Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

147 resultaten - Pagina 9 van 10

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10
[8] Jullie zeggen: vriend, bij de aanblik van dit wezen raakt men geheel buiten zinnen; werkelijk, zoiets volmaakts kan een sterfelijk mens zonder acuut gevaar voor zijn leven niet eens aanschouwen, laat staan bedenken! De bijna meer dan hemelse schoonheid van dit vrouwelijke geestwezen gaat werkelijk alle menselijke begrippen te boven! Wat een eindeloos verheven zoete vriendelijkheid op haar gezicht; welke onmetelijke zachte vormen en wat een prachtige gelaatskleur! Het glanzende, weelderig lichtblonde haar, op het bovennatuurlijk mooie hoofd een schitterende kroon als van de prachtigste diamanten, het glanzende hemelsblauwe gewaad met zachtrode garnering; ach hoe harmonisch en mooi is dit toch allemaal! We zien ook de ene arm waarboven dit prachtige gewaad door middel van een allermooiste sierspeld in plooien bijeen wordt gehouden. Wat een ronding en harmonie in deze arm! Hij lijkt zo zacht als een milde zucht van het mooiste morgenrood in de lente! En, o beste vriend, behalve haar arm zien we van deze engelenvrouw ook nog haar voet en haar been tot boven de knie. Waarlijk, zo'n schouwspel is zelfs voor een geestelijk oog te veel, want de harmonische zachtheid en volmaaktheid is immers met geen pen te beschrijven. Waarlijk, alleen voor God is liet mogelijk om zo'n onuitsprekelijke harmonie te scheppen! Bovendien beste vriend, zien we op de lichte achtergrond nog een heleboel van zulke hemelse heerlijkheden. Werkelijk, in zo'n gezelschap een gelukkige medebroeder te zijn, zou toch wat al te veel zaligheid zijn!
Hoofdstuk 44: Schoonheid en pracht van de middag. Onderricht over het wezen van liefde en wijsheid - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] Waar mondt zo'n rivier dan in uit? Zo'n rivier ontspringt gewoonlijk uit de vele van grote vurige kraters voorziene bergen, verzamelt zich tot een niet zelden duizenden mijlen brede rivier en doorstroomt dan een gebied dat vaak heel wat langer is dan de afstand van jullie aarde tot aan jullie zon en mondt dan soms uit in een of andere grote zee, maar meestal in her en der liggende grote uitgedoofde kraters, vult deze geleidelijk op en maakt op den duur uit de grote en enorm diepe ravijnen vlak land, dat een voor jullie onbeschrijfelijke glans verspreidt. Maar mettertijd stolt het ook helemaal en kan als vruchtbaar land gebruikt worden.
Hoofdstuk 26: Beschrijving van een woongebied op een zon - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[8] De twee laatste bergvormen lijken ogenschijnlijk met de eerste bergsoort geen overeenkomst wat betreft bestemming te hebben. Want evenals hun ontstaan, is ook hun eigenlijke bestemming heel anders. Maar omdat ze nu eenmaal in de reeks van de oergebergten, dus van de bergvorsten zijn opgenomen, moeten zij zich zonder enig tegenstribbelen ook voegen naar die wetten, die de oergebergten hun als van zich uit voorschrijven. Dat wil voor hen zeggen: 'Het is niet voldoende dat jullie, lagere en jongere bergen, met jullie overvloed de dalen en kloven opvullen, daar vruchtbaar land aanleggen en kleine bergen doen ontstaan met mooie sierlijke bossen. Maar jullie moeten vanaf het begin van je bestaan ook een groot deel van onze lasten overnemen en ons in alles ondersteunen, anders voldoen jullie niet aan je bestemming. Jullie zouden die ook niet kunnen vervullen, omdat door jullie ontstaan een te groot beroep zou worden gedaan op onze kracht als wij nu net als vroeger toen jullie er nog niet waren, alles moesten regelen en besturen!' En kijk, deze nieuwe bergen doen als gevolg van de eveneens in hen aanwezige intelligentie precies, wat hun de bergvorsten opdragen.
Hoofdstuk 21: Middel- en kleingebergte. Hun ontstaan en noodzaak in het geheel van de aarde - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[5] Maar eerst zal Ik nog toelaten dat ze enkele echt weelderig gevormde meisjes tegen het lijf zullen lopen. Dan pas zul je staaltjes van ontucht te zien krijgen! Let dus maar eens op.'
