Het middagmaal

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)

«« 95 / 214 »»
[1] Tijdens dit gesprek van ons was het al bijna middag geworden, en Ik zei tegen de leerlingen: 'jullie kunnen je nu klaarmaken om te vertrekken; want wij hebben vandaag nog een lange weg te gaan!'
[2] Maar de waard zei: 'O Heer en Meester, U zult toch wel het middagmaal, dat nu weldra helemaal gereed zal zijn, samen met Uw leerlingen bij mij willen gebruiken?'
[3] ook de Farizeeër en de schriftgeleerde vroegen Mij dat.
[4] En Ik zei tegen de laatste: 'Vriend, kijk eens naar buiten, hoe je metgezellen met de hulp van vele gehuurde arbeiders daar in het puin van de afgebrande synagoge bezig zijn om hun gevonden schatten bij elkaar te zoeken en naar een veilige bewaarplaats brengen. Zou je niet meehelpen?'
[5] De schriftgeleerde zei: 'O Heer en Meester, ik heb hier de eindeloos veel betere schat gevonden en zal mij er voortaan wel wijselijk voor hoeden om te dicht bij de wereldse schatten te komen; want als ik dat zou doen, zou hetgeen ik vannacht heb gedroomd wel eens volledig en echt aan mij bewaarheid kunnen worden. Laat die wereldse lieden dus maar zoeken in de resten van de brand zoveel ze willen, ook al zouden ze zich mijn deel toe eigenen; mij is Uw aanwezigheid nu eindeloos veel liever dan alle schatten der aarde. Wees daarom toch zo genadig om alleen maar tot na de middag hier te blijven!'
[6] Ik zei: 'Uit liefde voor jullie, omdat ook jullie Mij liefhebben, zal Ik hier nog tot na de middag blijven! Maar hou steeds je droom in gedachten en blijf trouw aan je voornemen; dan zul je weldra in een helderder licht wandelen! Watje echter van je aardse schatten nog zult vinden, neem dat en verdeel alles onder de armen, dan zal Ik je in ruil daarvoor een andere schat uit de hemelen schenken! Aan wie in Mijn naam veel geeft, zal ook Ik veel geven; maar aan wie in Mijn naam alles geeft, zal ook Ik alles geven voor de eeuwigheid!'
[7] Na deze woorden van Mij zeiden de waard en de Farizeeër: 'Heer en Meester, waarom zei U dat niet ook tegen ons?'
[8] Ik zei: 'jullie weten toch al wat je te doen staat! Wie de goede wil heeft, heeft ook het werk al voor zich. Als jullie voor de armen goede huisvaders zijn, dan doen jullie al evenveel als wanneer jullie alles hadden weggegeven, en Mijn zegen voor jullie zal niet achterwege blijven. Denk vooral aan de arme weduwen en wezen, dan zal Ik aan jullie denken en jullie niet als wezen op deze aarde achterlaten, maar voortaan in de geest bij jullie blijven! Maar ga nu eens kijken, waard, hoe het met het middagmaal staat!'
[9] Daarop ging de waard snel naar de keuken om te kijken hoe het met de bereiding van het middagmaal stond. Die was al een heel eind gevorderd, en de waard haastte zich dan ook om de tafel opnieuw te dekken.
[10] Maar Ik zei: 'Laat dat maar - deze schalen, die nog sinds het ochtendmaal op tafel staan, zijn nog niet zo onrein geworden dat men daar het middageten niet uit zou kunnen eten; wat voor Mij rein is, moet ook voor jullie rein zijn!'
[11] De waard nam echter toch schone doeken en maakte de volkomen lege schalen schoon; want Mijn leerlingen verstonden heel goed de kunst om schalen helemaal leeg te maken. Daarop namen de waard en zijn bedienden de schoongemaakte schalen, liepen ermee naar de keuken en brachten toen een groot aantal goed bereide vissen, alsook brood en verscheidene karaffen vol wonderwijn; en wij begonnen dan ook onmiddellijk het maal tot ons te nemen.
[12] Tijdens het eten werd er nog over veel dingen gesproken die ook al bij andere gelegenheden besproken zijn en daarom - NOTA BENE - niet nog eens verteld hoeven te worden.
[13] Toen wij klaar waren met het eten, kwamen er twee van de Farizeeën de eetzaal binnen, die de hele ochtend hun schatten uit de resten van de brand hadden gezocht en naar een veilige bewaarplaats hadden gebracht.
[14] Zij verbaasden zich zeer toen ze de ene Farizeeër en zelfs de schriftgeleerde heel welgemoed aan onze tafel zagen eten, en ze zeiden tegen de laatstgenoemde (de Farizeeën): 'O, jullie maken het je wel erg gemakkelijk! Wij werken de hele ochtend buiten om nog iets van de door het vuur vernietigde kostbare schatten te vinden en in veilige bewaring te stellen, en jullie doen je tegoed zonder je om ons te bekommeren! Wat is dat voor een gedrag van jullie ?'
[15] De schriftgeleerde werd heel boos over die opmerking en zei: 'Luister! Ten eerste hebben wij datgene wat wij het onze mochten noemen allang helemaal in orde, en wij zien nu absoluut niet in waarom wij jullie hadden moeten helpen met het zoeken en op orde brengen van jullie eigendommen, aangezien jullie ook nog nooit op het idee gekomen zijn om ons ergens mee te helpen. En ten tweede hebben wij bij deze gelegenheid bovendien een heel andere schat ontdekt en gevonden, die ons nu eindeloos veelliever is dan al jullie bij elkaar geschraapte goud en zilver; maar jullie zullen waarschijnlijk wel nooit bezitters van die schat worden. En ten derde hebben wij hier een echte levenswijn te drinken gekregen, zoals jullie verlekkerde kelen waarschijnlijk nooit te proeven zullen krijgen! En zo zijn wij nu beiden in alle opzichten heel goed voorzien en hoeven jullie daar geen verantwoording over af te leggen. Als jullie mij begrepen hebben, kunnen jullie je gauw weer omdraaien en teruggaan naar waar jullie werkelijk totaal ongenodigd vandaan zijn gekomen!'
[16] Toen de twee Farizeeën op het punt stonden hem vanwege dit antwoord eens stevig van repliek te dienen stond de waard op, die als Samaritaan en Romeins burger altijd korte metten maakte met de Farizeeën, en zei: 'Hier ben ik naar aardse maatstaven nog de baas, en iedere vreedzame gast is mij lief, waardevol en dierbaar, of hij nu een heiden dan wel een jood is; want een heiden heeft zichzelf niet tot heiden en een jood zichzelf waarlijk niet tot jood gemaakt. Maar als er zulke ruziezoekers over de drempel van mijn huis komen, is er niet erg veel voor nodig om te zorgen dat ik gebruik maak van mijn aloude huisrecht! Als jullie iets willen eten en drinken, ga dan naar jullie gewone eetkamer en bestel wat jullie willen, dan zal het verlangde jullie ook zo snel mogelijk gebracht worden. Maar hier hebben jullie niets te doen, niets te zeggen en niets te maken; want dit is geen Joodse, maar een Romeinse herberg, waar alle reizigers gelijk behandeld en bediend worden.'
«« 95 / 214 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.