De Heer met de Zijnen in een herberg in Samaria

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 50 / 214 »»
[1] Diezelfde dag kwamen wij in de stad Samaria en namen daar onze intrek in een meer afgelegen herberg. Toen wij de herberg binnenkwamen, kwam de waard ons direct heel vriendelijk tegemoet, want hij hoopte iets aan ons te verdienen.Aangezien de leerlingen sinds de ochtend gegeten noch gedronken hadden, waren ze al zeer hongerig en dorstig, wat Ik wel wist, hoewel ze deze keer niet heimelijk onder elkaar mopperden, zoals wel vaker bij soortgelijke gelegenheden.
[2] Daarom vroeg Ik direct Zelf aan de waard: 'Vriend, we hebben vandaag al een heel lange reis gemaakt en sinds vanmorgen vroeg niets tot ons genomen omdat er de hele weg geen herberg te vinden was, en we hebben dus honger en dorst. Wat kun je ons vlug te eten en te drinken aanbieden?'
[3] De waard zei: 'Jullie zijn met bijna veertig mensen, daarom zullen even zovele vissen en broden en ook evenveel bekers wijn zeker niet te veel zijn!'
[4] Ik zei: 'Laat maar twee keer zoveel vissen klaarmaken; want jouw vissen zijn van een kleine soort, en dan is twee voor ieder van ons niet teveel. Maar zorg dat ze snel en goed klaargemaakt worden! En geef ons intussen wijn, brood en zout!'
[5] Enigszins verlegen zei de waard: 'Ja, mijn beste en waarde heren, alles goed en wel, als ik alles wat jullie wensen maar in voorraad zou hebben! Dat zal met de vissen en ook met het brood wat moeilijk gaan, omdat ik daar niet zoveel van heb ingeslagen, aangezien mijn herberg vanwege de ongunstige afgelegen ligging over het algemeen maar weinig wordt bezocht, maar met wijn kan ik jullie nog wel naar behoren van dienst zijn. Kortom, wat er is, zullen jullie ook krijgen; maar meer kan ook God Zelf niet van een mens verlangen!'
[6] Ik zei: 'Dat heb je weliswaar heel goed gezegd; maar met de vissen is het toch beter gesteld dan je hier hebt toegegeven! Maar je bent stiekem een beetje bezorgd dat wij die tachtig vissen uiteindelijk niet kunnen betalen, en daarom doe je alsof je een kleinere voorraad hebt! Brood heb je vandaag inderdaad niet al te veel, maar vissen genoeg; wees dus niet bezorgd en laat het bestelde aantal vissen snel klaarmaken, en breng ons brood en wijn!'
[7] Hierop liep de waard snel weg, zette iedereen aan het werk en liet zijn bedienden onmiddellijk brood, wijn en licht naar de gastenkamer brengen, want het was al laat in de avond en in de kamer was het al helemaal donker geworden. Toen de gastenkamer verlicht was, kwam de waard weer naar ons toe en verzekerde ons dat wij binnen een halfuur uitstekend bediend zouden worden. Daarbij keek hij echter heel aandachtig naar ons en wist niet goed wat hij van ons moest denken, want sommigen van ons droegen Griekse, sommigen Joodse en enkele Galilese kleding net als Ik.
[8] Toen zijn nieuwsgierigheid hem teveel parten begon te spelen, wendde de waard zich allervriendelijkst tot een van de leerlingen die het dichtst bij hem stond, en wel tot Thomas, en zei (de waard): 'Vriend, sta mij toe dat ik je iets vraag!'
[9] Thomas zei: 'Daar aan het hoofd van de tafel zit de Heer; richt je vraag aan Hem! Hij zal je die het beste beantwoorden! Wij anderen zijn allemaal Zijn leerlingen en dienaren van Zijn wil.'
[10] Daarop kwam de waard naar Mij toe en zei: 'Heer, vergeef mij mijn vrijpostigheid en in zekere zin opdringerigheid! Ik zou zo graag willen weten uit welk land jullie afkomstig zijn. Naar jullie kleding te oordelen zijn jullie Judeërs, Galileeërs en ook Grieken. Wat voor beroep oefenen jullie uit? Handelslieden zijn jullie zeker niet, aangezien jullie geen handelswaar met je meevoeren, en artiesten of tovenaars lijken jullie ook niet te zijn; want daarvoor zien jullie er te oprecht uit. En hoe kon jij weten dat ik veel beter van vissen was voorzien dan van brood? Kortom, jullie hele verschijnen hier in mijn afgelegen en steeds slechts spaarzaam bezochte herberg maakt op mij een wat wonderlijke indruk. Jullie moeten het mij maar vergeven, als ik hier openhartiger dan anders gebruikelijk is met jullie spreek.'
[11] Ik zei: 'Luister, nieuwsgierige waard! Als wij ons gesterkt hebben met het brood, de wijn en de vissen, zal Ik je wel zeggen uit welk land wij komen. Maar zorg jij nu maar dat het avondmaal vlug klaargemaakt wordt en breng nog meer wijn en brood; want de eerste zeer matige hoeveelheid die je ons hebt gegeven hebben wij al op!'
[12] Toen de waard dat van Mij gehoord had, ging hij direct weg en bracht voldoende brood en wijn.
[13] Ik zei tegen hem: 'Kijk eens aan, het schijnt je nu ook met het brood beter te gaan dan eerst; en ook lijkt dit brood Mij groter en beter te zijn dan wat je ons eerst hebt geserveerd! Hoe komt dat eigenlijk?'
[14] NOTA BENE: Ik wist wel hoe dat kwam, en Ik vroeg het de waard alleen maar opdat hij zichzelf zou onderzoeken.
[15] Op Mijn vraag zette de waard grote ogen op en wist niet wat hij Mij daarop moest antwoorden. Hij proefde het brood, dat hem ook vreemd voorkwam, en vond het buitengewoon goed smaken.
[16] Pas na een poosje zei hij (de waard): 'Eigenaardig! Anders weet ik toch alles wat er in mijn huis is en gebeurt; maar waar mijn vrouw misschien wel in het geheim dit ware koningsbrood gehaald heeft, weet ik werkelijk niet! Maar het is toch wel heel wonderbaarlijk dat mijn broodkamer nu helemaal met dit soort grote broden gevuld is. Maar hoe het ook zij -ik ben blij dat ik weer voor enkele dagen uitstekend verzorgd ben met brood! Maar ik moet bij mijn vrouw toch even navragen waar dit brood gehaald is en wie het heeft betaald, en voor welk bedrag. Want dergelijk echt koningsbrood is duur, en één brood zou wel eens vier penningen kunnen kosten!'
[17] Hierop riep hij zijn vrouwen vroeg haar waar het brood vandaan gekomen was, waar zijn broodkamer nu plotseling helemaal mee gevuld was, en hoe duur het was.
[18] De vrouw proefde ook van het brood, zette een nog verbaasder gezicht dan haar man had gedaan en zwoer bij alles wat haar lief was, dat ook zij absoluut niet wist waar het brood vandaan was gekomen.
[19] Daarop werd er aan verscheidene bedienden gevraagd of ze ook wisten waar vandaan het vele goede brood in de broodkamer was gekomen. Maar ook zij zwoeren dat ze daar helemaal niets van wisten.
[20] Toen zei Ik tegen de waard: 'Waarom blijf je zo lang vragen? Wees blij dat je voorraadkamer vol brood is, en zorg dat de bestelde vissen snel op tafel komen; later zal menig raadsel misschien nog opgelost kunnen worden!'
«« 50 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.