Hoofdstuk 48: Wonderbaarlijk interieur van het huis. Roberts ergernis over hetgeen hij in de tuin ziet. Schandalige scènes bij het Weense gezelschap. De Heer onderneemt een zielekuur voor de booswichten - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[11] Robert zegt: 'Ja broeder, zo heb ik mij dat ook voorgesteld. Maar nu zou ik nog graag de arbeiders, die zo'n tuin in naam van de Heer verzorgen, willen leren kennen.' Petrus zegt: 'Dat doet de Heer allemaal Zelf door Zijn almachtige wil. Hij wil het en het is er. Het verder verplanten gebeurt dan door speciaal daarvoor aangewezen geesten en engelen, aan wie het vruchtbaar maken van alle hemellichamen is toevertrouwd.
Hoofdstuk 138: Heerlijkheid van Gods kinderen. De eetzaal van de Heer. De grote oertuin van de schepping. De activiteit van de volmaakte geesten in het groeiende besef van de liefde. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Iemand kan hierop wel zeggen: 'Het is waar dat men het lezen slechts vruchtbaar kan maken door na het lezen ernaar te handelen; maar als iemand zoveel materiaal krijgt, dan kan hij dat toch al doende opzij leggen en daarvan slechts zoveel lezen als waarvan men overtuigd is daar metterdaad naar te kunnen leven.
Hoofdstuk 2: Vervolg van de inleidende regel uit het eerste hoofdstuk: Een tegenwerping en zijn weerlegging. (Bijvoegsel bij 'De Geestelijke Zon') - Jakob Lorber - Bijbelteksten en hun verborgen betekenis
[16] Daarop verheft Isaak zich en zegt: 'O Heer, ik ben het eerste blad, dat te voorschijn kwam aan de grote levensboom van Uw belofte, die U mijn vader Abraham hebt gedaan. Al zeer oud en bijna geheel verdord stond tezelfder tijd de levensboom van Uw kinderen in de tuin van de liefde, terwijl de slang met haar gebroed alle streken van de aarde weelderig vulde! Maar gij, o Heer, aanschouwde de geheel verdorde levensboom van Uw kinderen en schonk hem weer leven van de wortel tot in de kruin en U gaf hem een nieuwe, heilige groeikracht. En zie, ik was het eerste levende blad aan de twijgen van deze heilige boom.
Hoofdstuk 79: De plechtige raadsvergadering. De vraag van de Heer: wat moet er met de aarde gebeuren? Adam, Noach, Abraham, Isaak en Jakob spreken - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[5] Alle tijdelijke gaven van de Godheid aan de mensen zijn zo gegeven, dat de onvolmaakte mens met zijn natuurlijke verstand, die de gaven helemaal niet weet te waarderen, daarop steeds iets aan te merken heeft. Voor de een is de zon in de zomer te heet; hij zou liever een eeuwige lente willen hebben. Een ander vindt de winter ontzettend vervelend; hij zou veel liever een eeuwige zomer willen hebben. Voor de een is het menselijk leven te kort, voor de ander vaak wanhopig saai, zodat hij het zelf gewelddadig bekort. Weer een ander zou graag willen, dat de hele aarde één vruchtbaar vasteland was, terwijl een Engelsman de zee nog uitgestrekter zou willen hebben dan ze al is. Zo willen sommigen alleen maar akkers, anderen alleen weiland, weer anderen alleen tuinen, nog anderen enkel steden en vestingen. En zo is het met honderden verschillende zaken. Ja, ik heb bijna nooit twee mensen gezien, die precies een en hetzelfde wilden.
Hoofdstuk 114: Bruno's door de Heer ingegeven antwoord. Bewijs van de Goddelijkheid van Jezus' leer. Haar onuitputtelijke rijkdom en veelzijdigheid - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[10] De tweede zegt: 'Och wat, consideratie! Consideratie is niets anders dan lafheid ten opzichte van anderen, die men vanwege een of ander voordeel nog wat langer wil laten leven, tenzij men, zich bewust van eigen zwakte, hen voor machtiger houdt dan zichzelf. Ouders? Hoongelach van de hel! Dat zijn de eerste tirannen voor hun kinderen. De vrouw? Nou ja, als zij nog jong en weelderig is, kan men haar ontzien, maar wordt zij eenmaal oud en lelijk, dan geen consideratie meer, omdat zij dan niemand meer tot vermaak kan dienen. Kinderen als leuke speelpoppen bevallen me ook wel, alhoewel ik die volkeren op aarde die hun molligste kinderen slachten en opeten, voor verstandig houd, omdat er beter vlees aan zit dan aan de magere. Zijn zij echter eenmaal groot, dan ook geen consideratie meer voor deze bloedzuigers van hun ouders! Broeders en zusters en andere vrienden zijn op aarde de lastigste medemensen en zullen het hier des te meer zijn. Daarom helemaal geen consideratie met hen! Zouden de mensen op aarde het inzicht hebben dat ik hier nu heb, dan zou de eerstgeborene zich wel weten te ontdoen van deze lastige rivalen. Maar wat op die domme aarde mens heet, is, op enkele geraffineerde spitsboeven na, puur vee en nog dommer dan dat. Zo komt het dan dat de een blijft leven ten koste van de ander, totdat hij wordt verslagen door een slimmere of door het oude gif van de lucht crepeert. Daarom geen pardon en geen consideratie meer met wie dan ook!'
