De klachten over Herodes

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 114 / 220 »»
[1] Toen pas begaf de hoofdman zich vol deemoed naar Agricola, begroette hem en vroeg hem of hij hem zijn hoge en machtige wil bekend wilde maken.
[2] Agricola keek hem ernstig aan en zei: 'Zoals ik op mijn reis door Palestina helaas meermalen gemerkt heb maken jullie, hoofdmannen, die van ons alle rechterlijke macht gekregen hebben, daar een buitengewoon ergerlijk misbruik van! Vandaag heb ik iets dergelijks over jou vernomen, wat mij buitengewoon onaangenaam was. Hoe zul jij je nu tegenover mij rechtvaardigen? Want je bent aangeklaagd door de soldaten en feitelijk door deze eerlijke en brave burger. Ik weet net zo goed als jijzelf dat je geheel en al schuldig bent, en hoef je dat niet voor te houden; spreek nu dus en rechtvaardig jezelf!
[3] De hoofdman zei: 'Machtige gezagsdrager van de keizer en hoogste uitvaardiger en beschikker van de wijze wetten van Rome! Rechtvaardigen kan ik mij niet tegenover u, hoewel ik strikt genomen niet echt in strijd met de inhoud van de in Rome aan mij verleende volmacht heb gehandeld; maar uit menselijke overwegingen had ik natuurlijk ook anders kunnen handelen, omdat het mij ook vrij staat om mild te zijn als ik dat juist acht. In dit geval bestond er weliswaar geen reden om de soldaten met iets teveel vrijheden naar een andere provincie te laten trekken, maar ik wilde een beetje bezuinigen door hun reisgeld achter te houden, maar ik heb hun in plaats daarvan toegestaan om zich voor de noodzakelijke proviand met mate schadeloos te stellen bij de grote herbergen onderweg. En daarin bestaat in dit geval mijn eigenlijke schuld, die ik volledig, en wel tienvoudig, wil vergoeden.
[4] Maar dat de soldaten samen met hun goed geïnstrueerde aanvoerders reeds van hier af grof misbruik hebben durven maken van de hun slechts met mate verleende vrijheid, heb ik niet kunnen verwachten of voorzien, omdat ze zich nu al gedurende drie volle jaren in Bethlehem steeds zodanig gedragen hebben, dat er nog geen enkele klacht over hen door iemand is ingediend. Bovendien zijn ze op vrije dagen beurtelings al vaak hier geweest, hebben gegeten en betaald, wat de waard wel zal weten. Maar dat ze zich reeds hier bij hun vertrek al zo gedragen hebben alsof ze in een vijandelijk land waren, daar kan ik werkelijk niets aan doen; want daarvoor heb ik hun geen instructie gegeven.
[5] Maar omdat ik toch de schuld draag van het feit dat er door de soldaten zo'n ongepastheid is begaan, wil ik ook, zoals reeds gezegd, elke schade tienvoudig vergoeden. Ik heb gezegd.'
[6] Daarop zei Agricola: 'Dat is niet meer dan juist en billijk; maar mocht er in de toekomst nog eens zoiets voorkomen, en ik hoor dat in Rome, dan zal mijn oordeel heel anders luiden! Want de door ons in naam van de keizer aan jullie verleende volmachten reiken niet zover, dat jullie geheel en al naar eigen willekeur de soldaten mogen onthouden wat hun toekomt en het voor jezelf houden. Alleen in dringende gevallen, als er in een land bijvoorbeeld onrust en opstanden heersen, zou zo'n middel desnoods kunnen worden aangewend, opdat de soldaten de opstandelingen strenger en onverbiddelijk bejegenen. Maar zelfs dan verdient een wijze matiging van te grote strengheid steeds de voorkeur zolang dat maar enigszins mogelijk is; want een te zeer gekweld volk zal voor een regering nooit liefde en aanhankelijkheid aan de dag leggen. Het verborgen vuur van de woede zal in zo'n volk blijven gloeien; zodra het ergens vandaan lucht krijgt, zal het in alles vernietigende vlammen uitbreken, waar dan moeilijk een dam tegen opgeworpen zal kunnen worden. Dat dien jij nu als altijd geldende instructie voor je verdere ambtsuitoefening strikt in acht te nemen.
