Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

122 resultaten - Pagina 8 van 9

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9
[5] 'En kijk, broeder Robert, hier voor ons staat deze eerste, grote, onzuivere geest, aan wiens loutering nog steeds wordt gewerkt. Daarom moeten we niet meteen twijfelen als zoiets meer tijd vergt dan menige andere zaak. Deze geest is wel het onzuiverste dat je je maar kunt voorstellen, maar te zijner tijd is hij in staat tot een volledige zuivering. We mogen daarom niet ongeduldig worden omdat wij gemakkelijker gelouterd konden worden dan deze geest, want een klein plekje kan toch eerder en gemakkelijker worden geveegd dan de bodem van een hele wereld. Deze geest is op zichzelf beschouwd de totale uitdrukking van de gehele schepping, terwijl de hele aarde met al haar wezens nauwelijks als één atoom van zijn eigenlijke wezen moet worden gezien. Dat een nietig geest je eerder te zuiveren is dan deze allergrootste, geschapen oergeest, het alomvattende begrip van al het geschapene, zul je evengoed inzien als ik, maar omdat er voor de loutering van zoiets groots meer vereist is, moet men over deze goddelijke aangelegenheid ook wel goed nadenken en zich met alle geduld voegen naar Gods verordeningen. Beste vriend, hou hiermee een beetje rekening en je zult je dan gemakkelijker naar mijn handelwijze kunnen voegen. En nu naar Minerva!'
Hoofdstuk 43: Indische wijsheid over satan. Aansporing tot geduld. Een klein plekje is gemakkelijker schoongeveegd dan de gehele schepping. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] Helena zegt: 'Liefste Robert-Uraniël, voor God de Heer, onze Vader vol zuivere liefde, bestaat noch iets groots, noch iets kleins! Hij geeft aan het ene werk dit, aan een ander werk een ander doel. Waar echter het doel goddelijk is, daar is ook het middel goed. Ik ben een middel in de hand van de goddelijke liefde en jij eveneens. Jij bent net als ik noch groot noch klein, maar wij zijn elkaars gelijke in de liefde voor God. Laten we daarom elkaar geen lof meer toezwaaien, maar elkaar innig vasthouden in God, onze heilige Vader! Jouw wijsheid moge zich verbinden met mijn in God gerijpte liefde! Als wij zo één worden voor God, dan worden wij een waarachtig echtpaar in de hemel en zullen in die hoedanigheid werken volgens Gods orde.'
Hoofdstuk 38: De heer met Robert en Helena. Het weerzien van de beide echtgenoten. Een waar echtpaar der hemelen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[12] Mijn geliefde Cado, kom dichter bij Mij, want ik heb je iets groots en belangrijks te geven!' Cado buigt diep en zegt dan: 'Heer, ik had van U weliswaar een heel andere voorstelling, maar nu ik U in de meest bescheiden eenvoud zie, bevalt mij dat toch het meest. Ik jubel in het diepst van mijn hart, omdat U als het allerhoogste Godwezen zo bescheiden en eenvoudig bent! Zo heb ik mij de Godheid in mijn hart vaak gewenst, al moest ik mij Haar ook steeds als ontoegankelijk voorstellen, omdat mijn bevattingsvermogen mij geen andere voorstelling toestond. Omdat ik hier mijn God en almachtige Schepper zo aantref, ben ik nu bovenmate blij en stel U, Heer, mijn kleine beetje kracht dadelijk bereidwillig ten dienste. Laat me echter niet werkeloos toekijken, want het is mij een vreugde iets goeds te doen. - Wat zal er nu_met die zogenaamde Minerva gebeuren? Moet zij zo blijven of zullen wij toch nog verdere pogingen doen om haar te beteren? Zoals ze nu is, zal ze veel onheil stichten op aarde; daar is ze zeer zeker op uit.'
Hoofdstuk 37: Minerva's theatrale vertrek naar haar laatste gevecht. Sahariël, Robert en Cado keren huiswaarts. De Heer neemt Cado aan. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] Op hetzelfde ogenblik zijn de drie ook al hier. Sahariël komt voor Mij staan, buigt diep en zegt: 'O Heer, Gij alminnende, almachtige, heilige God en ons aller Vader! Met broeder Robert-Uraniël ben ik in Uw naam op weg gegaan om hem een glimp van Uw eindeloze heerlijkheid te tonen. Hij zag de wereld waar hij oorspronkelijk van afkomstig is en beleefde er een buitengewone vreugde aan, want alles prijst daar Uw naam. Maar op de terugweg leidde Uw heilige Geest ons naar een groots tafereel dat voor al Uw hemelen en voor de kleine aarde, als geboorteplaats van Uw kinderen, van de grootste betekenis zal zijn. Deze scène was echter een gloeiend heet karwei! De hele hel kwam in opstand tegen U en Uw hemelen; satan smukte zich geweldig op om door zijn schoonheid alle hemelen naar zich toe te trekken.
