De deemoed van de arbeiders in de wijngaard van de Heer

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 145 / 214 »»
[1] Nu zei Petrus: 'O Heer en Meester, wij waren zojuist immers ook niet geërgerd, en wij zullen des te minder geërgerd zijn omdat wij nu inzien dat wij nooit tegen kunnen houden wat U met al Uw almacht niet wilt en wenst tegen te houden. Wat er met Uw voortdurende hulp echter nog gedaan kan worden, zal ook gebeuren; want wij willen voor de waarheid altijd met ons leven instaan tegen de vijanden van de waarheid, en voordat ik val, zullen er als het erop aan komt duizend vijanden van de waarheid en het leven vallen want wij willen niet alleen leraren in Uw naam zijn, maar ook helden, en met het woord en het zwaard tegen de tegenstanders en vijanden van de waarheid strijden. Met Uw naam in ons hart en ons schild overwinnen wij de hele wereld! Als U ons maar nooit verlaat met Uw genade!'
[2] Ik zei: 'Als jullie in Mij blijven, zal Ik ook in jullie blijven. Zonder Mij zullen jullie echter tot niets in staat zijn.
[3] Maar als jullie met Mij en in Mijn naam alles gedaan hebben, zeg dan in jezelf 'Zie, o Heer, hoe wij bij het werken in Uw wijngaard toch steeds als luie en nutteloze knechten voor U staan!' Want waarlijk: wie zichzelf verhoogt, zal vernederd worden; maar wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden!
[4] Daarbij zullen jullie echter toch tegen niemand 'heer' zeggen; want slechts één is jullie Heer en Meester, en dat ben Ik! ook zullen jullie tegen niemand 'vader' zeggen; want slechts één is jullie Vader -namelijk die in de hemel woont! Zo moeten jullie ook niemand goed en heilig noemen; want alleen God is goed en heilig!
[5] Wees allemaal broeders en zusters onder elkaar. Wie onder jullie de eerste en de belangrijkste wil zijn, dient de knecht en dienaar van allen te zijn! Want in Mijn rijk is de meest deemoedige, geringste en schijnbaar minste juist de belangrijkste en grootste in alle wijsheid en macht.
[6] Nu weten jullie wat jullie moeten doen en steeds in acht moeten nemen om Mij en Mijn kracht en macht in jezelf te bewaren en ermee te werken; doe het altijd zo, dan zullen jullie ook in Mij blijven en Ik in jullie!'
[7] Nu kwam onze bootsman nog naar Mij toe en zei: 'O beste Heer en Meester, u zei dat men tegen geen enkel mens 'vader' moet zeggen, omdat alleen God de Vader van alle mensen is! Ik zie wel in dat u volkomen gelijk hebt; alleen weet ik nu niet hoe ik datgene wat er in de wet van Mozes staat moet opvatten en hoe men het moet uitleggen als Mozes zegt: 'Eer je vader en moeder, opdat je lang leeft en het je goed gaat op aarde!' Hier noemt Mozes, de grote en machtige profeet van Jehova, degene die kinderen verwekt toch vader, en ook staat er geschreven: 'onze vader Abraham, Isaak en Jacob!' Als wij als kinderen onze verwekker nu vader noemen, begaan wij dan volgens wat U hier hebt gezegd een zonde tegenover U, o Heer?'
[8] Ik zei: 'Het woord zelf is niet belangrijk, maar alleen de innerlijke betekenis ervan! Daarom kunnen kinderen hun verwekker gerust 'vader' en degene die hen gebaard heeft 'moeder' noemen; want kinderen kunnen immers de geest van het woord niet vatten. Maar jullie vatten nu de innerlijke geest van het woord wel en weten dat de eeuwig allerhoogste, zuiverste liefde in Mijn hart voor jullie mensen, die Ik opvoed tot Mijn kinderen en voor eeuwig verhef, de enige ware Vader is. Dus, vriend, begrijp goed, jullie moeten alleen in deze geestelijke zin van het woord tegen niemand 'vader' zeggen!
[9] Onthoud bovendien nog, dat ieder puur uiterlijk woord evenals een letter op zichzelf dood is en niemand tot leven wekt; alleen de innerlijke geest in het woord - of het nu uitgesproken wordt of in letters geschreven -is het, die iedereen levend maakt die volgens de innerlijke, levende betekenis ervan denkt, handelt en leeft. Wie echter alleen volgens de uiterlijke betekenis van het woord gelooft, handelt en leeft zoals de Farizeeën, blijft dood zoals ook de letter van het woord op zichzelf dood is. - Dat zeg Ik dus om jullie gerust te stellen!'
[10] De vissers en alle anderen bedankten Mij voor deze toegevoegde uitleg en ze dachten heel goed na over alles wat Ik hun hier 's morgens nog voor zonsopgang had meegedeeld en uitgelegd.
[11] Aangezien de zon zich nu in een sterke rode gloed boven de horizon begon te verheffen, omgeven door roze lichte wolkjes -wat prachtig was om te zien -zei de waard: 'Zo'n ochtend is weliswaar mooi en prachtig om te aanschouwen; alleen is het jammer dat op zulke rooskleurige ochtenden bijna nooit een even rooskleurige avond volgt! Reeds van oudsher wordt er gezegd: "s Morgens rozen, 's avonds slijk!' Heer en Meester, zullen de rozen van deze ochtend ons vanavond ook slijk bezorgen?'
[12] Ik zei: 'Laat jij nu maar de oude astrologenspreuken, zolang Ik in jullie midden ben, achterwege, hoewel ze af en toe inderdaad wel hier en daar bevestigd worden; want Degene die Heer van de ochtend is, is ook Heer van de avond! Als je dat begrepen hebt, hoef je niet bang te zijn voor het slijk van de avond.'
[13] Toen Ik dat tegen de waard had gezegd, werd hij blij; want hij was nooit een vriend van een avond vol slijk.
«« 145 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.