[7] Maar nu komt het op de waard aan, dat hij getrouwen waarachtig aangeeft hoeveel de soldaten bij hem verteerd hebben en hoeveel hij eist voor het mishandelen van hemzelf, zijn vrouwen in het bijzonder zijn kinderen. En tenslotte moet jij aan Lazarus, een trouwe waard uit Bethanië, die zich hier rechts van mij bevindt, vandaag nog het reisgeld voor de soldaten betalen. -Spreek jij nu, waard van deze herberg!'
[8] De waard zei: 'Luister, hoge gebieder! Door toedoen van deze zeer wijze en wonderbaarlijk machtige heiland is mij een onschatbaar grote weldaad ten deel gevallen, en ik sta er als burger met mijn vermogen -God de Heer alle lof -nog zodanig voor, dat ik de schade die mij door de soldaten berokkend is gemakkelijk kan dragen, en daarom maak ik geen enkele aanspraak op enige schadevergoeding. Maar als de hoofdman en gebieder over Bethlehem en deze hele streek, die mij overigens steeds vriendelijk gezind was, de armen een weldaad wil bewijzen, dan is dat aan hem en zijn vrije wil! Maar wat uw zaken en die van Lazarus zijn, daar kan ik niets over zeggen.'
[9] Agricola zei, ontroerd door de edelmoedigheid van de waard: 'Werkelijk, zo'n edelmoedigheid heb ik maar zeer zelden ontmoet en de hoofdman zal die ook naar waarde weten te schatten!'
[10] De hoofdman zei: 'Ja, bij alle machten van de hemel, dat zal ik ook! Ik zal nooit nalaten een dergelijke edelmoedigheid niet slechts tienvoudig, maar duizendvoudig te belonen, met alle middelen die mij ter beschikking staan. Wat echter datgene wat ik aan Lazarus moet betalen aangaat, dat geld zal binnen een uur hier gebracht worden; ik zal mijn geheimschrijver en penningmeester er onmiddellijk op uitsturen. Maar sta mij dan toe dat ik, als bekeerde zondaar, in jullie gezelschap mag blijven; want ook ik zou die wonderbaarlijke heiland nader willen leren kennen en hem dank betuigen voor het feit dat hij tevoren al aan deze edele waard vergoed heeft, wat Ik hem had moeten vergoeden!'
[11] Agricola zei: 'Jij mag nu wel blijven als onze vriend, en dat je nader kennis maakt met onze grootste heilsman zal je van zeer groot nut zijn; Je zult weldra nog meer aan Hem te danken hebben dan je nu aan Hem te dank.en hebt. Maar zie nu dat je het met Lazarus regelt; want onderweg heb Ik met zijn instemming de aanvoerders van de soldaten de instructie gegeven, dat ze zich daar op jouw kosten met mate konden laten verzorgen en zich ook het reisgeld, dat jij hun onthouden had, konden laten uitbetalen!'
[12] Nu zei Lazarus: 'Laat mij nu ook iets zeggen! Aangezien deze hoofdman nu zo edelmoedig is geworden en mij tien jaar geleden ook een onmiskenbaar grote vriendschap bewezen heeft bij mijn bezittingen, die zich hier in de omgeving bevinden, doe ik hetzelfde als onze edele waard, zodat de vriendelijke hoofdman ook mij niets meer schuldig is! Moge hij in ruil daarvoor steeds de rechten van de armen en verdrukten beschermen en hen beschermen tegen de vergrijpen en grote willekeur van Herodes; want in deze omgeving maakt hij het nog bonter dan in Jeruzalem.'
[13] Nu nam de waard nogmaals het woord en zei: 'Ja, Herodes is onze grootste kwelling! Wij zouden met een nog grotere liefde de keizer aanhangen dan nu het geval is, wanneer hij ons, wat zeker gemakkelijk zou gaan, maar van deze kwelling zou willen bevrijden. We weten wel dat Herodes als leenvorst een groot tribuut aan Rome betaalt; maar daar tegenover stelt hij zich tienvoudig schadeloos door het afpersen van meer dan hoge belastingen en hij ontziet niemand. Wanneer zijn belastingafpersers komen zit er niets anders op dan gewillig te betalen wat en hoeveel zij verlangen. Er wordt geen uitstel verleend, maar wat men te horen krijgt is: betalen! Van degene die het geld niet heeft wordt alles afgenomen, vee en graan en, als dat allemaal niet genoeg is, ook vrouwen kinderen. Wanneer de aldus van alles beroofde man vervolgens de verlangde belasting niet voor een gestelde termijn kan betalen, dan worden zijn vee, graan, vrouwen kinderen op openbare markten verkocht. Ja, dat is toch werkelijk iets verschrikkelijks! Dan kan men bij de Romeinse rechtbanken zijn beklag doen zoveel men wil, men vindt daar geen bescherming; en dat is toch wel een ten hemel schreiend onrecht!