Hoofdstuk 37: Minerva's theatrale vertrek naar haar laatste gevecht. Sahariël, Robert en Cado keren huiswaarts. De Heer neemt Cado aan. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[31] MARTINUS zegt: 'Ja, ja, dat geloof ik van jou meteen! O, jij bent werkelijk wat groots, ja iets enorms groots in jouw soort! Jij zult jouws gelijke in deze wereld zeker nooit vinden! O jij, jij - - !'
Hoofdstuk 161: Martinus' gemakkelijke overwinning in het gesprek over de wijsheid met de domme, trotse oudste van de zonnetempel - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[36] DE WIJZE zegt: 'Jij zegt daar iets, dat feitelijk wel waar is. Maar of ik daarom een dwaas ben, dat moet eerst blijken, want dat vind ik van mijzelf niet! Ik gebied je daarom verder te spreken, maar steeds alleen maar groots!'
Hoofdstuk 161: Martinus' gemakkelijke overwinning in het gesprek over de wijsheid met de domme, trotse oudste van de zonnetempel - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[14] Nu hebben jullie een duidelijk inzicht in alles: het geestelijke zowel als het natuurlijke ligt voor jullie open! Dat zal echter niet het geval zijn bij degenen, die het ernst is om kinderen van God te worden. Overdenk daarom wel, wat jullie nu in dit opzicht willen doen! Er wordt jullie iets groots aangeboden, maar er wordt ook niet weinig van jullie verlangd!'
Hoofdstuk 176: De opkomende vijandelijke vloed - Opbeurende woorden van Petrus aan allen - Zijn belangrijke vraag aan de zonnemensen: 'Willen jullie kinderen van God worden of niet?' - Het antwoord van Uhron - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[6] Maar neem nu eens aan, dat alle zonnen, centraalzonnen, planeten en kometen bij elkaar nauwelijks een miljoenste deel van zo’n hoofdcentraalzon uitmaken, hoe groots en machtig moet dan ook haar aantrekkingskracht niet zijn, en hoe machtig sterk de druk op haar centrum?!
Hoofdstuk 7: Het eigen licht van de zonnen - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[16] Zo hoeven jullie je dus ook absoluut geen zorgen te maken om de instandhouding van zulke grote wezens; want voor Mij bestaat er nergens iets groots. Dat, wat jullie groot noemen, ja onnoembaar groot, is het in Mijn ogen nauwelijks waard een atoom genoemd te worden. De Grote Scheppingsmens, die uit talloze massa’s hulsgloben, is in Mijn ogen niet groter dan het kleinste punt in de diepten van de oneindigheid51!
Hoofdstuk 66: Het zevende paar gordels en de reusachtige bewoners ervan - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[12] Minerva, die van pure verbazing nauwelijks in staat is om te spreken, zegt met trillende stem: 'Cado, dat is te veel, te groots, te prachtig! Ik ken toch alle hemelen en hun bewoners, maar ik heb daar nog nooit iemand zo'n gewaad zien dragen, zelfs niet de Godheid in Haar ontoegankelijke licht! Hoe kan ik nu, nu ik mij net een beetje ontworstel aan mijn ergste en diepste verdorvenheid, in staat zijn om zo'n vuurgewaad aan te nemen en uiteindelijk zelfs te dragen! Ik beleef daaraan weliswaar een onbeschrijflijke vreugde, maar ik waag het werkelijk niet om het aan te trekken, want het diepste van de hel kan niet zo snel een verbintenis met het hoogste der hemelen aangaan! Dat kost nog heel veel tijd, waarin ik over mijn helse en inslechte handelen moet nadenken voordat ik me er meer en meer aan zal kunnen onttrekken, want bedenk dat ik de oorsprong ben van al het kwaad en van elk gericht. Hoe en wanneer ik me echter boven mijn oerslechte instelling zal kunnen verheffen... O Cado, hoe ver ligt zo'n tijdperk nog van ons af!'
Hoofdstuk 31: Bathianyi en Miklosch over deze scène. Minerva zet de laatste schrede. Het hemelse gewaad als beloning. Mogelijke gevolgen van de volledige verlossing van Satana. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[11] Robert zegt: 'Ja, ja, bij U is alles mogelijk, maar dat dit desondanks iets zo ontzettend groots is dat daardoor elke geest tot in z'n binnenste begint te beven, kunnen noch Petrus, noch Paulus, noch de diep wijze broeder Johannes ontkennen. Vele duizend triljoenen jaren zou het snelste licht er over doen om van de ene pool tot de andere te komen? O Heer, o God, wat een angstaanjagende grootte! Hoe ver moet dan wel zo'n zon van onze aarde verwijderd zijn om van daaraf slechts als een lichtgevende punt te worden gezien?' Ik zeg: 'Zo’n tien miljoen mijlen is genoeg om haar tot de schijnbare doorsnee van Venus te reduceren. Een verdere berekening mag voor jou een genoegen zijn!'
