Over de wederkomst van de Heer

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 163 / 220 »»
[1] (De Heer:) 'Wanneer een dergelijke toestand onder de mensen zal intreden, zal ook de tijd gekomen zijn om hun te geven waaraan het hun ontbreekt, pas in zo'n tijd zal Ik weer tot de mensen in deze wereld komen en zal dan in het algemeen doen, wat Ik nu in het bijzonder doe voor slechts weinig getuigen. Ik leg nu het zaad in de aarde en breng de mensen daardoor geen vrede, maar het zwaard voor de strijd en voor grote gevechten en oorlogen.
[2] Alleen de mens die Mijn leer zal aannemen en ernaar zal leven, zal in zichzelf het licht, de waarheid en de ware levensvrede vinden, hoewel hij daarbij in de wereld ter wille van Mijn naam veel gevechten en vervolgingen zal moeten doormaken, wat ook jullie allemaal aan den lijve zullen meemaken. Maar wanneer Ik voor de tweede keer in deze wereld zal komen, zal ook het gisten, strijden en vervolgen onder de volkeren ophouden, en de oorspronkelijke verhouding van de mensen ten opzichte van de zuivere geesten der hemelen zal normaal en duurzaam worden.
[3] Door wat Ik jullie nu gezegd en getoond heb zullen jullie gemakkelijk kunnen weten en zien, waarom het wordt toegelaten dat er mettertijd naast de kleine, ware stoel van Aäron, waarop Ik jullie nu zet, een valse en lang bestaande stoel te midden van de heidenen zal ontstaan, en hoe en waarom dan ook de valse profeten en leraren in Mijn naam zelfs worden toegelaten.
[4] Maar jullie en jullie ware nageslacht moeten er geen acht op slaan, als zij ook de roep uit de mond van de valsen zullen horen, volgens welke Christus hier of daar zou zijn. Want Ik zal nooit meer Mijn intrek nemen in een tempel die door mensenhanden gebouwd is, maar alleen in de geest en in de waarheid van degenen die Mij zullen zoeken en tot Mij bidden, in Mij alleen geloven en Mij derhalve ook boven alles zullen liefhebben; hun hart zal de ware tempel zijn waarin Ik verblijf en hierin zal Ik ook tot hen spreken, hen onderrichten en opvoeden en leiden. Onthoudt dit nu heel goed voor jezelf, zodat jullie je niet ergeren als dit allemaal zo gebeurt, maar eraan denken dat Ik jullie dat allemaal van tevoren heb aangekondigd, en ook de reden daarvan!'
[5] Daarop zei Simon Juda: 'Heer, wij herkennen hierin nu wel Uw orde, die met betrekking tot de volledige wilsvrijheid van de mensen der aarde ook geen andere richting kan nemen dan U ons nu, en ook al bij andere gelegenheden, zij. het niet zo openlijk, uiteengezet hebt; maar voor de mensheid zien wij daar in het algemeen nog lang geen gouden levensvruchten uit voortkomen! Maar omdat het nu eenmaal zo moet zijn, om deze aarde uiteindelijk om te vormen tot een ware levensschool voor Uw kinderen, zij het dan ook zoals Uw wijsheid het zal toelaten!
[6] Maar wij zullen alles op alles zetten om zoveel mogelijk zaad van het levende woord in de aarde van de mensenharten te strooien, zodat zich daaruit zo spoedig mogelijk de grootste gevechten tussen licht en duisternis onder de mensen kunnen ontwikkelen. Alle graven moeten opengaan en zelfs aan de doden moet Uw evangelie verkondigd worden, en de zee moet de doden die ze verslonden heeft, aan het grote licht uitleveren! Ik bedoel hiermee niet het gebeente en het allang vergane vlees ervan, maar de zielen; ook daaraan moet Uw woord in de geest verkondigd worden!'
[7] Ik zei: 'Jij hebt goed en juist gesproken. Wat nu hier op de materiële wereld gebeurt, zal de tot nu toe sterk verkommerde geestenwereld waarlijk niet onthouden worden. Maar er zijn nu heel veel mensen die in levende lijve in de graven van de levensnacht op de diepe bodem van de grote zee van waanvoorstellingen begraven zijn; aan hen zullen jullie het evangelie wel verkondigen en dan zullen er ook velen uit hun oude graven komen en het licht des levens zien, en die zee zal haar gevangenen prijsgeven.
