Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

153 resultaten - Pagina 10 van 11

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11
[6] Slechts één ding begrijp ik nog niet: hoe zit het met het bij bijna alle christelijke religieuze sekten voorkomende begrip van de zogenaamde eeuwige straf. Bestaat er zoiets, of bestaat dit niet? Wanneer men voor een eerlijke en rechtschapen levenswandel tijdens zijn aardse dagen een eeuwige beloning krijgt, dan kan men gevoeglijk aannemen dat er ook een eeuwige straf moet bestaan, want verdient men hier in het rijk der geesten met een korte, edele daad een eeuwig loon, dan wordt men daarentegen ook voor een korte, slechte daad bestraft met een eeuwig verblijf in de hel. Ik vind deze veronderstelling heel logisch.'
Hoofdstuk 76: De Heer over het misoffer en de eeuwige verdoemenis. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] Omdat je voor Mij steeds dierbaar was en de volkeren goed hebt bestuurd, zul je daarvoor nu ook de beloning krijgen waarop je al zo lang hebt gewacht. Dat lange wachten lijkt een onrechtvaardigheid van de kant van God de Heer, maar dat is niet zo. Iedere heerser, al is hij nog zo rechtvaardig, kan op aarde onmogelijk de hoogte van zijn stand laten afdalen in het stof der deemoed. Hij moet zich letterlijk als een god laten aanbidden, anders zou hij geen goede vorst zijn. Het rijk Gods kan echter alleen in bezit worden genomen door diegenen die zich tot in hun laatste en kleinste levensvezel hebben verdeemoedigd.
Hoofdstuk 61: Maria Theresia en enkele andere vorsten betuigen hun instemming met stamvader Rudolf. Verzoek aan de Heer om hen uit de grafkelder te leiden. Goed getuigenis over Rudolf. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[11] Ik zeg: 'Mijn liefde, Mijn genade en Mijn zegen zijn voor jullie en voor hem! Hij was reeds zo goed als verloren, maar er was nog een vonkje in hem, dat tot leven kwam in de kwelling, hem aangedaan door zijn voormalige aardse hoofdman. Dat redde zijn hart en verleende hem grote kracht, waarmee hij Mij toen ongevraagd een grote dienst bewees. Hij zal daarvoor ook een grote beloning ontvangen en een meester worden in de strijd tegen de hel.
Hoofdstuk 37: Minerva's theatrale vertrek naar haar laatste gevecht. Sahariël, Robert en Cado keren huiswaarts. De Heer neemt Cado aan. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[16] Het voorstel luidt: beloof mij om de naam Jezus, die me bijna doet stikken, nooit uit te spreken! En gooi alle stenen weg, ook de lasso, dan zul je daarvoor mijn hart als beloning krijgen. Doe dat en ik ben voor eeuwig de jouwe en zal alleen voor jou leven!'
Hoofdstuk 25: Minerva's voorwaarden voor haar overgave. Cado's antwoord. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[16] HIJ weert dat echter af en zegt: 'Mijn beste, arme vrienden en broeders, prijs niet mij, maar God en deze twee vrienden en broeders! Want ik ben zelf kort geleden door hen hier opgenomen en heb van hen de grootste weldaden ontvangen. Ik zelf ben maar een eenvoudige knecht van deze vrienden van de ongelukkige mensheid. Ik verheug me echter heel erg over jullie redding en deze vreugde is nu mijn grootste beloning in mijzelf!'
Hoofdstuk 24: Bisschop Martinus' nieuwe opdracht – Brand blussen en levens redden - De slachtoffers van de brand krijgen onderdak en kleding - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] Dat was tot nu toe de beloning voor mijn vele aardse bemoeienissen; wat er nog zal volgen, weet ik niet. - Ik geloof dat je nu zo ongeveer wel vertrouwd zult zijn met onze aard en ons lot. Wij zijn in één woord straatarme drommels en je doet een goed werk aan ons; de Heer - als Hij bestaat - moge het je vergelden!'
