Over de doodsstraf

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 94 / 229 »»
[1] Toen zei Agricola: 'Heer en Meester! Uw buitengewoon ware, heilige woorden heb ik nu diep in mijn hart gegrift, en zelf zal ik er zoveel mogelijk naar handelen; maar toch vraag ik U of men de doodsstraf wel in alle gevallen moet opheffen.'
[2] Ik zei: 'O vriend, ik weet wel watje Me nu wilt zeggen! Kijk, je hebt van één van Mijn leerlingen gehoord dat ook Ikzelf een jaar geleden in de omgeving van Caesarea Philippi aan het meer van Galilea een soort standrecht heb toegepast op een aantal oerslechte gerechtsdienaren die naar Mij speurden, en daarom heb je Mij die vraag gesteld!
[3] Ja, Ik zeg je: Als je net zoals Ik aan een misdadiger kunt zien dat hij als mens in het lichaam reeds een volmaakte duivel is, zoals Mozes dat ook door Mijn geest kon zien, spreek dan maar meteen de doodsstraf over hem uit; maar als je dat niet zoals Ik en Mozes kunt zien, dan moet je niet te snel zijn met de doodsstraf!
[4] Wel komt Mij van eeuwigheid het recht toe het hele menselijk geslacht wat het lichaam betreft te doden, en Ik ben zodoende altijd scherprechter van alle stoffelijke schepselen in de hele eeuwige oneindigheid; maar wat Ik naar de materie dood, maak Ik geestelijk weer voor eeuwig levend.
[5] Zodra jij dat ook kunt, kun je wie je wilt en kunt, op het juiste moment doden; maar omdat jij dat niet kunt, moet je ook niet doden, behalve in uiterste noodzaak, bijvoorbeeld in een verdedigingsoorlog of in een door God bevolen strafoorlog tegen onverbeterlijke, slechte volkeren, of ook in geval van noodweer tegen een boosaardige moordenaar of struikrover. In alle andere gevallen mag je niet doden of laten doden zolang je in jezelf niet Mijn volle licht hebt! -Heb je dat goed begrepen?'
[6] Agricola zei: 'Ik dank U, Heer en Meester! Dat is me nu ook weer helemaal duidelijk, en ik zal mij er als rechter zo goed mogelijk aan houden, hoewel ik de keizer zelf niets voor kan schrijven, maar af en toe wil hij onder vier ogen wel goede raad aannemen.'
[7] Ik zei: 'Dat kun je wel doen, hoewel je daarmee niet veel zult bereiken. In Rome hebben jullie weliswaar een aantal uitstekende wetten, maar daarnaast een groot aantal slechte, verkeerde gebruiken, naast welke iets wat goed en waar is vrijwel nooit volledig wortel kan schieten.
[8] Ik zeg je: Rome is en blijft Babel, een wereldhoer, ondanks alle bezoekingen die over haar zullen komen, hoewel er in haar ook heel veel ijverige volgelingen van Mijn leer zullen zijn.
[9] Jullie hebben weliswaar op roof, moord en doodslag en nog op sommige andere misdaden de doodstraf gesteld; maar bij jullie grote feestgelagen moesten ter vergroting van jullie genoegen bepaalde gladiatoren op leven en dood strijden, en de overwinnaar werd dan geëerd. Kijk, dat is slecht en strekt geen volk tot zegen! Ook houden jullie allerlei gevechten met wilde dieren, waarbij mensen heel vaak op gruwelijke wijze hun leven moeten verliezen, en toch vinden jullie dat zeer vermakelijk! En kijk, ook dat is een groot kwaad! Daarop rust vrijwel nooit een zegen van boven; en als die ontbreekt, heeft geen staat en geen volk een vast en duurzaam bestaan, dat kun je beslist van Mij aannemen.
