De ordening in Gods huishouding

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 162 / 220 »»
[1] Simon Juda zei: 'Heer, wanneer zal dit, in de tijd gezien, op aarde gebeuren?'
[2] Ik zei: 'Simon Juda, Ik heb jou vanwege jouw machtige geloof de sleutels tot het rijk Gods gegeven en heb je een rots genoemd, waarop Ik Mijn kerk zal bouwen, die door de poorten der hel niet overwonnen zal worden. Jij zou een nieuwe Aäron zijn en op zijn stoel zitten. Ja, jij zult dat ook zijn doordat jij met je andere broeders een verspreider van Mijn woord zult zijn.
[3] Maar wanneer men daar bij de heidenen over een paar honderden jaren mee bekend zal raken, zal men in Rome beweren dat jij die stoel daar gevestigd hebt. En de volkeren, die daar te vuur en te zwaard toe gedwongen worden, zullen van die valse profeten ook geloven dat jij als een eerste vorst des geloofs die stoel in Rome geplaatst hebt en van daaruit in Mijn naam de hele aarde en haar vorsten en volkeren regeert. Maar zie, dat zal een valse stoel zijn, van waaruit veelonheil over de wijde aarde verspreid zal worden en vrijwel niemand zal dan meer weten waar jij de echte stoel, de stoel van liefde, waarheid, levend geloof en van het leven hebt geplaatst, en wie jouw echte opvolger is.
[4] Die valse stoel zal weliswaar lang standhouden, veel meer dan duizend jaar, maar zal de leeftijd van tweeduizend jaar niet bereiken! Reken nu maar, wanneer je rekenen kunt!
[5] Wanneer de valse stoel vermolmd geraakt is en geen stevigheid meer zal hebben, zal Ik wederkomen en Mijn rijk met Mij. Dan zullen ook jullie met Mij mee naar de aarde komen en Mijn getuigen zijn tegenover diegenen bij wie wij nog het ware en zuivere geloof zullen vinden.
[6] Maar er zal in die tijd ook een grote zuivering nodig zijn, opdat de mensen Mij weer zullen kennen en alleen in Mij zullen geloven. Maar over wat Ik jullie nu in vertrouwen geopenbaard heb moeten jullie nu nog zwijgen! De tijd zal wel komen, waarin het luid van alle daken verkondigd zal worden.'
[7] De andere leerlingen zeiden: 'Heer, kan zoiets niet vermeden worden?'
[8] Ik zei: 'O jawel, maar dan zouden de mensen tot pure machines omgebouwd moeten worden! Jullie zeggen ook: 'Maar waarom steeds zulke hevige winden en stormen op zee?' Goed, zeg Ik, dan halen wij die weg, dan zal de zee geen gevaarlijke golven en baren meer voortbrengen en zullen de schippers de zee in alle rust en vrij van ieder gevaar kunnen bevaren. Maar de zeer kalme zee zal dan vuil worden en over alle delen van de aarde epidemieën veroorzaken, en daarbij zal er absoluut geen natuurlijk leven meer mogelijk zijn, niet op het droge land en evenmin in de zee zelf.
[9] Of men zou al het water in steen moeten veranderen! Maar waar zullen in dat geval alle levende schepselen, zoals planten en dieren, hun belangrijkste en allernoodzakelijkste voeding dan vandaan halen? Opdat de zee echter blijft zoals ze is, evenals alle andere wateren, moeten ook de winden en de stormen blijven, waardoor de zee constant in onrust en de daaruit voortvloeiende werkzaamheid in stand gehouden wordt, opdat ze haar levenszout niet naar de bodem laat zakken en vuil wordt en gaat stinken als de pest.
[10] Wat echter voor de zee de winden en stormen zijn, dat zijn voor de mens de toegelaten geestelijke beproevingen en strijd, die ieder mens op deze aarde in meerdere of mindere mate moet doorstaan om daardoor het ware leven te bevechten.
[11] Wat evenwel voor ieder mens op deze aarde voor de duur van zijn leven op kleine schaal geldt, dat geldt voor langere tijd ook voor hele volksstammen.
