoeven te vrezen, dat ze het vaak toch zoet smakende leven uiteindelijk voor eeuwig moeten verliezen.
[7] Ik beken hier openlijk dat ik, volgens jouw leer, in geen enkel opzicht enige dank verschuldigd ben aan de door jou gepredikte God; hij heeft mij immers niet op deze wereld gezet voor een of ander blijvend geluk, maar alleen voor het grootste ongeluk, dat gedurende mijn hele leven bitter aanvoelt. Hoe eerder hij mij weer vernietigt, des te groter is de weldaad die hij mij bewijst!
[8] En eerlijk gezegd: een eeuwig leven van de ziel, dat ik bij wijze van uitzondering verkregen zou hebben door nu aan jou, aan je woord en je leer, te geloven, zou ik alleen al niet willen, omdat ik als eeuwig voortlevende ziel eraan zou moeten denken, dat scharen van mensen geheel onschuldig door jouw God voor eeuwig vernietigd zijn! Dan heb ik toch eindeloos veelliever een eeuwig niet-zijn dan een ellendig eeuwig zijn!
[9] Als je ook maar tot één gezonde gedachte in staat bent, zul je samen met je blinde leerlingen door mijn woorden inzien, dat jouw leer nog veel minder geschikt is voor het ware geluk van de mensen, dan de leer van de Sadduceeën, die hun leer in overeenstemming hebben gebracht met die van de Griekse wereldse filosoof Diogenes. Die leer is veel troostender voor alle mensen dan jouw leer, volgens welke men alleen door het geloof aan jou het eeuwige leven van de ziel kan bereiken. Werkelijk, voor die leer van jou zal nooit enig ware mensenvriend je dankbaar zijn! En nu moet al het volk in de tempel en ook buiten de tempeloordelen of ik ook maar één enkelonjuist woord tegen jou gesproken heb! -Antwoord me, als je dat kunt!'
«« 189 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.