Hoofdstuk 58: Nadere bijzonderheden over het nieuwe gezelschap van mannelijke en vrouwelijke dienaren van Rome - Een rooms-chinese missionaris - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] JOHANNES zegt: 'Broeder, alle dank, alle lof, alle beloning en alle eer komen alleen de Heer toe! Ga nu weer naar Borem; want ik moet nu Martinus weer onder mijn hoede nemen, omdat we nu dadelijk het dal en zijn mooie bewoners zullen bereiken.'
Hoofdstuk 134: Het antwoord van Johannes op de vraag van Chorel, of de hemelbewoners de aarde en haar toekomstige geschiedenis kunnen zien - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[20] Nu hebben in de loop van de tijd de dingen en verhoudingen op mijn wereld zich veranderd en zich zo ontwikkeld, dat alleen maar het kleinste deel van de mensen eigen grond bezit; verreweg het grootste deel heeft niets en moet voor het bezittende deel tegen slechte beloning en het allerkarigste voedsel je reinste slavenarbeid verrichten.
Hoofdstuk 173: Voortzetting van de toespraak van bisschop Martinus – Verschil van levensomstandigheden op de zon en de aarde - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] Sahariël zegt: 'Jij kroon van alle uiterlijke schoonheid! Mij, en mijn vriend Uraniël komt evenmin als vriend Cado een beloning toe, want wij zijn slechts dienaren volgens het wijze plan van de Heer en werktuigen in Zijn hand. Als wij al iets doen, dat de indruk wekt alsof wij het zelf deden, dan is dat toch slechts schijn, omdat alleen Hij het is, die alles volbrengt. Wat daarom de Heer welgevallig is, dat geschiede! Wij zijn allen van de Heer en zijn naargelang de graad van onze ootmoed tegenover Hem, evenals die van onze liefde tot Hem, een beloning die alleen Hem toekomt! Ons komt echter niets toe dan slechts datgene wat Zijn grote liefde, genade en erbarming ons aanbiedt. Je moet daar echter beslist niet bedroefd om zijn: zou Hijzelf jou vanuit Zijn eindeloze liefde aan mijn hart binden, dan zal ik je ook dankbaar en met waardering voor eeuwig aanvaarden! Vind jij, uiterlijk zeer schone lichtdraagster, dit goed en aangenaam?'
Hoofdstuk 34: Sahariël over het amen. Minerva's liefdesverklaring. Het wijze antwoord van de engel. Gelijkenis van de twee bronnen. Cado onthult de stand van zaken. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Zich tot Cado wendend zegt Minerva: 'Heb je dat gehoord, jij ingebeelde wijsneus? Dat zijn woorden vol ware hemelse zalving, daarop kan men bouwen! Kijk, ik heb gehoor gegeven aan jouw woorden, maar hoe meer ik erover nadacht, des te duidelijker werd het mij dat je slechts een blinde avonturier bent, een duivel, die weliswaar macht bezit, maar deze slechts gebruikt om door middel van allerlei kunstgrepen de over_ winning te behalen! Pak maar in met je wijze spreuken en ook je davidstenen kun je als aandenken bewaren, want niet jouw stenen maar deze beide boden hebben mijn lans gebroken en mijn eeuwige scepter stukgeslagen. Daarom komt alleen aan hen, maar niet aan jou, roem en lof toe. Sahariël, neem me aan! Ik wil een beloning voor jou zijn, want jij hebt je jegens mij verdienstelijk gemaakt!'