[14] Als wij de keizer de jaarlijkse belastingpenning betalen, dan doen wij dat graag -want ten eerste is het niet veel, en ten tweede weten wij waarom wij die kleine belasting betalen; want de keizer geeft ons daarvoor wijze wetten en zorgt door middel van zijn rechtbanken en zijn soldaten voor het in stand houden van de goede orde in het land -; maar Herodes, als louter door Rome begunstigde leenvorst, eist het tienvoudige, ja vaak zelfs het honderdvoudige en doet en geeft ons niets daarvoor terug. We hebben natuurlijk van de keizer het recht om ons van Herodes vrij te kopen; maar dat is verbonden met veelomhaal en kosten. Wij rijken van deze streek en ook in andere plaatsen hebben dat ook gedaan en voelen ons daar heel goed bij; maar de armere bezitters, die dat niet kunnen en bang zijn voor de dreigementen van de priesters, die de kant van Herodes kiezen, zijn er des te ellendiger aan toe, omdat deze ware tiran dan, hoewel hij de vrijkoopsom ontvangt, bij de anderen de belasting dermate verhoogt, dat zij ook voor de vrij gekochten moeten betalen, wat wij tevoren betaald hebben.
[15] Zo heb ik bijvoorbeeld jaarlijks minstens honderd zilverstukken aan Herodes moeten betalen. Maar toen ik mij reeds tien jaar geleden voor duizend zilverstukken vrijgekocht heb, was Herodes toch volkomen schadeloos gesteld, aangezien hij die duizend zilverstukken tegen tien procent op de wisselbank zette. Maar dat was voor die grote zwelger niet genoeg: hij legde de honderd zilverstukken, die hij van mij niet meer zou krijgen, op aan twintig andere schatplichtige onderdanen, zodat iedereen nu ongeveer vijf zilverstukken meer moet betalen dan voorheen. En als ze hun beklag doen bij de Romeinen, vinden ze daar maar zelden bescherming, maar men raadt hun aan zich ook vrij te kopen. Ja, dat zou allemaal wel kloppen, als degenen die het 't zwaarst te verduren hebben daar de middelen maar voor zouden hebben! En dan is het zich vrijkopen van het willekeurige en onbeheerste gedrag van Herodes ook nog eens werkelijk een gewetenskwestie en een vergrijp tegen de naastenliefde; want ik heb mijn lot wel verbeterd, maar tegelijkertijd dat van tien en twintig anderen verzwaard.
[16] Hoge en wijze gezagsdragers van de keizer, ik heb jullie de kwestie nu beschreven zoals ze is; houdt dus in het oog dat dit grote kwaad eindelijk eens een halt moet worden toegeroepen! Iedereen zou de keizer graag een tienvoudige belasting betalen, als hij maar van de kwelling van Herodes bevrijd zou zijn, en de keizer zou bovendien zeker meer dan de helft meer ontvangen dan wat Herodes nu aan hem betaalt; want wij weten immers hoeveel Herodes moet betalen, en dat is nog niet het honderdste deel van wat de onderdanen aan Herodes moeten betalen.'
[17] Agricola zei: 'Ja, ik zie maar al te goed en duidelijk in waar Herodes mee bezig is, en er zijn hem ook al veel beperkingen opgelegd; er zullen er naar aanleiding van jouw klacht weldra nog grotere opgelegd worden! Maar voor het moment is daar nu niets aan te veranderen; want hij heeft zich het land opnieuw voor tien jaar als leen laten geven en heeft het door de keizer gezegelde verdrag daarvoor in handen. Maar desondanks zullen wij bij de keizer wel bewerkstelligen dat er aan dat boosaardige gedrag van die grote zwelger op juiste en effectieve wijze paal en perk gesteld zal worden. Maar voordat ik hier nu al in naam van de keizer iets beveel, zal ik ook deze meest wijze Heer en Meester hier om een juist advies vragen, en Hij zal mij zeggen wat er bovenal nodig is.'
«« 114 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.