Sabbat en priesterstand

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 89 / 220 »»
[1] Nu zei Ik: 'Goed, luister dan naar Mij! Jullie hebben allebei juist en waar gesproken; maar van nu af aan ben ook Ik de mening toegedaan die vriend Marcus uitgesproken heeft, omdat die helemaal aansluit bij de aard en het juiste bewustzijn van een mens en daarom ook bij Gods wijsheid en orde, maar daarom verwerp Ik jouw visie nog niet. Maar jullie priesters moeten van de sabbat niet een dag met een bepaalde magische werking maken en de mensen harde straffen opleggen als ze, wanneer het niet anders kan, op de sabbat hun brood moeten verdienen. Want een noodzakelijke daad, en in het bijzonder wanneer die duidelijk onbaatzuchtig gedaan wordt tot heil van de arme broeder, ontheiligt de sabbat niet alleen nooit, maar heiligt die duizendmaal meer dan al het ijdele geschreeuw in de tempel en in de synagogen.
[2] Want wie de sabbat door edele daden heiligt, die heiligt hem ook waarachtig en daadwerkelijk en derhalve levend, en dat alleen heeft waarde voor God. Maar wie de sabbat op jullie manier heiligt, die schendt hem; want hij eert God met de lippen, zoals de profeet gezegd heeft, maar zijn hart is verre van God, omdat het ver van de naaste is.
[3] Er moeten inderdaad vrije en ware leraren zijn in een gemeente, die hun brood niet met het werk van hun handen hoeven te verdienen; maar als jij de heel goede mening bent toegedaan dat de mensen op een sabbat op een plaats bijeen moeten komen om daar over God en Zijn wil weer opnieuw onderricht en aan Hem herinnerd te worden, dan moet dat ook gebeuren. Maar daarna heeft de leraar immers ook zes werkdagen! Wanneer hij eenmaal in de geest gewekt is, hoeft hij zich die zes dagen immers ook niet alleen bezig te houden met wat hij de gemeente op de volgende sabbat zal voorleggen; want als iemand vanuit Gods Geest spreekt zal hetgeen hij moet zeggen op datzelfde ogenblik in zijn hart en op zijn tong worden gelegd.
[4] En wanneer dat overeenkomstig Mijn belofte zeer zeker zal gebeuren, zoals dat in de tijd van de aartsvaders en ten tijde van de profeten ook altijd gebeurd is, dan denk Ik dat het tijdens de zes werkdagen ook voor de rabbi van de gemeente bepaald niet zonder nut zou zijn, als ook hij, als een voorbeeld voor zijn gemeente, een of ander goed en nuttig handwerk zou verrichten om daarmee zijn dagelijks brood te verdienen. Zodoende zou hij de leden van de gemeente niet om alles hoeven vragen, en deze zou hem vervolgens beslist des te meer respecteren en navolgen, omdat zij in zijn bezigheden thuis het mooiste en meest ware bewijs van zijn onbaatzuchtigheid, zijn liefde en gerechtigheid ten aanzien van de gemeente voor ogen zou hebben.
[5] Ik denk dat dit heel wat beter zou zijn dan, zoals de huidige tempeldienaren doen, de zes werkdagen te verdoen met volkomen ledigheid en in plaats van nuttig bezig te zijn alleen maar te brassen en te zwelgen, te hoereren, echtbreuk te plegen, te bedriegen en zich op die manier vet te mesten voor de hel en voor de eeuwige dood. Dat is zo Mijn mening!
[6] O, iets anders is het voor degenen die Ik nu overal naartoe stuur om het evangelie aan alle volkeren op aarde te verkondigen! Deze eerste boodschappers van Mij hebben geen tijd en ook geen gelegenheid om met hun handen hun brood te verdienen; daarom geldt voor hen ook: eet en drink wat jullie op tafel wordt voorgezet! En verder: maak je geen zorgen voor de volgende dag, wat jullie zullen eten en drinken en waarmee jullie je lichaam zullen kleden -want dat zou zeer duister en heidens zijn! -maar tracht vóór alles met alle vlijt en ijver Gods rijk en de daarbij behorende gerechtigheid onder de volkeren te verbreiden, dan zal al het andere jullie als vanzelf toevallen; want de Vader in de hemel weet wat jullie nodig hebben! Maar, zoals gezegd, dat moet alleen gelden voor degenen die Ik nu overal naartoe gezonden heb; waar eenmaal vaste en gevestigde, in Mijn naam gestichte gemeenten zullen bestaan, daar moet dan Mijn eerder uitgesproken mening in praktijk gebracht worden!
[7] Want Ik wil absoluut niet dat de rabbi's van de gemeenten regelmatig zes dagen per week dienaren van de luiheid zullen zijn, want in luiheid zit de wortel van alle zonden. Maar een in Mijn naam werkelijk volop actieve rabbi van een gemeente zal natuurlijk ook in die zes dagen dikwijls de gelegenheid vinden en hebben, om de gemeenteleden in allerlei dingen het goede voorbeeld te geven en ze op te wekken om dat in de ware en levende geest daadwerkelijk na te volgen, en dan is iedere dag net als de sabbat een dag van heil voor de hele gemeente.
[8] Zo is het ook niet absoluut noodzakelijk voor het zieleheil van de mensen dat nu juist de oude joodse sabbat bij uitstek een dag van onderricht dient te blijven; want daarvoor kan iedere dag gekozen worden, al naargelang de omstandigheden. Als de oude sabbat gunstig blijkt te zijn voor het verrichten van noodzakelijk werk voor het heil van de gemeente, terwijl sommige doordeweekse dagen als gevolg van slecht weer ongunstig waren, werk dan op de sabbat en stel een andere dag vast voor het onderricht! Want iedere dag waarop jullie in Mijn naam iets goeds zullen doen, zal een ware sabbat zijn; aan de naam van de dag is immers niets gelegen, maar alleen aan wat iemand op een dag gedaan heeft.
[9] Zo is het ook helemaal niet nodig dat er precies om de week een vaste leerdag moet plaatsvinden, maar die kan vastgesteld worden al naargelang tijd en omstandigheden; want Gods woord kan evengoed op een andere dag verkondigd en aanhoord worden, en het aantal dagen tussen de ene prediking en de andere heeft in Mijn ogen geen speciale waarde en maakt de prediking zelf en ook de mensen niet beter .
[10] Maar als de rabbi van de gemeente ziet, omdat het hem in de geest door God te kennen wordt gegeven, dat een of ander gemeentelid op zijwegen is geraakt, dan moet de rabbi daar direct heen gaan en hem vermanen en daarvoor niet de sabbat afwachten; want de dag die voor het verdwaalde en weer op het goede spoor gebrachte gemeentelid een echte sabbat zal zijn, is de dag waarop hij zijn leven geheel en al gebeterd heeft.
[11] Wanneer de rabbi van de gemeente in een jaar maar één ware prediking voor de gemeente heeft gehouden en de gemeente daar vervolgens vast en getrouw naar handelt, dan heeft die gemeente ook niet zo gauw meer een tweede prediking nodig. Want voor degene die naar Mijn leer leeft en handelt, hoeft de rabbi van de gemeente niet meer elke sabbat te preken, want voor zo iemand is dan iedere dag toch al een echte sabbat en de ware en levende prediking, die hem door de geest wordt ingegeven, draagt hij in zijn hart.'
«« 89 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.