Een nieuw plan van de tempeldienaren om de Heer gevangen te nemen

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 191 / 229 »»
[1] Door enkele spionnen die zich onder het volk verscholen hadden, kwam het de Farizeeën ter ore dat Ik het volk aldus onderwees. Deze beraadslaagden toen onder elkaar wat ze tegen Mij moesten ondernemen om Mij gevangen te nemen en te gronde te richten.
[2] Maar de meer gematigden zeiden: 'Jullie kunnen weliswaar doen watje wilt, maar wij kunnen jullie bij voorbaat verzekeren dat jullie niets tegen hem kunnen uitrichten. Want ten eerste heeft hij veel aanhangers onder het volk en ten tweede bezit hij een voor ons onbegrijpelijke tovermacht, waardoor alle krachten van de natuur en de geestenwereld hem schijnen te gehoorzamen. En ten derde is hij zo goed thuis in de schrift dat wij vergeleken met hem allemaal prutsers zijn; ten vierde staan de hooggeplaatste Romeinen aan zijn kant, want zij houden hem zeker voor een halfgod. Ook die oude, wonderlijke Egyptenaren, Perzen, Arabieren, Indiërs en nog andere oosterlingen heeft hij om zich heen en daarom zal het heel moeilijk worden om op succesvolle wijze iets tegen hem te ondernemen. En voor het geval jullie ons niet willen geloven moeten jullie naar buiten gaan om je zelfvan alles op de hoogte te stellen en je ervan te overtuigen!
[3] Zijn gisterenmiddag niet die twee uiterst betrouwbare Farizeeën naar Emmaüs gegaan met twee van onze slimste levieten? Waar zijn ze nu? Wij weten het niet. Eergisteren hebben we onze meest betrouwbare spionnen en achtervolgers er op uitgestuurd en erop aangedrongen dat ze ons nog voor de avond zouden melden wat ze te weten waren gekomen, maar tot op dit uur is nog niemand teruggekomen! Waar zijn ze gebleven? Hoe ontzettend hebben die verschijningen van eergisternacht ons in verlegenheid gebracht! Door wie kwam dat anders dan door hem en zijn handlangers?!
[4] Vandaag hebben drie opgaande zonnen ons en het hele volk in grote verwarring gebracht! Ook dat schijnt door hem veroorzaakt te zijn! Alles wat we elders over hem en zijn daden te weten zijn gekomen, lijkt door hem bevestigd te worden, en daarom is het vergeefse moeite wanneer we plannen maken om hem geweld aan te doen. Als hij ook maar de minste vrees voor ons had, zou hij het wel uit zijn hoofd laten om openlijk met zijn leer in de tempel op te treden; want hij weet even goed als wijzelf hoe streng wij tegen zulke mensen optreden. Dat is zo onze nuchtere mening; maar jullie kunnen vanwege de grote meerderheid van jullie stemmen, nog altijd doen wat jullie goeddunkt, wij zullen je niets in de weg leggen.
[5] Maar als we zoals altijd nuchter nadenken, geloven we het volgende: wanneer zijn zending misschien toch in 't geheim door God is verordend, zullen wij niet in staat zijn die tegen te houden; maar is ze slechts het werk van mensen, dan zal ze ook vanzelf weer in het stof der vergetelheid verdwijnen. Als ons woord nu niets tegen hem kan uitrichten, dan kunnen onze daden dat nog minder!'
[6] Een aartsfarizeeër van Kajafas' partij zei nu: 'Als het dan allemaal zo is als jullie nu welmenend naar voren hebben gebracht, wat kunnen we volgens jullie dan het beste doen? Want we kunnen deze dingen, die onze ondergang zullen bewerkstelligen, toch niet zomaar zonder in te grijpen laten gebeuren!'
[7] Daarop zei de gematigde: ' Als we hem in het bijzijn van het volk en de Romeinen niet door verstandige en goed uitgekiende vragen en woorden kunnen ontmaskeren en verdacht maken, zijn we zo goed als uitgepraat. Door daden zullen we hem absoluut geen schade kunnen toebrengen! Dat is onze vaste en goed gefundeerde mening.'
[8] Daarop zei de aartsfarizeeër: 'Dit advies klinkt goed en we kunnen inderdaad een poging wagen; want slimme, verstandige en goede redenaars hebben we nog genoeg, ofschoon we de laatste tijd al een flink aantal uiterst bekwame sprekers zijn kwijtgeraakt, wat we waarschijnlijk aan die beruchte Nazarener te danken hebben. Wie van ons denkt deze taak dan voor een grote beloning op zich te kunnen nemen?'
[9] Hierop namen een schriftgeleerde en een Farizeeër, die ook de Romeinse wetten goed kende, het woord en beiden zeiden: 'Laat ons deze taak uitvoeren, dan zullen we hem gauw en gemakkelijk gevangen kunnen nemen; want ons is nog niemand te slim af geweest!'
[10] De hele raad was het ermee eens en Kajafas zei met grote ernst: 'Goed, verkleden jullie je dan, opdat het volk je niet herkent! Ga door de grote volkspoort de tempel binnen en kwijt je goed van je taak, dan zal mijn en Gods welbehagen jullie ten deel vallen!'
[11] Nu verkleedden de beiden zich en gingen zoals Kajafas hun had opgedragen de tempel binnen, waar Ik het volk nog over de liefde tot God en de naaste onderwees. Maar de hogepriesters (oversten), Farizeeën en ook nog een paar schriftgeleerden vertrouwden het tweetal niet helemaal, verkleedden zich ook en gingen hen achterna de tempel in om zelf getuige te zijn, hoe die twee met Mij te werk zouden gaan; in de tempel voegden ze zich bij hen.
«« 191 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.