De betekenis van de leer van de Heer

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 108 / 220 »»
[1] Allen bedankten Mij en zeiden dat ze het goed hadden begrepen, en onze Marcus, en met hem ook de andere Romeinen, zei nog in het bijzonder: 'Heer en Meester! Nu beginnen ik en mijn metgezellen steeds helderder in te zien, dat er om God juist te leren kennen en onwankelbaar levend in Hem te geloven een juiste kennis van de aarde en al datgene wat erop en erin is en zichtbare vorm aanneemt, absoluut noodzakelijk is; want daardoor begrijpt men pas dat deze aarde en alles wat erop is een zeer wijze en almachtige en zodoende ook zeer goede grondlegger en schepper gehad moet hebben, omdat een blinde macht, die zich van zichzelf niet eens bewust is en die wij heidenen 'fatum'* (Latijn voor: 'noodlot', 'onafwendbaar lot'.) noemen, op de aarde en in ieder afzonderlijk schepsel alles onmogelijk zo wijs en doelmatig ingericht zou hebben.
[2] In de juiste kennis van de natuur en haar uiterst wijs geordende krachten is dus al een onomstotelijk bewijs gelegen van het bestaan van een eeuwige en hoogst wijze, almachtige en buitengewoon goede God en Schepper van alle dingen en alle wezens. En als dit bewijs eenmaal bestaat en onomstotelijk is vastgesteld, is het volledig ware geloof in een God toch een vanzelfsprekende en uitgemaakte zaak.
[3] Wanneer daar dan bovendien nog Uw leer over het voortleven van de ziel na de dood van het lichaam en over het ware, innerlijke en levende rijk Gods bij komt, en de mens kennis verkrijgt over wat hij is en waarom hij er is en hoe hij moet leven en handelen om het kindschap van God te bereiken, dan zal hij dat ook beslist doen, en dat te meer omdat hij tevens door Uw leer te weten komt welk lot hij na de dood van het lichaam te verwachten heeft, als hij in zijn dwalingen en kwaadaardigheden blijft.
[4] Heer en Meester, ik spreek hier niet als jood, maar als zeer ervaren heiden, en zeg: Uw leer over het rijk Gods en over de enig ware en eeuwige bestemming van de mens is onmiskenbaar het hoogste, zuiverste en waarste en tegelijkertijd ook het meest overtuigend begrijpelijke, wat de mensen ooit als leer over God en over hun bestemming hebben gehoord, en voor ons is die nu des te beter te begrijpen en te geloven, omdat wij het onuitsprekelijke geluk hebben om haar uit Uw goddelijke mond te horen; want wij zien U, horen U en kunnen en mogen met U, de enig ware God en Heer van eeuwigheid, over de meest verschillende dingen en omstandigheden spreken.
[5] Wij voor onszelf hebben echt geen ander bewijs nodig voor het werkelijke bestaan van een God dan alleen Uzelf; maar wij zijn maar met ons tienen, aan wie het onbeschrijfelijke geluk en de eeuwig onverdiende genade ten deel is gevallen om in U de eeuwige Heer van alle hemelen, alle werelden en al het leven gevonden te hebben:
[6] U zult niet persoonlijk met ons meegaan naar Europa en naar Rome om U daar net als hier door woorden en daden te openbaren, opdat alle heidenen U zouden erkennen en in U zouden geloven, maar wij alleen zullen U aan hen verkondigen en zijn er ook bij voorbaat al van overtuigd dat ons werk en onze inspanning niet vruchteloos zullen zijn. Maar onze stamgenoten thuis zijn heel kritische mensen en geloven pas ergens in, wanneer ze van zoveel mogelijk kanten heldere en zeer deugdelijke bewijzen verkregen hebben dat het werkelijk bestaat, wat nu des te noodzakelijker is omdat bij onze wijsgeren en geleerden het atheïsme algemeen gangbaar is geworden en geen enkel hoger ontwikkeld mens meer aan de een of andere God denkt en er al helemaal niet in gelooft.
