De Heer maakt Zijn aardse toekomst bekend

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 149 / 220 »»
[1] Nu ontwaakte Ik, ging rechtop zitten en zei: 'Als jullie in Mij geloven en voortaan volgens Mijn leer leven en ernaar handelen, doen jullie tegenover Mij alles wat Mijn liefde, genade en erbarmen waard is. Jullie zullen in Mijn naam nog veel te doen krijgen; als jullie alles wat Mijn geest in jullie van je zal verlangen, uit liefde voor Mij en je naaste zullen doen, dan zullen jullie daardoor alles aan Mij vergoeden wat jullie door Mijn liefde en genade ten deel is gevallen.
[2] Wat jullie in Mijn naam aan goeds doen voor je arme medemensen, geestelijk en lichamelijk, dat doen jullie aan Mij.
[3] Jullie nemen nu ook uit liefde voor Mij de jongeren die Ik aan jullie heb toevertrouwd en nog enkele armen van hier met je mee, die jullie nog heel wat aardse onkosten, moeite en zorgen zullen bereiden; kijk, dat neem Ik ook aan alsof jullie dat aan Mij zouden doen en Ik zal jullie daarvoor ook het loon in de hemel bereiden en in deze wereld zullen jullie geen schade lijden!
[4] Maar als ook jullie - want dat moet in de wereld wel zo zijn en gebeuren - door menige beproeving en verzoeking geteisterd worden, verdraag het dan met geduld en raak niet ontstemd, dan zullen ze jullie tot zegen strekken; want degenen die Ik liefheb, die beproef Ik ook en Ik onderwerp hen aan allerlei proeven.
[5] Op de Olijfberg heb Ik jullie al eens te verstaan gegeven dat Ik vanaf nu over niet al te lange tijd Zelf zal toelaten, tot gericht van de godslasteraars en tot heil van de Mijnen, dat de godslasteraars Mij zullen grijpen en Mijn lichaam zullen doden, en wel aan het kruis, als een gewone misdadiger . Als jullie daarvan zullen horen, erger je dan niet aan Mij, maar blijf in het geloof en in de liefde tot Mij, dan zullen jullie daardoor een groot aandeel hebben aan Mijn werk van verlossing van de mensen uit de oude en harde banden van de nacht van de dood, de zonde en de slavernij van het duistere bijgeloof dat de dood brengt!
[6] Ik zeg het jullie en ook alle anderen nog eens, opdat niemand zich daarover zal ergeren en zwak zal worden in het geloof! Want hoewel dit lichaam van Mij door de godslasteraars gedood zal worden, zal Ik toch reeds op de derde dag het gedode lichaam weer levend maken en Ik zal opstaan als een eeuwige overwinnaar over de dood en over elk gericht! Dan zal Ik weer tot jullie komen en zal jullie de kracht van Mijn geest en wil in jullie zelf geven, die jullie eeuwig levend en zalig zal maken!
[7] Ik zei jullie dit nu al voor de tweede keer en met grote beslistheid van tevoren, zodat, als het zal gebeuren, niemand van jullie zich aan Mij zal ergeren.
[8] Maar Ik zeg jullie ook nog iets, omdat jullie je in jezelf nu afvragen: 'Ja, moet het dan zo gebeuren? Heeft Hij, de alwijze en almachtige Heer van de hemelen en van deze aarde, dan echt geen ander middel om ten eerste de vele godslasteraars aan banden te leggen en ten tweede degenen die in Hem geloven en zich aan Hem houden zalig te maken?'
[9] En kijk, wat Ik jullie daarop zeg, is: Ik wil niet dat het zo gebeurt en Ik zou de middelen en mogelijkheden hebben om Mijn kinderen ook zonder dat, wat er nu gebeuren zal, te verlossen en zalig te maken; maar de slechte mensen willen het zo en daarom laat Ik dan ook toe dat het zo gebeuren kan, opdat juist daardoor ook vele godslasteraars zich tot berouw, boetedoening en echt geloof in Mij mogen bekeren! Want het gebroed in de tempel zegt en schreeuwt voortdurend: 'Laten we hem toch grijpen en doden! Wanneer hij weer zal opstaan uit het graf, dan zullen ook wij in hem geloven!' Zij willen Mij dus aan deze laatste proefonderwerpen, en zo zij het dan tenslotte ook toegelaten. Daardoor zullen er ook velen die nu nog volkomen blind zijn ziende worden en in Mij gaan geloven; maar degenen die tot op de bodem slecht zijn zullen daardoor de maat van hun zonden vol maken en in hun gericht en eeuwige dood vallen.
[10] Wanneer Ik weer uit het graf zal opstaan, zal Ik ook naar jullie in Rome komen en jullie zelf overtuigen van hetgeen Ik nu tegen jullie gezegd heb.'
[11] Nu vroeg de Romein Marcus: 'Heer en Meester, wanneer, van nu af gerekend, zal dat aan U gebeuren?'
[12] Ik zei: 'Spoedig! Nog voor het jaar om zal zijn, zal Ik bij jullie komen en jullie geven wat Ik je beloofd heb. Maar nu zullen we daar niet verder over spreken! Het begint al behoorlijk te dagen; laten we de ochtend weer in de open lucht doorbrengen!'
[13] Daar waren allen tevreden mee en ze begonnen zich met Mij naar buiten te begeven, de reeds bekende heuvel op.
«« 149 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.