De verschijning van het oude en het nieuwe Jeruzalem

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 49 / 229 »»
[1] Toen allen nu hun ogen omhoog richtten, werd de hemel gloeiend en bloedrood gekleurd, en men zag de stad Jeruzalem tegen de gloeiende achtergrond, door Romeinse soldaten belegerd, en uit de poorten van de stad stroomde bloed. Spoedig daarop stond de stad in lichter laaie en waar men ook keek, overal zag men dikke rookwolken. Kort daarna zag men geen stad meer, maar alleen nog een rokende puinhoop. Tenslotte verdween ook deze, waarna men een onvruchtbare woestenij zag, waarop wilde horden hun woonplaats bouwden. Daarna verdween dit visioen en hoorde men uit de stad een enorm angstgeschreeuw; Nikodemus dacht dat er nu in de stad kennelijk oproer uitbrak.
[2] Maar Ik stelde hem gerust en zei: ' Zover is het nog niet; maar vanaf nu over veertig a vijftig jaar zal dat in dit land wel gebeuren en wordt deze stad volledig vernietigd, omdat zij de tijd van haar zeer genadige beproeving niet heeft willen zien. Maar wacht nu nog op het laatste! Pas daarna zullen we naar binnen gaan en er met elkaar over spreken. Let nu verder nog op wat jullie zullen zien!'
[3] Na deze aanwijzing van Mij keken allen weer naar het firmament, en de lichtzuil daalde nogmaals uit de hoogte neer op aarde, maar niet meer op de plaats waar zij eerder uit twaalf aparte zuilen ontstond, maar helemaal aan de andere kant in het westen, en verspreidde nog veel meer licht dan voorheen. Spoedig daarna verdeelde zij zich, nu niet meer in twaalf zuilen, maar in talloos vele delen, waaruit zich een heel grote stad vormde, met muren die uit de twaalf voornaamste edelsteensoorten bestonden, die naar alle kanten een zeer veelsoortig licht uitstraalden. En er werden twaalf poorten zichtbaar, waardoor talloos vele mensen uit alle delen van de aarde gelukzalig in en uit liepen.
[4] Boven de stad hoog in de lucht stond, als in robijnen en smaragden letters, een oud Hebreeuwse tekst, waarvan de woorden als volgt luidden: 'Dit is de nieuwe stad van God, het nieuwe Jeruzalem, dat eens uit de hemelen zal neerdalen naar de mensen die rein van hart en van goede wil zullen zijn: daarin zullen zij eeuwig met God wonen en Zijn naam loven en prijzen. Deze tekst, evenals het hele verschijnsel was echter alleen maar zichtbaar voor degenen die bij Mij op de berg waren, en verder voor niemand in het hele land.
[5] Nadat alle aanwezigen in jubelend gejuich waren uitgebarsten en Mij hardop wilden aanbidden, verdween het verschijnsel; en Ik zei allen, dat ze God in de stilte van hun hart moesten aanbidden en niet met luide, lawaaierige woorden zoals de Farizeeën, wat voor God geen waarde heeft. Toen lieten zij dat na en hielden in de stilte van hun hart hun beschouwingen.
[6] Na een klein poosje zei Ik: 'Het is nu middernacht geworden, laten we in huis gaan om daar wat brood en wijn tot ons te nemen. Daarna zal Ik jullie in het kort de verschijnselen uitleggen die hebben plaatsgevonden.'
[7] Na Mijn woorden ging iedereen het huis binnen, waar de grote eetzaal nog heel goed verlicht was.
[8] Toen wij al gauw weer in goede orde in de zaal aan onze tafels zaten en Lazarus en Nikodemus naast Mij plaatsnamen, werd er aan alle tafels overvloedig wijn en brood gebracht en Ik raadde allen aan een kleine versterking tot zich te nemen. Allen namen nu brood en wijn en aten en dronken welgemoed.
[9] Nadat wij ons gesterkt hadden, bekeek onze Nikodemus de verschillende gasten aan de tafels wat beter, zag de zeven tempeldienaren, die met de slavenhandelaren aan een kleinere tafel zaten en zei wat verlegen tegen Mij: 'Heer, daar zie ik tempelpriesters, die ik maar al te goed ken! Hoe komen die hier? Zullen die ons niet verraden? Kan men hen wel vertrouwen?'
[10] Ik zei: 'Vriend, degenen die eenmaal bij Mij zijn, hebben met de tempel daar beneden niets meer van doen! Zij werden door de tempel vermomd hierheen gezonden om Mij en Mijn doen en laten na te gaan, maar zij herkenden de waarheid en hebben de tempel voor altijd verlaten. Over een paar dagen zullen zij, samen met nog een aantal anderen, met die hoge Romeinen daar, naar Rome reizen en daar onderdak vinden, je hoeft dus van niemand te vrezen dat hij je misschien zou verraden omdat je hier bent; daarom kun je nu wel volkomen gerust zijn.'
[11] Nikodemus bedankte Mij voor deze uitleg, pakte nog een stuk brood, at het onbezorgd op en nam daarna de beker met wijn en dronk hem helemaal leeg.
[12] Nadat Nikodemus zich ook geheel gesterkt had, zei hij tegen Mij: 'Heer en Meester, omdat alles nu rustig is en U beloofd heeft ons in het kort een licht te geven over de verschijnselen die zich vandaag op wonderbaarlijke wijze hebben voorgedaan, zou ik U willen vragen om nu Uw belofte te vervullen!'
[13] Ik zei: 'Dat zal Ik ook doen, maar als Ik daarover uitgesproken ben, moet je Me er verder niets meer over vragen, maar dan moet ieder bij zichzelf over het gehoorde nadenken, dan zal dat voor zijn ziel nuttiger zijn dan langdurig gevraag! Luister dus!'
«« 49 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.