[7] En kijk, o Heer en Meester, daarom ben ik van mening dat voor het verkondigen van Uw heilige naam en Uw leer de bewijzen voor het onbetwistbare bestaan van een enig ware God vooreerst helder geformuleerd moeten worden vanuit de natuur en ordening van deze aarde en haar wezens! Als die eenmaal wortel geschoten hebben, zal het vervolgens ook gemakkelijk zijn om Uw naam en Uw leer zó te verkondigen, dat men algemeen in U zal geloven en U voor de enig ware God zal houden, en U in woorden en daden zal aanbidden en liefhebben.
[8] Kinderen kan men natuurlijk snel en gemakkelijk iets laten geloven maar mannen, zoals wij die in Rome en vele andere steden buitengewoon veel hebben, moet men heel anders tegemoet treden als men hen voor iets wil winnen! En om die reden heb ik dan ook mijn best gedaan om over verschillende dingen en verschijnselen in de sfeer van deze materiële wereld veelopheldering te verkrijgen, en ik dank U dan ook al bij voorbaat uit naam van al degenen die wellicht door mij tot U bekeerd worden, dat U ons Romeinen zulke ophelderingen niet hebt onthouden!'
[9] Ik zei: 'Ik wist heel goed, waarom jullie Mij over het een en ander om verklaringen gevraagd hebben en Ik prijs jullie ijver en goede wil, en jullie werk en moeite ter wille van Mijn naam zal steeds met Mijn zegen bekrachtigd zijn!
[10] Maar toch zeg Ik jullie dat jullie de mensen niet te zeer op de natuur van de materiële dingen van de wereld moeten wijzen, zodat ze denken dat ze God daarin moeten zoeken. Daarmee zullen jullie de mensen tot een vermoeden en aanvoelen van het bestaan van een God brengen, maar nooit tot de volle kennis van Hem en tot het ware en levende geloof in Hem.
[11] Maar als jullie Mijn leer, zoals jullie die helder en zuiver van Mij hebben ontvangen, aan jullie broeders geven, zullen ze naar jullie luisteren en de leer ook aannemen; en omdat Mijn woorden kracht, macht en leven in zich dragen, zullen ze ook iets heel anders in het hart en gemoed van jullie broeders teweegbrengen dan alle mogelijke bewijzen op grond van de materiële wereld en de ordening daarvan.
[12] Maar wanneer de mensen dan in Mij zullen geloven en ook volgens Mijn leer en dus volgens Mijn wil zullen leven en handelen, zullen ze in zichzelf ook de ware leraar en verdere geleider vinden, die ze in alle andere waarheden zal binnenleiden.
[13] Wie God en Zijn eeuwige levensrijk wil vinden, moet dat in zichzelf, dus in het stille kamertje van zijn hart in de liefde tot God en de naaste beginnen te zoeken. En wie ernstig begonnen is te zoeken en aldoor blijft zoeken, zal ook vinden wat hij gezocht heeft; maar wie in het zoeken verslapt, zal datgene wat hij wel zou willen vinden, als het hem maar niet al te veel moeite zou kosten, op deze wereld en ook aan gene zijde nauwelijks of ook helemaal niet vinden.
[14] Begin daarom eerst met Mijn levende woord en wijs dan pas achteraf degenen die Mijn evangelie aangenomen hebben, op de oorzaak en de verschijnselen van de dingen en hun orde in deze wereld, dan zullen jullie zo de beste resultaten van jullie werk en inspanning oogsten!
[15] Maar nu gaan wij deze heuvel weer verlaten en ons naar het reeds klaarstaande ochtendmaal begeven; daarna bekijken we wat wij op deze dag nog allemaal zullen ondernemen!'
[16] De Romeinen en ook alle anderen bedankten Mij voor de gegeven raad, en wij begaven ons direct naar het dorp en het huis, waarin de grote eetzaal de welbereide vissen, brood en nieuwe wijn in een grote hoeveelheid op tafel stonden. Wij gingen daar dan ook meteen aanzitten; zoals altijd zegende Ik eerst de spijzen en de drank en daarna aten en dronken wij. Voor de jongeren zorgde onze Rafaël.
«« 108 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.