De genezing van de zieken uit Joppe

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 186 / 214 »»
[1] Toen Ik deze dingen had gezegd, kwam een dienaar van Marcus ons uitnodigen voor het middagmaal; want het was inmiddels al ver na de middag.
[2] Maar Ik zei: 'Wie van jullie nu naar beneden wil gaan om zich met aardse spijs en drank te versterken, kan nu gaan en zijn lichaam tevreden stellen; Ikzelf zal vandaag echter tot vanavond op deze berg blijven. Wie bij Mij wil blijven, zal ook geen honger of dorst lijden!
[3] Er zullen weldra een groot aantal hongerige en dorstige armen uit de omgeving van Joppe hier aankomen, die het maal dat voor ons is klaargemaakt zullen eten. Er zullen kreupelen, aan handen en voeten verlamden, melaatsen en mensen die door kwade koortsen geplaagd worden bij zijn; als ze van de voor ons bereide spijzen eten, zal het beter met hen gaan. - Dat moet de dienaar in huis zo regelen!'
[4] Eén van de aanwezige leerlingen van Johannes zei: 'Heer en Meester, de mensen die uit Joppe hier aankomen weten toch nog niets over U en kunnen toch ook nog geen geloof in U en Uw woord hebben -en toch worden ze genezen door Uw zegen, die U in de spijzen zult leggen. Hoe valt dat te rijmen met wat U altijd zegt: 'Je geloof heeft je geholpen'?'
[5] Ik zei: 'Hoe valt het met jou te rijmen dat jij, die toch al een oudere leerling bent, een zo onnozele vraag kunt stellen? Heb Ik soms niet al een groot aantal leerlingen uitgezonden?
[6] Twee van hen bevinden zich nu in Joppe en verkondigen Mijn woord aan de armen. Ze hebben die armen in Mijn naam ook wel de handen opgelegd, en het ging beter met hen; maar de genezenen vielen weer terug in hun oude zwakheden en alledaagse zonden en zodoende ook in hun oude lichamelijke kwalen.
[7] Ze hebben zich weer tot de twee leerlingen gewend, met de vraag of die hen weer wilden genezen. Maar de leerlingen hebben gezegd: 'Ook al genezen wij jullie weer in naam van de Heer, jullie zullen toch weer opnieuw zondigen; daarom zeggen wij jullie: doe eerst echt boete, en als de Heer ziet dat jullie je leven ernstig en voorgoed hebben gebeterd, zal Hijzelf jullie wel helpen! Sta op en wandel vol berouw, geloof en vertrouwen naar de wonderbron aan het Meer van Galilea, die de Heer Zelf daar heeft geplaatst en gezegend, dan zullen jullie daar genezing vinden; laat de voetreis, die een zware opgave voor jullie is, een boetedoening voor jullie zijn!'
[8] Kijk, na deze ernstige vermaning zijn de zieke armen, hoe moeilijk het ook ging, vol geloof en vertrouwen aan de verre en moeizame reis begonnen, en het schip dat nu juist op deze oever aankoerst, brengt ze hierheen.
[9] Ze komen hier dus niet zonder geloof aan, maar met een juiste hoeveelheid geloof, en ze zullen dan ook door hun geloof geholpen worden.
[10] Maar stel in het vervolg niet meer zo'n onnozele vraag aan Mij; want dergelijke vragen zouden er blijk van geven dat jij nog geen geschikt zout zou zijn om de spijzen voor ziel en geest van de mensen te kruiden!'
[11] Hierop vroeg de leerling Mij om vergeving en bedankte Mij voor de terechtwijzing.
[12] Ik wendde Mij tot de dienaar, die intussen van Marcus opdracht kreeg om een toereikende hoeveelheid brood en wijn op de berg te brengen, en zei: 'De armen moeten hun eten buiten krijgen; want de buitenlucht is bevorderlijker voor hun gezondheid dan de lucht en damp van de eetzaal. Ga nu doen wat je opgedragen is!'
[13] Hierop ging de dienaar weg en zorgde nauwgezet voor alles.
[14] Weldra brachten andere dienaren verscheidene karaffen vol wijn en ook verscheidene broden.
[15] De naar beneden gestuurde dienaar zei tegen de arme gasten, die aan land waren gestapt, dat ze zo goed en kwaad als het ging buiten aan de tafels plaats moesten nemen, en liet direct de voor ons uitstekend klaargemaakte spijzen in overvloed op hun tafels zetten.
[16] De armen schrokken daar echt van en zeiden: 'O vriend, aan zulke spijzen zouden wij echt wel behoefte hebben; maar wij zijn arm en kunnen die nauwelijks betalen!'
[17] De dienaar zei: 'Degene die deze spijzen heeft voorgeschreven voor jullie genezing, heeft ze al betaald; eet en drink dus zonder je daar verder zorgen over te maken! Maar als jullie gezond worden, verval dan niet weer in jullie oude zwakheden en zonden, zoals jullie dat nog maar kort geleden in Joppe hebben gedaan nadat jullie voor de eerste keer door de twee leerlingen genezen waren!'
[18] Toen de armen dat hoorden, verbaasden ze zich over die woorden van de dienaar, en een van hen vroeg hem hoe hij dat kon weten, aangezien die twee leerlingen die dat tegen hen hadden gezegd, voorzover hij wist, al geruime tijd in de havenstad verbleven en deze streek zeker niet hadden bezocht en het hem dus niet hadden kunnen vertellen, en dat behalve de twee leerlingen van de grote Heiland en zijzelf niemand daar iets van kon weten.
[19] De dienaar zei: 'Vraag nu niet verder, maar eet en drink, opdat jullie weer gezond worden! Als jullie weer gezond zijn geworden, zullen we er nog wel over kunnen praten hoe ik die dingen te weten ben gekomen.'
[20] Toen begonnen de armen te eten en te drinken, en toen ze werkelijk verzadigd waren, verlieten hun kwalen hen ook; de melaatsen werden rein, de koortslijders raakten hun koorts kwijt, en de verlamden en kreupelen werden recht van leden en konden hun voeten en handen zo goed gebruiken als alleen een sterk en volkomen gezond mens dat kan. Aan de verbazing, de vragen en ook de lofprijzingen kwam bijna geen eind. Maar de dienaar gaf hun geen antwoord dat van speciaal belang was.
«« 186 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.