Over de bestemming van de mensen (12.9.1861)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 22 / 214 »»
[1] Ik zei: 'Luister, Nojed, en ook je broers Hiponias en Rasan! Ik ben geen Samaritaan zoals jij dat bedoelt en opvat, en toch ben Ik ook een Samaritaan; evenzo ben Ik geen jood en toch weer wel een jood; en ook ben Ik geen heiden en toch weer wel een heiden, anders zou Ik met heidenen niet vriendelijk kunnen omgaan. Kortom, Ik ben alles met alles en in alles! Want waar de waarheid, de liefde en haar goedheid in volkomen gemeenschap heersen, daar ben Ik ook bij alle mensen op de hele aarde, en Ik vervloek niemand die de waarheid en haar goedheid nastreeft.
[2] Wie echter uit liefde voor de wereld en voor zichzelf de waarheid en alle goedheid daarvan de rug toekeert, en dus noodzakelijkerwijs zondigt tegen de waarheid en haar goedheid, die de eeuwige zuivere liefde in God is, die zondigt ook tegen Gods orde en tegen de onwrikbare gerechtigheid daarvan, en vervloekt zichzelf.
[3] Maar als hij zijn grote kwaad inziet, tot de waarheid terugkeert en die waarheid en haar goedheid begint te zoeken en daar ook naar begint te handelen, dan wijkt de vervloeking van hem in dezelfde mate als waarin hij met volle ernst de gevonden waarheid tot richtsnoer van zijn leven maakt. Dan ondersteunt God hem, verlicht zijn hart en verstand steeds meer en versterkt zijn wil, en dat zowel bij heidenen als bij joden. En zo ben Ik, vanuit Gods geest die in Mij woont, alles in alles zowel in heidenen als in joden.
[4] jij houdt Mij ook voor een echte profeet, en Ik zegje dat Ik dat ook ben -en toch ben Ik het ook weer niet! Want een profeet moest doen wat Gods geest hem gebood te doen. Maar Ik ben Zelf Heer en Dienaar, Ik schrijf Mijzelf de juiste wegen voor, en niemand kan Mij ter verantwoording roepen en zeggen: 'Waarom doe je dat?'Want Ik ben Zelf uit en in Mijzelf de waarheid, de weg en het leven; en wie volgens Mijn leer zal handelen en gelooft dat Ikzelf de waarheid, de weg en het leven en zodoende een volkomen onafhankelijke, geheel vrije Heer ben, zal ook net als Ik in zichzelf het eeuwige leven hebben.
[5] Want als de mensen van deze aarde kinderen Gods willen worden, moeten ze in alle opzichten net zo volmaakt trachten te worden als de eeuwige en heilige Vader in de hemel, die in Zichzelf de eeuwige Waarheid, de eeuwige Liefde en Macht is en al het eindeloos goede, rechtvaardige en heerlijke dat daaruit voortkomt. Daarom staat er ook in de Schrift: 'God schiep de mens ?aar Zijn beeld, Hij maakte hem tot Zijn evenbeeld en blies hem Zijn adem lil, opdat hij een levende, vrije ziel zou worden!'
[6] Op die manier zijn de mensen van deze aarde niet enkel en alleen schepselen van de almacht van jehova, maar kinderen van Zijn geest en zodoende van Zijn liefde, en dus - zoals er ook geschreven staat - zelf goden.
[7] En als ze dat zijn - en ook hun geheel vrije en door niets beperkte wil zegt hun dat duidelijk - dan zijn ze ook geheel vrije heren en rechters over zichzelf. Maar ze worden pas volmaakte en volkomen aan God gelijke heren, door Gods wil, die hun getrouw geopenbaard is, tot hun eigen wil te maken door ernaar te handelen, waar ze ook volkomen vrij in zijn.
[8] God werkt dan ook slechts hoogst zelden zichtbaar onder de mensen, omdat Hij hun reeds vanaf het oerbegin vanuit Zichzelf het vermogen heeft gegeven om zich op eigen kracht geleidelijk aan tot het hoogste, aan God gelijke levensniveau te kunnen verheffen.
[9] Wie dus de waarheid en haar goedheid begint te zoeken, zodra hij zijn verstand gaat gebruiken, en ook direct handelt volgens hetgeen hij heeft gevonden, heeft reeds de juiste weg betreden, en God zal die weg steeds meer en meer voor hem verlichten en hem naar Zijn heerlijkheid leiden. Maar wie traag wordt, ook door zijn eigen wil, en zich hecht aan deze wereld en haar verleidelijkheden, die alleen maar ter beproeving van de vrije wil voor de uiterlijke en vergankelijke zintuigen van de materiƫle of lichamelijke mens aanwezig zijn, die richt zichzelf ook uit vrije wil en maakt zich gelijk aan datgene wat dood en gericht is - en is zodoende zelf ook al zo goed als gericht en dood.
[10] En deze dood is dan hetgeen jij onder het begrip 'hel' als straf voor de ziel vanwege haar zonden hebt verworpen, omdat je nooit meer uit vrees voor zo'n straf de zonde wilt vermijden en ook niet wilt hopen op een hemel als beloning voor het handelen volgens de bekende waarheid. En daar geef Ik je helemaal gelijk in; want zo'n hel bestaat echt nergens, evenmin als zo'n hemel. En toch bestaan er een hel en een hemel, maar niet buiten de mens, maar binnen in hem, al naargelang hij zichzelf richt op de manier die Ik je zojuist heb laten zien.'
«« 22 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.