Hoofdstuk 34: Sahariël over het amen. Minerva's liefdesverklaring. Het wijze antwoord van de engel. Gelijkenis van de twee bronnen. Cado onthult de stand van zaken. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] 'Ellendig creatuur! Is dat jouw dank voor de triljoenen diensten die wij jou door de eeuwen heen hebben bewezen? Ter wille van jou schuwden wij geen offer, geen moeite en zelfs niet de meest ongehoorde pijnen en kwellingen, om ons tenslotte te verzekeren van jouw liefde, die je ons zo vaak beloofd hebt. Is dat jouw dank, dat je ons uit liefde voor een nieuwe duivel, die nog maar nauwelijks zijn neus in de hel heeft gestoken, smadelijk wilt verlaten? Nee, dat zul je ons nooit aandoen! Eerder vernietigen we jou, de hel en alle hemelen, dan dat we jou één pas van deze plaats laten doen! Kijk, onze dienaren houden deze zee in bedwang en lijden verschrikkelijke pijnen, opdat jij als heerseres er rustig overheen kunt lopen; en jij wilt ons verlaten en nooit dat genoegen schenken, dat je ons zo vaak beloofd hebt? O waag het maar eens, ellendige hoer, je zult daarvoor een beloning krijgen waarvan de rijke fantasie van de Godheid nog nooit gedroomd heeft! Spreek nu, wat zul je doen? Kijk maar eens hoe je held daarboven de moed laat zakken en naar alle kanten kijkt of er niet ergens een gat is om door te ontsnappen! O, roep hem te hulp, roep hem! Waarom roep je hem niet, jouw uitverkorene?'
Hoofdstuk 26: Cado krijgt nog meer bescherming van de engelen. Minerva' s tegenvoorstellen. De hel toont nieuwe schrikbeelden. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Zie, als er op de wereld een machtige vorst naar zijn wijze ministers komt, dan vallen deze van louter eerbied aan zijn voeten. En het is goed, dat ze dat doen voor hun vorst; want zolang ze dienaren zijn, is hij ook hun heer! Als zulke dienaren echter hun vorst buitengewoon liefhebben en tegen hem zeggen: 'Heer, U bent een uiterst goede vorst. U verdient niet alleen ten volle onze achting, maar ook al onze liefde. Neem daarom voortaan onze trouwe diensten zonder enige beloning aan. Wij willen, omdat wij U nu meer liefhebben dan ons leven, U ook dienen met elke vezel van ons leven. En als U van ons honderd levens zou verlangen, dan willen wij U deze geven, omdat U nu een echte vorst van ons hart bent geworden!' - wat denk je, broeder, zal de vorst waarschijnlijk met zulke dienaren doen?
Hoofdstuk 90: Jezus als Heer, Vader en Broeder - Gelijkenis van de vorst en de ministers - Eerbied en liefde - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[12] De grootste beloning die hij voor zijn diensten op de zon krijgt, bestaat uit het feit dat hij, zolang hij als opperste dienaar leeft, herhaalde malen - volgens jullie tijdrekening ongeveer één keer per jaar - de Calvarieberg kan bezoeken, en dat hij ook bij uitzonderlijke gelegenheden door een engel van de hemel bezocht wordt, om bij ernstig dreigende gevaren beschermende gedragsregels voor het hele district van hem te ontvangen.
Hoofdstuk 23: God de Vader Zelf als leider. Gezinsleven, huwelijk en voortplanting op de middengordel - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[11] Nu zou iemand de vraag kunnen stellen: Wat voor beloning krijgen de wevers daarvoor? - Een algemene en een privé-beloning. - Ten eerste wordt zo’n atelier door de hele dorpsgemeenschap gebouwd. De wevers hoeven verder nergens voor te zorgen, maar ieder huis schenkt ieder jaar een bepaald deel van de oogst aan dit atelier. Daar tegenover hebben de wevers dan weer de verplichting om aan ieder huis het verlangde werk te leveren, en wel zonder speciale vergoeding.
Hoofdstuk 62: Eigendomsverhoudingen op Miron. Gemeenschappelijk en privé-eigendom - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[12] Hetzelfde geldt ook voor degenen, die kleding vervaardigen. Want zijn ook echt kleermakers en schoenmakers, die eveneens zonder speciale beloning moeten werken, omdat ook zij net als het weversatelier door de hele gemeenschap onderhouden worden.
Hoofdstuk 62: Eigendomsverhoudingen op Miron. Gemeenschappelijk en privé-eigendom - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11