Het prachtvertoon op tafel bij het ochtendmaal

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 55 / 214 »»
[1] Toen Ik klaar was met deze uitleg, kwam de waard met zijn genezen zoon ons aankondigen dat het ochtendmaal weldra uitstekend toebereid op tafel gezet zou worden. En tegelijkertijd vroeg hij Mij in alle eerbied om raad wat hij moest doen, aangezien zijn vrouwen kinderen hem voortdurend lastig vielen met de vraag wie Ik was en waar Ik vandaan kwam, omdat Ik zonder enig hulpmiddel het blinde oog van zijn zoon weer ziende had kunnen maken. Zowel hij als zijn genezen zoon wilden Mij niet verraden, omdat Ik hun dat had verboden.
[2] Ik zei: 'Aangezien Ik na het ochtendmaal toch al snel verder zal reizen, kun je hun dan onthullen wie Ik ben en waar Ik vandaan kom; want als je het hun nu direct zou zeggen, zou Mijn aanwezigheid al snel in de hele stad bekend zijn, en dan zou jij het wel eens erg moeilijk kunnen krijgen vanwege het gedrang van de mensen in je huis.je zult na Mijn vertrek nog genoeg te stellen krijgen met de nieuwsgierigen; hoeveel te meer zou dat nu het geval zijn, terwijl Ik nog aanwezig ben!'
[3] Daarmee waren de waard en zijn zoon helemaal tevreden, en hij ging voor het ochtendmaal zorgen.
[4] Dat werd direct daarna in zilveren schalen op tafel gezet, evenals de wijn in grote zilveren bekers. Mijn schaal en wijnkelk waren gemaakt van het zuiverste goud, en Ik vroeg de waard waarom hij dat had gedaan, aangezien Ik nooit welgevallen vind in dergelijke aardse pracht.
[5] Hij boog echter diep voor Mij en zei (de waard): 'O Heer en Meester, ik weet wel dat U nooit welgevallen vindt in dergelijke dingen, en dat men U alleen met een van zuivere liefde vervuld hart welgevallig kan eren en prijzen. Maar in mij hebt U een mens gevonden die U in zijn hart al boven alles heeft geëerd en geprezen en U voortaan nog meer op die manier zal eren en prijzen. Maar ik dacht dat ik een zonde zou begaan, als ik U, de hoogste Heer van hemel en aarde, niet ook de eer zou bewijzen die men toch aan mensen pleegt te bewijzen die een bepaald aanzien genieten!
[6] U hebt immers de hele aarde geschapen met alles wat zij bevat, en dus ook haar goud en zilver, en zo getuigen ook deze metalen, die door de mensen al sinds heel lang als de edelste en dus ook waardevolste zijn erkend, van Uw liefde, wijsheid, macht, grootheid en eer! En daarom denk ik in mijn eenvoud dat het beter is, U als Schepper van ook het goud en zilver op onze menselijke manier met deze metalen te eren, dan er een schandelijke woeker mee te bedrijven of ter wille daarvan de bloedigste oorlogen te voeren en een duizendvoudig onheil als het ware uit de hel over de arme mensheid af te roepen.'
[7] Ik zei: 'ja,ja, daar heb je natuurlijk wel gelijk in; als alle mensen net als jij zouden denken en hun hart dezelfde gezindheid zou hebben, zouden goud, zilver, parels en alle kostbare edelstenen hun nooit onheil bezorgen! Maar omdat de mensen, die het belangrijk vinden dat God met goud, zilver, parels en edelstenen wordt geëerd, heel anders beginnen te denken en dus ook weldra een andere instelling krijgen, zou het heel onverstandig van God zijn als Hij Zich liet eren met datgene wat in alle tijden het meeste en grootste onheil onder de mensen heeft gesticht.
[8] Zoals jij dachten ook de aartsvaders van de aarde, en zij eerden God voor gouden en zilveren altaren en verrichtten hun erende lofgebeden in met goud, zilver en allerlei edelstenen rijk versierde tempels, zoals je in de tempel in Jeruzalem wel kunt zien. Maar wat had dat tot gevolg? Kijk,juist daardoor zijn de genoemde metalen, parels en edelstenen in de verbeelding van de mensen zo buitengewoon waardevol geworden!
[9] Toen de mensen tenslotte de waarde van die dingen waarmee ze God vereerden, te hoog gingen inschatten, zijn ze steeds meer in de aarde gaan wroeten om goud, zilver, parels en edelstenen te zoeken; daarbij vergaten ze ook God langzamerhand en dachten God al in hoge mate te eren en geweldige genadegaven van Hem te ontvangen als ze ter ere van Hem een groot stuk goud, zilver of een hoop edelstenen op het altaar konden leggen.
[10] Maar aangezien niet alle mensen zo vaardig waren in het vinden van de genoemde zaken, om zich daarmee God welgevallig te kunnen betonen, legden zij aan de aartsvaders, die tegelijk ook priesters waren, de vraag voor hoeveel schapen, koeien, ossen of ook kalveren en stieren zij in plaats van zo en zoveel goud of zilver aan God moesten offeren, om Hem even welgevallig te worden als degene die God puur goud en zilver ten offer brengt.