[12] Een klein beekje stroomt slechts over een kort traject, tot het zich verenigt met een grotere beek, die vervolgens al over een veel grotere afstand moet stromen voor hij in een grote rivier uitstroomt; maar de rivier moet daarna al door wijde en grote gebieden stromen, voor hij één wordt met de zee, en deze omstroomt en omspoelt vervolgens de hele aarde. Met haar zout, dat door de werking van de winden en stormen in een zeer fijne dampvorm wordt opgelost en zo de hele lucht van de aarde vervult, doet de zee ook het vasteland en alle natuurlijke schepselen erin en erop opleven.
[13] In de grote wereldzee storten zich wel duizenden soorten wateren, zuivere en onzuivere, zoete, zure, bittere en heilzame en onheilzame, maar in de zee worden ze allemaal één en hebben ze hetzelfde zout, en daar halen de talloze soorten organisch natuurlijk leven hun grondstof uit en verwerken die in zichzelf, al naargelang hun soort.
[14] En zoals de grote wereldzee zich verhoudt tot alle schepselen van de hele aarde, zo verhoudt het grote geestenrijk zich tot de verschillende aardse levensomstandigheden van de mensen op deze aarde. ledere individuele mens is als een klein beekje, een gemeente is een iets grotere beek, een grote beek is reeds als een natie, de rivier is een volk, en de zee stelt in de eerste plaats, en in het bijzonder aan haar uitgestrekte oevers, alle volkeren van de aarde voor, die in de zee in hetzelfde element overgaan. De oceaan, die op zichzelf oeverloos is, staat voor de mensen in het geestenrijk, dat het eindeloze in zich draagt en zodoende door zijn algehele levende hoedanigheid de oergrond van al het zijn is.
[15] Van de voortdurende beweging van de wereldzee is, zoals reeds getoond, al het geschapen natuurlijke leven afhankelijk; hoe meer de zee door hevige stormen en stromingen tot grotere activiteit komt, des te meer levensactiviteit wekt zij op bij alle schepselen van de vaste aarde en brengt bijgevolg ook een beter gedijen daarvan teweeg.
[16] Wanneer, overeenkomstig hiermee, de mensen wat hun innerlijke levensactiviteit betreft lauw, traag, slaperig en lichtlozer worden, dan ontstaan er in de eindeloos grote geestenwereld direct grote bewegingen, en die veroorzaken door hun invloed vervolgens ook allerlei bewegingen en golvingen onder de mensen die nog op deze aarde leven. Dan staat het ene volk tegen het andere op, de ene leer bestrijdt de andere, en dat gaat dan lange tijd zo door, tot de mensen daardoor tot een zo groot mogelijke levensactiviteit gebracht worden.
[17] Daardoor wordt het dan ook helderder en lichter onder hen. De schijnbare nood maakt hen vindingrijk en dwingt hen op die manier tot een steeds grotere en meer geordende werkzaamheid. Door zulke dingen leren volkeren elkaar kennen, die tevoren nauwelijks iets van elkaar wisten, en mettertijd worden ze nuttig voor elkaar, en in de loop van de tijd neemt het licht onder hen steeds meer toe en brengt in de eerste plaats een grotere behoefte aan een bijna concreet bewezen levenswaarheid met zich mee.
[18] Wanneer die behoefte tenslotte steeds algemener wordt en de mensen geen genoegen meer nemen met het pure autoriteitsgeloof, dat aldoor een oorzaak van het duistere en trage bijgeloof is, dan is ook de tijd gekomen om hun een groot en tastbaar levenslicht vol helderheid en waarheid te geven.
[19] En zie, de zeer vele mensen op de hele aarde die tegenwoordig door allerlei traagheid en levensduisternis als door een diepe slaap bevangen zijn, moeten dus in een hevige, stormachtige beweging gebracht worden, totdat ze na een lange reeks perioden zover opgewekt worden, dat ze in die wakkere staat eindelijk beginnen te voelen waaraan het hun ontbreekt!'
«« 162 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.