De Heer getuigt over Zichzelf

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 4 / 214 »»
[1] Ik zei: 'Ja, Mijn lieve kinderen, maar juist ter wille van jullie gaat dat niet zo gemakkelijk als jullie denken; maar omdat Ik jullie ook dat beloofd heb, zullen jullie de ene, enig ware God ook allemaal aanschouwen. Maar eerst moet Ik jullie wel op het hart drukken dat jullie hetgeen je gezien hebt niet bekend mogen maken voordat er een jaar verstreken is.'
[2] Allen beloofden Mij dat plechtig.
[3] Toen zei Ik verder: 'Goed dan, luister naar Mij, en doe jullie ogen en harten wijd open!'
[4] Ik, die nu met jullie spreek, ben Zelf degene die de profeten aan de mensen verkondigd hebben! Volgens Mijn eeuwige raadsbesluit heeft het Mij behaagd om Zelf als mens van vlees en bloed als een helder en leven brengend licht onder de mensen te komen, die in de oude nacht van de zonde dwalen en verkommeren, en hen te verlossen van het harde juk van het gericht en de eeuwige dood.
[5] Maar Ik ben niet alleen naar de Joden gekomen, die vanaf het allereerste begin het volk van de ene ware God waren en zich ook nog zo noemen hoewel zeer velen vanwege hun slechte daden al sinds lange tijd een volk van de hel zijn geworden -maar ook naar de heidenen. Weliswaar stammen die ook af van dezelfde eerste mens op deze aarde, maar ze hebben zich in de loop van de tijd zo door de verlokkingen van de wereld laten verleiden, dat ze daardoor afvallig werden van de ene ware God, Hem niet meer kenden en vervolgens van dode en vergankelijke materie naar hun lust en believen zelf goden maakten en die vereerden en aanbaden, wat tegenwoordig nog heel veel het geval is, zoals jullie wel weten.
[6] Opdat dus ook de heidenen de eeuwige en meest levende waarheid, die alleen in God bestaat, zullen kennen, ben Ik ook naar de heidenen gekomen en geef Ik hun het door eigen toedoen al zo lang verloren levenslicht en dus ook het eeuwige leven terug.
[7] Ik ben Zelf het licht, de weg, de eeuwige waarheid en het leven. Wie in Mij gelooft en volgens Mijn leer leeft, heeft het eeuwige leven reeds in zich en zal de dood nooit meer zien of voelen, al zou hij wat zijn lichaam betreft duizendmaal sterven; want wie in Mij gelooft, Mijn geboden houdt en Mij derhalve boven alles liefheeft, is in Mij en Ik in de geest in hem. En in degene in wie Ik ben is ook het eeuwige leven.
[8] En nu heb Ik jullie dan ook de enig ware, ene God getoond, zoals Ik jullie zojuist beloofd had. Onderzoeken jullie nu jezelf, of je dat ook gelooft! Ja, ook dit geloven jullie nu - maar blijf ook als echte helden in dat geloof en laat jullie daar door niemand meer vanaf brengen, dan zullen jullie leven en de kracht van Mijn wil zal in jullie zijn en blijven! Zo zij het en blijve het!'
[9] Toen Ik dat tegen de daar aanwezige heidenen gezegd had, werden ze door een huivering van diep ontzag aangegrepen, en niemand durfde een woord te zeggen.
[10] Maar Ik zei op vriendelijke toon: 'Kom toch tot jezelf, kinderen! Zie Ik er als meest ware Vader van alle mensen dan zo verschrikkelijk uit, dat jullie nu door zo'n huivering voor Mij bevangen worden? Kijk, Mij is weliswaar niets onmogelijk -want in Mij is alle kracht, macht en gezag in de hemel en op aarde -maar Ik kan er niet voor zorgen dat Ik niet ben wat Ik ben, en jullie niet wat jullie zijn! Ik ben nu eenmaal Degene die Ik ben, was en zal zijn van eeuwigheid tot eeuwigheid, en jullie zullen dat ook zijn en blijven.Als Ik jullie nu Mijn lieve kinderen noem, zijn jullie toch helemaal aan Mij gelijkwaardig, en als jullie volgens Mijn leer en dus ook volgens Mijn wil leven en handelen, zullen jullie werkelijk niet minder volmaakt zijn dan Ikzelf ben, en jullie zullen dezelfde tekenen kunnen doen die Ik doe. Want wat voor vreugde kunnen onvolmaakte kinderen aan een volmaakte Vader geven? Laat jullie te grote eerbied voor Mij dus varen en heb in plaats daarvan een volkomen vertrouwen en liefde voor Mij, dan zullen jullie Mij veel aangenamer, welgevalliger en dierbaarder zijn!
[11] Werkelijk, wie Mij liefheeft hoeft Mij niet te vrezen! Want degenen die God te zeer vrezen, hebben Hem ten eerste nog nooit echt gekend en hun hart staat nog ver af van Zijn liefde, en ten tweede lopen zulke te vreesachtige kinderen door hun eigen schuld gevaar dat ze gaan dwalen in wat ze geloven en weten. Want hun vrees verzwakt hun moed en hun wil om in hun hart zo dicht mogelijk bij Mij te komen en daardoor ook in alle waarheid des levens door Mij verlicht te worden. Als jullie dat hebben begrepen, laat jullie vrees voor Mij dan varen en heb liefde voor Mij en het volste vertrouwen in Mij!'
[12] Toen Ik dat tegen hen gezegd had, week de afgodische angst uit hun hart en begonnen zij Mij met meer vertrouwen te loven en te prijzen, en in hun hart ontwaakte meer en meer de liefde. Maar toch waren ze er niet helemaal gerust op, want de voorstellingen uit het heidendom van onverbiddelijkheid en eeuwige macht en gestrengheid van een God, die zij lange tijd gekoesterd hadden, wilden en konden niet zo snel uitgewist worden. Maar na een uur, waarin Ik nog in de herberg bleef, werden ze allemaal vertrouwelijk en Ik gaf hun nog menige les, die hun liefde voor Mij versterkte en bevestigde.
«« 4 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.