De Grieken op weg naar de enig ware God

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 60 / 229 »»
[1] De Griek zei: 'Ja, nu wel, - en ik moet openlijk toegeven dat dit werkelijk een goddelijk prachtige instelling is! Maar nu we toch aan het praten zijn, zouden we jullie, ware godmensen, nog om opheldering willen vragen wat die nachtelijke lichtverschijnselen toch te betekenen kunnen hebben. Daarover heerst in de stad vandaag nog grote opwinding, en de meeste vreemde kooplieden hebben vannacht al met hun voorraad goederen de stad verlaten, omdat zij niet konden weten wat dit verschijnsel in de komende tijd eventueel voor gevolgen zou kunnen hebben. Bovendien koopt niemand iets, en wacht iedereen vol angst op de verschrikkelijke dingen die -vooral naar aanleiding van het tweede verschijnsel over deze stad en over het hele joodse land kunnen losbarsten. Ja, ook wij zouden er allang vandoor zijn gegaan, als wij jullie gisteren niet nader hadden leren kennen. Maar wij dachten aan jullie en troostten ons met de gedachte dat wij vandaag beslist een bevredigende opheldering van jullie zouden krijgen. En zodoende vragen wij jullie daarom!
[2] De engel zei: 'Kijk naar ons en naar alle andere mensen die hier zijn, dan zullen jullie nergens enige angst of opwinding zien! En waarom niet? Omdat wij maar al te goed weten wat dit verschijnsel betekent. En wij weten dat omdat wij in het licht van God helderziend zijn; die daar beneden zijn echter blind, en daarom zien en begrijpen zij niets, en hun grote angst is daarom ook een heel terechte tuchtiging voor hun eigenzinnige blindheid en slechtheid.
[3] De verschijnselen betekenen voor de goeden alleen maar goede dingen, voor de kwaden echter ook kwade dingen, en dus hebben volgens de verschijnselen de goeden het goede te verwachten en kunnen daarbij gemakkelijk welgemoed en opgewekt zijn. Worden jullie nu ook goede mensen volgens de leer die ik jullie vandaag gegeven heb, dan zullen ook jullie hier en aan gene zijde alleen maar goede dingen te verwachten hebben! Als jullie dat goed begrepen hebben, dan kunnen jullie ook nu al blijmoedig en verheugd zijn en meer hebben jullie voorlopig niet nodig; want wat ik jullie hier zei, is volkomen waar.'
[4] De woordvoerder zei: 'Beminnelijke en tevens wijze jonge vriend! Wij allen danken u bij monde van mij, want u en de vriendelijke waard, die waarschijnlijk uw vader of anders een van uw naaste verwanten is, hebt ons gisteravond beloofd om ons vandaag nader bekend te maken met de enig ware God, en dat hebben jullie nu ook gedaan, waarover wij dan ook heel blij zijn, en waarvoor wij jullie nogmaals van ganser harte danken; wij beloven jullie ook met de hand op ons hart dat wij deze leer zo nauwkeurig mogelijk zullen navolgen.
[5] Maar nu hebben we nog een vraag en daarna zullen we heel rustig weggaan. Daar beneden hebben jullie toch een tempel waarin, zoals wij gehoord hebben, de enige, alleen ware God der joden vereerd wordt. Wat is er met die God? Is daar ook iets van waar? Is dat dezelfde God die u ons nu beter hebt doen leren kennen, of is het ook maar zo'n dode afgod, waar wij er ook meer dan genoeg van hebben?'
[6] Rafaël zei: 'Eens werd in deze tempel de enig ware God vereerd en Zijn geboden werden daar aan de mensen gepredikt, en degenen die zich er niet aan hielden, werd door Gods leraren te verstaan gegeven, dat zij hun leven moesten beteren en boete doen en zich weer tot God moesten wenden, van wie zij zich door hun zonden hadden afgekeerd. Daarop deden de zondaars dat, en Gods genade en liefde keerde weer in hen terug; zij die het niet deden, werden door God gestraft, doordat zij Zijn genade moesten ontberen - vaak hun leven lang. Zij moesten veel lijden doorstaan, en als tenslotte de dood kwam, hadden ze geen troost en stierven onder grote pijn, in grote angst en onder grote verschrikkingen. Zij die Gods geboden hielden, verloren Gods genade nooit, hadden altijd een gezond en blij leven in God, en de lichamelijke dood had voor hen niets pijnlijks; angst noch verschrikkingen gingen daarmee gepaard.
[7] Maar zoals het toen was, is het nu niet meer. De godsdienstleraren zijn puur wereldse mensen geworden. Zij hebben de naam van de enige, ware God nog wel in hun mond, maar in hun hart hebben zij geen vonkje geloof in Hem en ook geen sprankje liefde tot Hem, en daarom zijn zij nu evenals hun tempel één en al duistere goddeloosheid. Daarom heeft God hun in deze nacht ook aangekondigd wat zij wegens hun algehele goddeloosheid te verwachten hebben. En daarom heb ik jullie voorheen gezegd dat van deze verschijnselen de goede mensen slechts het goede en de slechte en goddeloze mensen alleen maar het kwade te verwachten hebben.
