Het heidense dorp met de tempel van Mercurius

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 31 / 214 »»
[1] Er stond echter nog veel volk op straat dat Mij nog een keer wilde zien en spreken; want de dienaren van Zacheüs hadden bekend gemaakt wat Ik met diens zoon had gedaan. Maar Ik liet Me niet van de wijs brengen en liep zonder Mij te laten ophouden snel tussen de menigte door. Omdat echter enkele honderden mensen Mij wilden begeleiden, bleef Ik heel even staan en beduidde degenen die Mij achterna liepen dat ze moesten omkeren en naar huis moesten gaan, wat ze dan ook deden.
[2] Maar terwijl Ik zo door het volk werd opgehouden, drong een vrouw door de menigte naar Mij toe, die al verscheidene jaren aan bloedvloeiingen leed en door niemand geholpen kon worden. De vrouw raakte Mijn mantel aan in het volle geloof dat haar dat zou helpen, en op hetzelfde moment werd ze dan ook genezen.
[3] Om de leerlingen en de andere mensen te beproeven vroeg Ik: 'Wie heeft Mij in geloof aangeraakt? Want Ik werd gewaar dat er kracht van Mij uitging.'
[4] De leerlingen en verschillende andere mensen zeiden: 'Daar, die opdringerige vrouw heeft U aangeraakt!'
[5] Toen viel de vrouw aan Mijn voeten en vroeg Mij om vergeving; want ze was bang dat ze ervoor gestraft zou worden.
[6] Maar Ik zei tegen haar: 'Sta op en ga naar huis; want je geloof heeft je geholpen! Maar zondig niet meer, als je gezond wilt blijven!'
[7] Toen stond de vrouw direct op en ging naar huis, onderwijl Gods macht lovend.
[8] Onmiddellijk daarna stuurde Ik het volk weg en ging met de leerlingen weer snel verder.
[9] Al gauw kwamen we in een woeste streek, waar de weg doorheen liep. Op dat tijdstip liepen daar geen reizigers, en zo konden wij ongezien de afstand, die anders ongeveer tien uur in beslag nam, op de reeds bekende manier in nog geen half uur afleggen en een streek bereiken, die gedeeltelijk door Joden en gedeeltelijk door Grieken bewoond werd, en waar zich Babyloniërs gevestigd hadden.
[10] We kwamen bij een dorpje dat de Grieken toebehoorde. Midden in dat dorpje bevond zich op een heuvel een tempel, die aan de heidense god Mercurius was gewijd. Voor het gedogen van die heidense tempel in het Joodse land moesten de bewoners van dat dorp echter jaarlijks een aanzienlijke schatting betalen aan de tempel in Jeruzalem, waarna ze van de tempel dan toestemming kregen om hun god Mercurius weer gedurende een heel jaar offers te brengen en bepaalde feesten ter ere van hem te houden. Vandaag voor de Romeinen was het een dag van Mercurius, hoewel het voor de Joden de dag na de sabbat was -was het echter juist een feestdag van de bovengenoemde heidense god, en de Grieken waren druk bezig met hun afgod.
[11] Toen wij op die plek arriveerden, hielden de Grieken ons staande en verlangden dat ook wij naar oud gebruik, dus uit een soort beleefdheid, onze knie voor de afgod zouden buigen.
[12] Maar Ik zei tegen hen: 'Luister, jullie blinde heidenen zouden jullie knieën en hart liever voor de enig ware God van de Joden dienen te buigen! Want deze dode en machteloze afgod van jullie is een werk van mensenhanden, en dus veel minder dan het kleinste, onaanzienlijkste mosplantje; de ene en enig ware God van de Joden heeft echter puur vanuit Zichzelf hemel en aarde en alles wat zij draagt geschapen. Daarom moeten alle mensen alleen in de ene, ware God geloven, Hem alleen aanbidden en geen andere, dode afgoden hebben en die met allerlei dwaze en de menselijke waardigheid onterende ceremoniën eren.'
[13] Een Griek zei: 'Als wij in Jeruzalem komen weigeren wij niet onze knieën te buigen voor jullie God, hoewel wij heel goed weten dat zich in de grote tempel van Salomo geen God in wat voor gedaante dan ook bevindt. De Joden hebben alleen maar een kist, waaruit op bepaalde tijden een naftavlam oplaait, die echter als zo heilig beschouwd wordt, dat die alleen door de opperste en hoogste Joodse priester enkele keren per jaar gezien en aanbeden mag worden. Maar wij weten ook dat die kist net als deze god van ons door mensenhanden gemaakt is; hoe kom jij er dan bij te zeggen dat de God van de Joden de enig ware is en vanuit zichzelf hemel en aarde heeft geschapen, waarom dan ook alle mensen in hem moeten geloven, hem alleen moeten aanbidden en eren en geen afgoden moeten hebben?
