De zorg van de jongeman

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 38 / 214 »»
[1] De jongeman zei: 'O Heer, Heer en eeuwige Meester van het leven, ik heb het allemaal goed begrepen, en het schijnt mij nu werkelijk toe alsof het in mijn hart nu reeds helemaal vrij en vollevenslicht is geworden; daarom ben ik er op voorhand al ten volste van overtuigd dat er mettertijd nog veel meer levenslicht in mij zal komen, als ik zelf in volle ernst volgens Uw heilige leer aan het werk zal gaan! O Heer, Heer! Laat toch vele, ja alle mensen op die manier in Uw liefde verlicht worden; dan zullen wij mensen ons reeds in deze wereld in het paradijs bevinden!
[2] Maar nu bespeur ik in mijzelf ook de diepe nacht in Jeruzalem, waarmee wij nog heel veel strijd zullen moeten doormaken om de algemene klaarlichte levensdag te doen aanbreken; want in het licht dat nu in mij ontwaakt is, zie ik pas de verschrikkelijke tegenstelling tussen Uw zuivere leer en de ten hemel schreiende, bedrieglijke en volkomen valse leerstellingen en armzalige wetten van de tempel. Hoe zal men die tegemoet kunnen treden? Want de tempeldienaren hebben nog altijd de aardse macht in handen en vervolgen iedereen die anders gelooft, denkt en handelt te vuur en te zwaard. Als ze hierheen komen en ons aantreffen, terwijl wij leven en handelen volgens Uw leer, en ons naar de reden vragen, dan zullen wij als in Uw waarheid staande mensen toch alleen de waarheid moeten zeggen, om niet voor leugenaar te staan tegenover hen en ook tegenover U, o Heer, Heer!
[3] O eeuwige Heer van alles wat bestaat en van hemel en aarde, geef ons ook in dat opzicht raad; want hoewel ik nog jong ben, zie ik nu plotseling maar al te goed in dat wij misschien al heel binnenkort te maken zullen krijgen met heel bittere en harde vervolgingen van de kant van de tempeldienaren, en wel des te meer naarmate wij ernstiger en actiever volgens Uw leer zullen leven en handelen. O Heer, Heer, wat moeten wij dan doen?'
[4] Ik zei: 'Nou, nou, Mijn beste zoon! Ben Ik ten eerste niet machtiger dan de tempel, die ook in Mij niet gelooft, maar Mij alleen maar voortdurend vervolgt en probeert Mij gevangen te nemen en te gronde te richten? Wie in Mij gelooft, op Mij bouwt en Mij vertrouwt, zal Ik toch ook wel te hulp kunnen komen tegen de blinde macht van de tempel! Geloof je dat?'
[5] De jongeman zei: 'O Heer, Heer, vergeef mij mijn nodeloze dwaze angst; ik geloof, ik geloof het zonder twijfel! U, de eeuwig enige Heer over leven en dood zult de Uwen ook tegen alle hellemachten weten te beschermen, hoezeer ze er ook opuit zijn om op de hele aarde Gods rijk te vernietigen en het rijk van de eeuwige dood te stichten.'
[6] Ik zei: 'Heel zeker, waarachtig en gewis! Maar ten tweede zeg Ik je ook nog: wees in jezelf weliswaar zacht als duiven, maar tegenover de wereld listig als slangen! Want Ik wil niet dat jullie Mijn parels openlijk aan alle wereldse zwijnen laten zien en ze hen toewerpen.
[7] Als men jullie ter verantwoording zal roepen, zal Ik het antwoord wel in jullie mond leggen -en echt, dan zal niet één op de duizend in staat zijn jullie van repliek te dienen. Als Ik jullie ook deze verzekering nog geef, kunnen jullie in Mijn naam iedere strijd die je te wachten staat, heel moedig onder ogen zien. Want in deze tijd zal de uitbreiding van Mijn rijk onder de mensen geweld nodig hebben, en zij die het willen hebben, zullen het ook met geweld naar zich toe moeten trekken! De zekere over,:inning zal echte:. niet moeilijk te bevechten zijn, omdat Ikzelf als de machtigste Held de strijders voor Mijn rijk alle hulp zal geven! - Begrijp je dat ook?' ..
[8] De jongeman zei: 'Ja, Heer, Heer, met Uw genade is alles gemakkelijk te begrijpen; want met Uw leer geeft U degene die ernstig volgens de goddelijke betekenis ervan wil leven, ook het juiste begrip en daarmee ook de moed om de strijd voor de goddelijke, zuivere en levensechte waarheid met iedere vijand aan te gaan en zegevierend te doorstaan. Want ik was dood, en Uw goddelijk almachtige Woord heeft mijn ledematen weer tot leven gewekt .en mijn hart gedwongen weer te gaan kloppen, en evenzo heeft Uw almachtige wil nu ook onze schalen en karaffen niet leeg laten worden. Bovendien hebt U ons allemaal nog het grootste levensbezit geschonken door de gave van Uw leer, waardoor wij nu reeds heel bewust weten en heel goed inzien wat wij moeten doen en waarom.
[9] Als wij dat nu allemaal weten en U, o Heer, Heer, ook als de enig ware God hebben herkend, dan moet dat ons immers het volste geloof en het innigste vertrouwen geven dat U ons ook in de strijd tegen de vijanden van de waarheid zult beschermen en ons altijd de zekere overwinning over hen zult geven, omdat U, de eeuwige Waarheid, ons dat getrouw hebt beloofd. In ons hart zullen wij wel zacht zijn als duiven, maar met Uw hulp, o Heer, Heer, zal het ons ook aan listigheid tegenover onze eventuele vijanden niet ontbreken.'
«« 38 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.