[8] Daar beneden leven, net als in het hele land, weliswaar mensen die volgens hun geboorte ook joden zijn, maar in hun geloof en levenswandel zijn zij erger dan de meest verstokte heidenen, en daarom zal alle genade en alle levenslicht van God van hen weggenomen en aan de heidenen gegeven worden. Daarom vertelde ik jullie nu ook al het een en ander over de enig ware God, en jullie mogen ook thuis aan jullie familieleden en vrienden vertellen wat jullie gehoord en gezien hebben. Over enkele jaren zullen door ons boden naar jullie gezonden worden, die jullie uitgebreid met de meest duidelijke en krachtige waarheden uit God bekend zullen maken.
[9] En omdat jullie dit nu van mij, als bode van God, gehoord hebben, kunnen jullie nu ook in naam van de ene, alleen ware God in vrede naar je land trekken, en mocht jullie op zee een storm overvallen, roep dan de enig ware God om hulp aan, dan zal de storm weldra gaan liggen en zullen jullie op de hele verdere reis geen ongemakken meer te verduren hebben! En dat moet ook voor jullie een teken zijn dat de alleen :vare, enige God met de macht en de kracht van Zijn geest overal aanwezig is als Heer over de hele natuur en over alle elementen en dat alle natuurkrachten onder de macht van Zijn almachtige wil staan.'
[10] Toen bedankten de Grieken de engel zeer voor deze raad en voor de belofte.
[11] Maar voordat zij zich nog voor de verdere reis klaarmaakten, vroeg de woordvoerder: 'Beste jonge vriend, vol van Gods kracht! Zal de ene, enig ware God, die Zich beslist hier ergens temidden van u bevindt in de persoon van een mens zoals u, er ook wel enigszins op letten, als wij ver van de oevers van enig land midden op de grote zee door boze stormen in nood verkeren?'
[12] De engel zei: 'Als ik dat al weet, hoeveel te meer dan de allerhoogste geest van God! Zie, ik, die nu als jood voor je sta, ben als deze persoon weliswaar nog nooit in Athene geweest, waar jullie wonen, en toch weet ik in mijn geest alles wat er zich in die hele grote stad bevindt, en alles wat er zich met name in jouw huis bevindt en wat daar op ieder ogenblik gebeurt! Geloof je dat van mij?'
[13] De Griek zei een beetje verlegen: 'O, ja, ik wil wel geloven dat u dat krachtens uw innerlijke, wonderbaarlijke kracht allemaal kunt weten, maar onder mijn grote huis bevindt zich. ..,
[14] De engel vulde aan: '... een catacombe, en daarin bewaar je veel goud, zilver en edelstenen, die jouw moedige en slimme kapers zeven jaar geleden van een Romeins handelsschip hebben afgenomen. Volgens onze wet zou zo'n daad een grote zonde voor God zijn, want je zult je naaste niets aandoen waarvan je zeker nooit zult willen dat jouw naaste het jou zou aandoen! Maar toen kende je onze goddelijke wet nog niet en je bracht voor de goed geslaagde beroving aan je god Mercurius een offer, en je kon niet tegen onze goddelijke wet zondigen, omdat die je volkomen onbekend was.
[15] Maar in het vervolg moet jij, zoals ook jullie allen, je niet meer met dit soort praktijken bezig houden, want als jullie dat nu weer zouden doen, dan zou de genade van de enig ware God jullie nooit ten deel vallen. Bovendien moeten jullie je toch ook aan de wijze staatswetten van Rome houden, die roof en diefstal ten strengste verbieden. Als jullie je zullen houden aan de Romeinse staatswetten, zullen jullie ook niet gemakkelijk tegen de wetten van God zondigen. -Begrijp je dat?'
[16] De Griek zei: 'Ik zie nu wel dat aan jullie, ware kinderen van de enige, echte God, niets onbekend is en als ik toen met uw zuiver goddelijke wetten even bekend zou zijn geweest als nu, dan zou zo'n beroving ook nooit hebben plaatsgevonden, zoals die ook nooit weer zal worden begaan. Omdat echter geen mens op deze aarde het eenmaal gebeurde ongedaan kan maken, vraag ik u nu wat ik met de geroofde schatten moet doen.'
[17] De engel zei: 'Degene van wie je de schatten geroofd hebt, is veel rijker dan jij, hij heeft deze schatten dus niet nodig; maar jullie hebben een groot aantal armen in jullie land die je kunt helpen. Want God de Heer zegt: 'Wat jullie aan de armen doen, dat hebben jullie aan Mij gedaan, en Ik zal het jullie reeds hier vergelden en honderdvoudig in Mijn rijk! ' Maak jullie overtollige schatten dus te gelde en help de armen die je kent, dan zullen jullie daardoor je zonden voor God en de mensen verzoenen! - En nu kunnen jullie in vrede van hier weggaan!'
[18] Toen bedankten de Grieken nog een keer en maakten aanstalten om te vertrekken.
«« 60 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.