[10] Als je er echter iets aan kunt en wilt doen, draag er dan toe bij dat dergelijke dingen, die voor jullie stad en jullie grote rijk erg kwalijk zijn, verhinderd worden, en dat in ieder geval jullie, die nu ziende zijn geworden, daaraan niet deelnemen, en nog minder deze jeugd, die je mee naar Rome zult nemen, dan zul je je altijd en overal in Mijn zegen kunnen verheugen.
[11] Ik heb jullie allen alleen de twee geboden der liefde gegeven, die jullie getrouw in acht moeten nemen; maar om deze geboden te houden, mag men geen behagen scheppen in die wilde gevechten.
[12] Want in het hart van iemand die onverschillig kan toezien wanneer een mens of ook een dier ellendig omkomt, is weinig liefde te vinden. Waar ware en levende liefde aanwezig is, bevindt zich ook echt medelijden en ware ontferming. Hoe kan iemand die zich verlustigt in het pijnlijke sterven van zijn medemens naastenliefde hebben? Weg daarom met alles wat onwaardig is voor het hart van een goed mens!
[13] Als je je naaste ziet huilen, moetje niet lachen; want als je lacht, geef je hem te verstaan dat zijn pijn je totaal onverschillig laat en ook je lijdende medemens, die toch je broeder is.
[14] Als je broeder echter vrolijk is en zich verheugt over zijn geluk, gun hem dan de korte vreugde over zijn geringe aardse geluk! Mopper niet, maar wees blij met hem, dan wordt je hart daardoor niet slechter, maar alleen edeler!
[15] Als je een hongerig mens ziet, terwijl jij meer dan genoeg hebt, denk dan niet dat de hongerige zich wel even behaaglijk voelt als jij met je volle buik, maar bedenk dat hij erg hongerig is en geef hem te eten, dan zul je daarna een grote tevredenheid in je hart voelen, die je nog veel behaaglijker zal voorkomen dan je volle buik; want een vol hart maakt de mens heel wat gelukkiger dan een volle buik.
[16] Als je een zak vol goud en zilver bij je draagt, terwijl je thuis nog veel meer bezit, en je komt een arme man tegen die je groet en met je wil praten, kijk dan niet de andere kant op en laat hem niet op de een of andere wijze voelen dat jij rijk bent en hij arm is, maar wees vriendelijk tegen hem en help hem met veel vreugde uit de nood! Als je dat doet, zal je hart vervuld zijn van blijdschap, dan zal de arme voor altijd een vriend van je blijven en je ware vriendelijkheid nooit vergeten.
[17] Ware naastenliefde is derhalve, dat men voor zijn naaste al datgene doet waarvan men redelijkerwijs kan wensen dat hij het ook voor een ander doet.
[18] Als een arm kind je om iets vraagt, wijs het dan niet af, maar zegen het en verkwik zijn hart, dan zul ook jij eens in de hemel door Mijn engelen verkwikt worden! Want dan zegje met Mij: Laat de kleinen allen tot mij komen en verhinder ze dat niet; want van hen is immers het hemelrijk! Waarlijk, dat zeg Ik jullie allen: Als jullie in je hart niet worden als kinderen, dan zullen jullie niet in Mijn rijk komen! Want Ik zeg jullie, dat het hemelrijk vóór alles juist van hen is.
[19] Ik weet echter dat bij jullie het slechte gebruik bestaat om zeer arme kinderen in het geheim vaak vreselijk te martelen, zodat tengevolge van dat martelen een kwaadaardig, giftig speeksel uit hun mond begint te stromen, waaruit die verdorven priesters en magiërs van jullie een gevaarlijk gif bereiden. En vriend, dat gebeurt in Rome nog heden ten dage! Waar zulke gruwelen nog geheel koelbloedig begaan kunnen worden, daar is de volledige hel nog erg actief, en van Mijn genade is daar weinig te bespeuren. Wijze en rechtvaardige rechters zouden daarom reeds lang tegen zo'n ten hemel schreiend kwaad met grote vastberadenheid hebben moeten optreden; maar in dit opzicht is er nog maar weinig of niets gebeurd.