[11] Toen merkten de oudsten of priesters maar al te gauw dat er met de godsdienst gemakkelijk en ook min of meer onschadelijk een winstgevende handel verbonden kon worden, en dat het voor de godsdienstige verheffing en geruststelling van de mensen ook heel nuttig was. En zo begonnen de priesters goud, zilver, parels en edelstenen te wegen en ze bepaalden de waarde naar het aantal verschillende dieren, en later ook naar de hoeveelheid graan, vruchten, goed bouwhout, wijn, kledingstoffen en nog heel veel andere dingen.
[12] Daardoor ontstonden de ruilhandel en de sluikhandel, de slechte woekerwisselarij, vervolgens afgunst, haat, toorn, vervolging, leugen, bedrog, geilheid en aardse pracht, voornaamheid, verhevenheid, trots en verachting onder de mensen, aangezien men hun waarde niet meer afmat aan hun innerlijke zielenadel, maar alleen aan het gewicht van het goud en zilver, parels en edelstenen, aan de omvang van de kudden, akkers en wijngaarden en het grotere bezit aan nog andere dingen.
[13] Dat de armen de rijken benijdden en door allerlei listen hun rijkdom begonnen te verminderen, waardoor diefstal, roof en moord ook niet lang op zich lieten wachten, is een vanzelfsprekende zaak. Want wanneer het materialisme steeds meer de overhand krijgt, gaat het geestelijke te gronde, en uiteindelijk wordt God voor de mensen een oud, versleten, onbeduidend en waardeloos begrip waar ze zich geen voorstelling meer van kunnen maken. Dan worden totale goddeloosheid en daarmee alle denkbare kwaden op de meest gewetenloze manier algemeen gangbaar onder de mensen, de mensen grijpen naar de wapenen, en het deel van de mensen dat zich beter acht probeert het slechtere deel met geweld te onderwerpen; en als dat gelukt is komen er wetten, waarop bij het niet in acht nemen de strengste straffen staan. En zo ontstaan dan de machthebbers en daar tegenover de slaven op aarde.
[14] Kijk, dat doen het goud, het zilver, de parels en de edelstenen allemaal als de mensen die op welke manier dan ook voor uiterlijke verering gebruiken, in de mening dat die dingen de zuiverste en edelste materie zijn!
[15] Wat de uiterlijke verering en verheerlijking van God betreft, daar heeft God Zelf al sinds eeuwigheid voor gezorgd; want daarom heeft Hij de hemel en de hele zichtbare natuur geschapen -deze hele aarde, de maan, de zon en de talloze sterren, die merendeels hemellichamen van een nauwelijks uit te spreken grootte zijn en vol zijn van de prachtigste dingen en kleine schepselen op hun meer dan grote en wijd uitgestrekte vlakten en velden -en dat is voldoende voor de uiterlijke verheerlijking van de grote God en Meester over alles sinds eeuwigheid, en Hij heeft dus geen goud en zilver, geen parels en geen geslepen en gepolijste edelstenen van deze aarde nodig.
[16] De enige ware verering en verheerlijking die God welgevallig is, bestaat en dient eigenlijk alleen maar te bestaan uit een zuiver, God boven alles en de naaste als zichzelf liefhebbend hart, en dus ook -wat hetzelfde is - uit het trouw houden van de geboden, die Hij door Mozes aan alle mensen heeft gegeven; al het andere is ijdel en dwaas, ook als het door een rein en God welgevallig mens wordt gedaan. Weliswaar wordt God door bepaalde mensen, zoals de Farizeeën en de afgodspriesters en - priesteressen, en ook door schijnvromen, ogendienaren en huichelaars uiterlijk geëerd, terwijl ze zelf helemaal niet in Hem geloven en nooit geloofd hebben, en wel voor geld en andere aanzienlijke offers; maar dat heeft voor God niet alleen geen waarde, maar is een gruwel in Zijn ogen, en zo is het ook met alles wat in de ogen van de wereld groots en schitterend is. Onthoud dat, Mijn vriend, aangezien je het nu gehoord hebt uit de mond van Degene die Zich met geen enkele materie laat eren en prijzen, maar alleen met een zuiver, volkomen aan Hem toegewijd hart en Hem toegewijde wil!'
[17] Heel verlegen zei de waard nu: 'Heer en Meester sinds eeuwigheid, als deze verering van mij, die ook uiterlijk is, zoals ik nu heel duidelijk inzie, U niet aangenaam is, moet alles onmiddellijk anders geregeld worden!'
[18] Ik zei: 'Laat alles nu maar zoals het is; want de vissen zijn goed klaargemaakt en zullen ons deze keer ook uit de gouden en zilveren schalen goed smaken, en de wijn ook! Maar laat het een volgende keer weg!'
[19] Daar was de waard tevreden mee, en wij begonnen aan het ochtendmaal.
«« 55 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.