[14] Vriend, het schijnt mij toe dat wij elkaar helemaal niets te verwijten hebben, als het gaat om de waarheid welke God de echte is! In onze goden, die symbolen zijn van de verschillende krachten van de natuur, eren wij alleen maar de door ons min meer of bekende krachten van de grote natuur, en niet het door mensenhanden gemaakte beeld en de tempel die daar bij hoort, en dat is toch zeker wijzer dan zoals jullie Joden een oude kist met de bijbehorende tempel voor de enig ware God te houden en te aanbidden! Door hier van jullie te verlangen dat jullie in het voorbijgaan beleefdheidshalve je knie zouden buigen voor onze Mercurius, wilden wij jullie echt niet afvallig maken van het jodendom en zodoende verleiden tot een zonde tegen jullie God!
[15] Maar als jij en al je metgezellen ons een feitelijk bewijs kunnen leveren dat alleen jullie God de enig ware is, ondanks mijn verstandige argumenten tegen de door jullie beweerde waarheid, dan zijn wij niet zo eigenzinnig dat wij ons niet heel snel en zonder enige moeite enkel en alleen tot jullie God willen wenden!'
[16] Ik zei: 'Vriend, een dergelijk bewijs kunnen wij je wel leveren, zonder te verlangen dat jullie je knieën voor ons moeten buigen; maar Ik moet jullie vooraf een voorwaarde stellen waar jullie eerst aan moeten proberen te voldoen, om te zien of die jullie lukt of niet. Als die jullie lukt, dan zullen ook wij onze knieën buigen voor jullie Mercurius en daarna als Joden verder reizen; als het jullie niet lukt aan de voorwaarde te voldoen, dan zal Ik jullie het feitelijke bewijs leveren dat de God van de Joden de enig ware is en zullen jullie je van je dure goden afkeren en uit eigen vrije wil je hart en knieën voor onze God buigen.
[17] De voorwaarde is als volgt: jullie hebben je afgod gisteren en vandaag al geëerd en de offers in de tempel neergelegd, en daarom moet de afgod goedgezind zijn en een tot hem gerichte bede snel verhoren.
[18] Kijk, daar op de trap van de tempel zit een blindgeboren meisje van twaalf jaar oud! Ze is de lieveling van haar welgestelde ouders, en zij zouden er alles voor geven als haar het gezichtsvermogen gegeven kon worden! Wend jullie dus allemaal tot jullie God met de bede of hij de ogen van dat blinde meisje wil openen! Want zulke blinden kan geen mens op de hele aarde genezen; dat kan alleen een almachtige God. Als jullie God het blinde meisje geneest, dan willen ook wij ons voor hem buigen; maar als hij haar niet geneest, zoals te verwachten valt, dan zal Ik haar genezen met de kracht van de geest van onze God, die in Mij woont, maar nadat het meisje ziende is geworden, zal Ik vanaf de plaats waar Ik nu sta ook de tempel met het afgodsbeeld in één ogenblik zodanig vernietigen, dat jullie niet eens meer de plaats zullen herkennen waar nu de tempel met het afgodsbeeld staat. Ga en vervul de aan jullie gestelde voorwaarde!'
[19] De Griek, die ook de vader van het blinde meisje was, zei: 'Vriend, wij willen die poging doen, zoals ik al enkele keren heb gedaan - helaas altijd zonder het minste resultaat! Maar wat kunnen wij van jullie verlangen, als jouw enig ware God misschien ook jou, vriend, in de steek laat en je verlangen niet verhoort? Want over dit onderwerp heb ik al gesproken met heel veel joden die ook heel serieus in hun God geloofden, en ieder van hen heeft mij eerlijk toegegeven dat het met het directe verhoren van de beden die jullie tot Hem richten ook allemaal niet zo gemakkelijk ligt. Maar daarmee wil ik niet in twijfel trekken wat jij beloofde te doen, omdat er in jouw woorden een heel zeker vertrouwen doorklonk. Maar als het resultaat van jouw God tenslotte toch op dat van onze god lijkt, wat dan?'
[20] Ik zei: 'Dan zullen wij levenslang jullie slaven zijn! Maar ga nu naar jullie god en leg hem jullie vraag voor!'
«« 31 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.