Hoofdstuk 149: Eerste deur inde zuidelijke wand. Overweldigend licht van een hoofd- en oermiddenzon. Haar reusachtige proporties. De daar levende wezens als zonnebalwerpers. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] Er zou iemand kunnen vragen: Waarom zijn voor dit doel de vertrekken zo buitensporig hoog? - Heb maar even geduld, dan zullen jullie direct zien dat de zaak niet zo ondoelmatig is als ze op het eerste gezicht lijkt. Want de kunstbeoefening van de bewoners van deze gordel, en met name het gebied van de mechanische apparaten, die noodzakelijk zijn om te bouwen, is buitengewoon groots en dikwijls ook heel gecompliceerd - zoals bijvoorbeeld hun uitzonderlijk grote hefmachines en ook hun werpmachines. - Haal je maar eens de reusachtige bouwwerken van deze mensen voor de geest; stel je voor tot op welke voor jullie nauwelijks te begrijpen hoogte zij stenen van verscheidene duizenden centenaar zwaar omhoog brengen. Wanneer jullie hier enige aandacht aan schenken, zal het beslist niet al te onbegrijpelijk voor jullie zijn dat er, om dergelijke doeleinden te bereiken, ook overeenkomstige middelen moeten zijn.
Hoofdstuk 49: Het kunstmuseum van de tempel - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[8] God is één enkel wezen en heeft geen ander wezen buiten zich, dat is zoals Hij. - Daarom is Hij als enige boven alles machtig, boven alles verheven, boven alles heilig en vol van de allerhoogste eer. Wat Hij doet is de vrijheid van Zijn wil. En Zijn wijsheid is het in act nemen van Zijn eigen, eeuwige orde. Hij is de Schepper van alle dingen. Alles, wat Hij maakt, maakt Hij vanuit Zijn wil; de elementen zijn Zijn gedachten, en Zijn wil vormt hen tot wezens. Wanneer Hij een wereld bouwt heeft Hij geen materie nodig, maar de materie wordt gevormd door Zijn gedachten, en Zijn wil is de bouwmeester overeenkomstig de eeuwige orde in Hem. Wij kunnen God in eerste instantie niet anders kennen dan uit Zijn werken, die ons Zijn grote macht en Zijn grote eer verkondigen. Daarom kunnen wij God ook niet anders eren dan door Zijn natuur na te bootsen en van de door Hem gegeven materie werken te bouwen, in overeenstemming met de vrijheid van onze kennis. God heeft ons werk weliswaar niet nodig; want Hij schept in één ogenblik grotere dingen dan wij met al onze kracht in vele duizenden jaren. Toch bouwen wij werken, zo groot en verheven wij maar kunnen, om Hem daarmee metterdaad te tonen, dat wij wat in ons hele wezen van Zijn eeuwig oneindige eer doordrongen zijn. Ook al hebben wij nog zoiets groots gebouwd, en daar geen lof van God voor ontvangen, dan moet ons dat er toch niet van weerhouden steeds weer grotere dingen te doen. Want hoe zouden al onze nog zo grote werken zich ook in goddelijke lof kunnen verheugen, aangezien ze allemaal bij elkaar niets zijn in Zijn ogen!? - Maar al kijkt God niet naar onze werken, Hij kijkt toch naar onze wil en onze volharding tot Zijn eer. En zo worden wij niet op grond van onze werken, maar alleen op grond van de standvastigheid van onze wil door Hem gezegend.
Hoofdstuk 52: Meer over de religie van de bewoners van het zesde gordelpaar - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[20] Hij kwam nu naar Mij toe, liefkoosde Mij en drukte Mij aan zijn borst, zeggende: 'Luister jij eens, m'n fijne knul met je fraaie krullen, ik ben helemaal weg van jou! Ik zou voor jou graag willen zorgen met alles wat ik heb! Ik zou iets groots van je willen maken!'
Hoofdstuk 3: De vraag van de jeugdige Jezus aan de schriftgeleerden: 'Wie is de bedoelde maagd, en wie is dan wel haar zoon?' Het goede antwoord van een wijze schriftgeleerde. - Jakob Lorber - Drie dagen in de tempel
[7] Toen zei de opperpriester.: ' Maar staat er dan niet tevens geschreven: 'Zie, Ik zend Mijn Engel voor U uit, om voor de Heer de weg te bereiden en Zijn voetstappen te vergemakkelijken!' En bovendien moet Elias tevoren nog komen om de mensen op de komst van de Messias goed en groots voor te bereiden? Is dat bij jou dan soms het geval? Waar is dan die Engels des Heren, en waar is Elias?'
Hoofdstuk 15: Allerlei tegenwerpingen van Joram en van de opperpriester tegen het Messias-zijn van Jezus en de weerlegging daarvan. - Jakob Lorber - Drie dagen in de tempel
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9