Hoofdstuk 132: Een schare terechtgestelden komt aan. De leider vertelt hungeschiedenis. Filosofie van de liefde- en goddeloosheid - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[2] De officier, die deze woorden ook in zichzelf hoort, zegt bij zichzelf: 'O, wat een prachtige geest in deze toch zo vreselijke ziel! Kon ik er maar achter komen waar dat aan ligt. Hoe kan zo'n prachtige geest zijn ziel toch zo hebben verwaarloosd? Men zou toch denken dat een zuiver hart vol liefde, waarheid, verdraagzaamheid en deemoed al voldoende was voor de volledige voltooiing van de ziel. Maar dat is hier ogenschijnlijk helemaal niet het geval. Eigenaardig! Er moet naderhand iets met haar zijn voorgevallen, anders kan ik deze toestand onmogelijk verklaren. Als ik er toch aan terugdenk, hoe dit wezen als meisje op aarde nog wel zo' n gevuld en weelderig lichaam had! En hier, O God, is zij een toonbeeld van de grootste ellende en het grootste gebrek. Schamele lompen bedekken haar skeletachtig uiterlijk en verbergen haar schaamdelen amper. Mijn God, wees dit arme wezen toch genadig en barmhartig!'
Hoofdstuk 92: Vervolg van Mathildes levensgeschiedenis. Onthullingen van de treurigste soort. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[12] Dat zie ik nu wel in: wanneer dit een beproeving van mijn grootste zwakte is, dan zal mij dat veel moeite kosten, omdat ik op aarde op dit punt in het geheim een beest was in optima forma! Ja, wanneer ik zo' n echt weelderig meisje zag, dan ging bij mij - taceas*! (* zwijg!) Hoeveel heb ik - taceas de rebus praeteritis ** (** zwijg over de dingen die gebeurd zijn) mooie jonge nonnen! O, dat waren fantastische tijden, echter nu taceas!
Hoofdstuk 8: Bisschop Martinus' kritische monoloog en de belijdenis van zijn zonden - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] IK zeg: 'Kijk broeder, het allerkleinste vonkje echte liefde voor ons, jouw broeders en vrienden, kon dit al doen ontstaan. De zee van je zonden werd door deze liefdesvonk opgedroogd, samen met alle boze gevolgen, en de modder van je hart veranderde ze in vruchtbaar land. De armoedige hut van je inzicht werd door deze liefdesvonk in een paleis veranderd.
Hoofdstuk 22: De deemoedige zelfkennis van bisschop Martinus en het ontwaken van zijn liefde - De veranderde omgeving - Het paleis met het vervuilde interieur - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[6] Denk jij, Martinus, dat zo'n streven iets anders is dan de grootste, verscholen hoogmoed, waar tegenover die van mij in het niet valt? Geef deze op uit diepste grond, pas dan zullen wij misschien verder kunnen praten. Want zie, ik ben licht, als ik in mijn ware gedaante voor je ga staan. Daarom moet jij helemaal rein zijn, dan pas zullen wij vruchtbaar met elkaar kunnen praten. Ga daarom heen en reinig je van alle vuil, kom dan pas weer en spreek met mij, het oerlicht van de eeuwigheid!'
Hoofdstuk 195: Het antwoord van Satan aan Martinus, die hij hovaardij verwijt - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] Na deze rij bomen volgt er weer een lege cirkel; deze is echter omgeven door een soort levende haag. Vanaf deze haag strekt zich dan over een breedte van zeven tot tien klafter een weide uit met buitengewoon weelderig gras, waarbij het gras op één erf steeds van dezelfde soort is.
Hoofdstuk 16: De landbouw op de middengordel. Groentetuin, schapenweide en broodakker - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[5] Het land zelf is echter meer vlak dan bergachtig. En de bergen, die op het land voorkomen, zijn bij lange na niet zo hoog als de bergen van andere, ons reeds bekende gordels. Toch zijn ze veel hoger (boven de zeespiegel van de zon) dan de hoogste bergen op jullie aarde; maar ze zijn niet zo steil en onbeklimbaar als die van jullie. - Het land zelf heeft ook een groot aantal meren, grote en kleine rivieren, beken en bronnen en is als zodanig dus buitengewoon gezegend en vruchtbaar.
Hoofdstuk 36: Het vierde paar zonnegordels - overeenstemmend met de planeet Jupiter. - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10