[8] Wanneer dat in het algemeen bij alle mensen zal gebeuren, zal ook de grote en algemene dag van verlossing voor alle bewoners van de aarde helder beginnen aan te breken. Maar het werk is groot en zwaar en er zijn nog maar weinig goede arbeiders; streef er dus vooral naar dat hun aantal weldra groot wordt! Iedere arbeider in Mijn levenswijngaard zal al naargelang zijn vlijt en ijver ook een groot loon kunnen verwachten. Hier op deze aarde zal dat loon weliswaar karig zijn voor jullie lichaam, zoals het tot nu toe was, maar des te groter en rijker zal het zijn voor jullie ziel en geest.
[9] Want de goederen van deze aarde zijn slechts schijn en lijken precies op die welke een mens in zijn droom bezit. Het kleine verschil is alleen dat het bezit van goederen in de droom de ziel van de mens enigszins korter begoochelt dan het bezit van de uiterlijke goederen van deze wereld. Maar beide vergaan en na het vergaan zal alles schijn blijken te zijn voor de geopende ogen van de levende geest, die als enige aan alle schijn pas in de meest echte zin van het woord realiteit kan verlenen.
[10] Daarom moet ieder vooral streven naar de bezittingen van de geest, die het licht, de waarheid en het leven in de ziel is! Wat het lichaam in de juiste mate nodig heeft, zal op deze aarde iedere trouwe arbeider in Mijn wijngaard zeker als vanzelf ten deel vallen; want Ik weet stellig het best wat de mens ook in lichamelijk opzicht, nodig heeft. - Hebben jullie Mij nu allemaal goed begrepen?'
[11] Simon Juda zei: 'Heer, ik heb U begrepen en de andere broeders zeker ook, en het is ons nu ook volkomen duidelijk waarom U zojuist de bewoners van dat dorp, waar we doorheen trokken, niet verhoord hebt, hoewel ze U hun nood voorlegden en U om hulp vroegen, alsof U alleen maar zo'n wereldse arts was! -Maar wij lopen nu al geruime tijd, de zon begint al in de richting van de avond te gaan en ik kan nog nergens iets ontdekken wat op een huis lijkt. Sinds wij een halfuur geleden deze weg naar Jericho opgegaan zijn, ziet het er verlaten uit. Bossen en struikgewas zijn er genoeg, maar verder is er niets, en het is te begrijpen dat er zich in zo'n omgeving dieven en rovers ophouden. Heer, gaat deze weg nog lang zo verder?'
[12] Ik zei: 'Laat de weg maar zoals hij is - voor ons is het een veilige weg! Jullie zijn met Mij toch de veelonherbergzamere streken bij de Eufraat doorgetrokken, en die waren voor ons veilig en zelfs heel vruchtbaar. En dat zal ook met deze weg het geval zijn. Als wij over de heuvel heen zijn, die daar voor ons ligt en inderdaad behoorlijk lang is, zullen we ook weldra in een plaatsje komen dat ten tijde van Lot één van de tien steden was, maar nu enkel een heel armzalig wat groter dorp is; daar zullen we zien of er iets voor ons te doen valt. Van daaruit komen we dan in verscheidene plaatsjes, en wij zullen zien, waar men ons in een herberg zal opnemen.'
[13] De leerling Andreas zei: 'Heer, U weet van tevoren vast al heel zeker welk dorp het zal zijn en hoe de herberg eruit ziet, alleen wilt U het ons niet nader aanduiden.'
[14] Ik zei: 'En al zou dat zo zijn, waarom stoort jou dat? Maar Ik wil ter wille van jullie nu eens niet vooruitzien, maar als een mens alles nemen zoals het komt! In het eerste dorp zullen wij evenwel allerlei lieden aantreffen, zoals Farizeeën, oude schriftgeleerden en ook mensen die zichzelf voor heel vroom houden en zich daar erg op laten voorstaan. Met hen zullen wij in het voorbijgaan wel wat te doen krijgen!'
«« 163 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.