[20] Ik zeg jullie: Ik zal degene die zo'n misdaad aan dieren zou begaan, met toornige ogen aanzien; want ook dieren zijn Mijn schepselen en hebben leven en gevoel, en een verstandig mens moet zijn kwade wil niet op hen botvieren. Maar hoe eindeloos veel hoger staat zelfs het armste kind dan alle dieren der aarde! Wie zich dus zo aan een kind vergrijpt, is een duivel en is vervloekt!
[21] Ik zou je nog heel wat van zulke slechte Romeinse gewoonten kunnen noemen, die jullie niet onbekend zijn en die bij jullie tegen betaling van een bepaalde schatting heimelijk geduld worden; maar het is jullie taak om dergelijke meer dan goddeloze misbruiken af te schaffen. Als je dat ernstig wilt, zal het jullie nooit of te nimmer aan hulp van Mij ontbreken. Maar eerst moetje dat zélfheel serieus willen; want Mijn wil loopt op deze aarde, zoals ik jullie al voldoende heb uitgelegd, nooit vooruit op die van een mens, behalve bij een gericht, waaraan echter altijd vele waarschuwingen vooraf gaan. Het zal bij jullie wel veel strijd kosten; maar een goede zaak is ook altijd een ernstige strijd waard. - Heb je Mij helemaal begrepen?'
[22] Agricola zei: 'Ja, Heer en Meester, ik heb het goed begrepen, en helaas is het meestal zo, als U, o Heer, dat zojuist beschreven heeft; maar wij betere Romeinen hebben het al heel lang in hoge mate afgekeurd en het in bedekte termen de priesters verboden, en vooral die geheime en kwalijke bereiding van gif Maar ondanks dat komen er nog steeds dergelijke gevallen voor, en men kan maar weinig tegen onze priesters ondernemen, omdat het gewone volk op hun hand is en zij het, wanneer zij dat willen, gemakkelijk tegen de keizer en ook tegen ons kunnen opruien.
[23] Ja, onze stieren en dierengevechten zijn gemakkelijker af te schaffen, en de gladiatorengevechten, die bij de oude Romeinen nog erg in zwang zijn, nemen bij ons al heel sterk af, omdat niemand zich meer zo gemakkelijk voor die gevechten wil lenen. Wel vindt zoiets nog vaak bij grote feestmaaltijden plaats, maar meer pro forma dan op de oude gruwelijke manier. Alleen de stierengevechten bestaan nog en zijn een favoriet schouwspel van de Romeinen; maar wij zullen er alles aan doen om er voorshands voor te zorgen dat ze ten minste minder vaak plaatsvinden en in plaats daarvan moeten andere zaken komen die de zeden verbeteren.
[24] Dat zulke oude misstanden en misbruiken niet ineens als een gordiaanse knoop met één slag doorgehakt kunnen worden, en dat voor het schoonmaken van een ware Augiasstal de kracht van een Hercules nodig is, is wel zeker. Hoewel wij Romeinen nu echter ook geen Herculessen en Alexanders meer zijn, zullen wij mettertijd toch nog wel wat tot stand brengen. Aan ernst en vastberadenheid zal het niet ontbreken.'
[25] Deze belofte gaven ook de andere Romeinen, en Ik zei: 'Dat is goed, en waar jullie werkelijk in Mijn naam bijeen zullen komen, zal Ik in de geest bij jullie zijn en jullie al het goede en ware helpen uitvoeren! Maar wat Ik jullie zeg, is en blijft eeuwig waar; want waarlijk, waarlijk, Ik zeg jullie: Hemel en aarde zullen vergaan, maar Mijn woorden en hun vervulling nooit in der eeuwigheid! Handel daarom allen altijd in Mijn naam, dan zal Ik jullie altijd helpen en jullie het eeuwige leven geven!'
[26] Nadat Ik dat gezegd had, dankten allen Mij voor deze troostvolle belofte, hieven toen hun volle bekers en dronken op het toekomstige heil van alle mensen en hun kinderen.
«« 94 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.