Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

167 resultaten - Pagina 10 van 12

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12
[6] Gij, o Heer, ziet de verhoudingen stellig beter dan één van ons en weet, waarom Satan op zo' n eindeloze lankmoedigheid en geduld van U kan rekenen. Maar zoals ik de zaak bekijk, is het precies zo, als ik nu heb uiteengezet. U zult wel doen, wat het juiste is vanuit Uw eeuwige liefde en wijsheid; maar ik zou doen, wat ik U daar nu over heb gezegd!'
Hoofdstuk 189: Martinus' menselijk voorstel tot het onschadelijk maken van Satan - Wenk van de Heer over het toelaten van de boze werken van Satan - Martinus' volmacht om Satan uit te bannen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] MARTINUS zegt: 'Arme vriend, het kan allemaal wel zo zijn, als jij mij nu met vriendelijk geduld hebt uiteengezet. Maar zie, ik ben net als alle blinden toch heel ongelovig, of misschien ook meer dom dan ongelovig. Dus kan ik ook helemaal niet begrijpen, waarom de schepping zonder jou niet zou kunnen bestaan? Vooral, omdat jij door je terugkeer tot God niet alleen niet ophoudt te bestaan, doch in je bestaan alleen maar oneindig volmaakter zou worden!
Hoofdstuk 194: Nogmaals een poging van Martinus, om Satan het verkeerde van zijn stijfkoppigheid duidelijk te maken - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[4] Nu het vermogen van alle zonnen uiteengezet is, hoe ze als gevolg van hun uitgestrekte luchtoppervlak heel goed in staat zijn om het lichtbeeld van een andere zon, dat dit oppervlak raakt, op te nemen en het daarna weer door te geven op de manier, zoals een spiegel het licht opneemt en het weer teruggeeft - zullen jullie nu het sterke stralen van de zon des te beter begrijpen, als jullie weten, dat zich in zo’n hulsglobe een algemene, voor jullie begrippen eindeloos grote, uit zichzelf stralende zonnekroonluchter bevindt, waarvan het licht tot aan de wanden van de hulsglobe doordringt en derhalve op deze weg iedere zon al voor de helft verlicht; wanneer het dan echter van de buitenste wanden teruggekaatst wordt, verlicht het de tegenoverliggende zijde in volkomen gelijke mate. En als op deze manier alle zonnen van een hulsglobe verlicht zijn zoals het behoort, verlichten ze elkaar bovendien nog talloosvoudig over en weer.
Hoofdstuk 5: De uit zichzelf stralende hoofdmiddenzon. Het spiegellicht van de ondergeschikte zonnen - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[18] Kijk eens, tot nu toe hebben we alles niet alleen duidelijk, maar zelfs heel voor de hand liggend uiteengezet. Maar Ik voorzie al enkele geleerde vossen, die een flinke hap lucht nemen en met een vreselijk wijs gezicht de vraag stellen: ‘Welnu, deze zaak klinkt heel aannemelijk, en voor de hypothese valt veel te zeggen; maar de auteur schijnt tot nu toe toch vergeten te hebben, dat zulke zonnevlekken weer verdwijnen en te dien einde ook hun gestalte langzamerhand sterk veranderen. Hoe zal de auteur met zijn opgeworpen wal zich nu uit deze val redden? - Ook heeft men met behulp van sterke optische hulpmiddelen herhaaldelijk ongelooflijk snelle bewegingen op deze wal waargenomen. Dit feit zou wel eens heel sterk ten nadele van de ‘als een muur opgeworpen wal’ van onze auteur kunnen spreken of die tenslotte geheel ongeldig kunnen maken!’
Hoofdstuk 8: Oorzaak en wezen van de zonnevlekken - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[8] Om die reden worden ook bij voorkeur deze twee zonnegordels corresponderende gordels genoemd, omdat ze een onderlinge betrekking hebben zoals zojuist duidelijk uiteengezet is. Om dezelfde reden zullen jullie ook gemakkelijk inzien, waarom het hier niet nodig is elk van deze twee gordels afzonderlijk te behandelen, maar alleen de noordelijke. Want uit de gesteldheid van deze gordel zijn aan de hand van de hiervoor gegeven maatstaf immers gemakkelijk conclusies te trekken over de zuidelijke gordel, zoals ook uit een stijgende toonladder weer gemakkelijk een dalende afgeleid kan worden - aangezien toch overal één en dezelfde grondtoon de basis vormt.
Hoofdstuk 25: Het eerste paar nevengordels. Het landschap en de mensen daar. - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[20] De oorzaak daarvan is hun wijsheid; want het behoort tot de basis van de wijsheid, dat zij het uiterlijke buitengewoon mooi vorm geeft. - Bij de liefde is het omgekeerde het geval; daar is het innerlijke vol oneindige schoonheid en het uiterlijke daardoor eenvoudig en sober. Daarom moet een eventuele uiterlijk grotere schoonheid ook niemand van de wijs brengen, omdat die bij lange na niet zo’n hoge waarde heeft als de innerlijk schoonheid; want die verhoudt zich als de schoonheid van een kristal, dat veel minder waard is, tot de oorspronkelijk grove gedaante van een diamant. Deze glanst in zijn natuurlijke staat weliswaar onvergelijkelijk veel minder dan een kristal, dat reeds van nature geslepen is; maar wanneer de diamant geslepen wordt en dan zijn innerlijke helderheid toont, vraag jezelf dan eens af in hoeverre de helderheid en dus ook de schoonheid van het kristal dan niet achterblijft bij de vurige kleurenpracht van een diamant?
Hoofdstuk 25: Het eerste paar nevengordels. Het landschap en de mensen daar. - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[20] Daarmee hebben we dus ook de cultuur van de hoogvlakten uiteengezet, waarbij op zijn hoogst nog opgemerkt kan worden dat de vruchten op de hoogvlakten verreweg de edelste zijn, zoals ook de bewoners van deze grootste landstreek van deze gordel de meest wijze en edele zijn.
Hoofdstuk 29: Grondgebruik en dierenwereld op het eerste gordelpaar - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[22] Met dit geestelijke vakgebied is op deze gordel dan tevens alle scholing afgelopen; want een aldus ontwikkelde geest doorziet dan alle vakken met zo’n helderheid, dat ieder woord van hem daarover zo goed als een volbrachte daad is, en dus heeft hij op geen enkel gebied meer enig onderricht nodig. Want in die toestand wordt iedere geest dan in alle het overige door de Geest Gods Zelf onderwezen.
Hoofdstuk 31: Scholing in de wijsheid en de wil op het eerste paar nevengordels - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[16] Als wij deze weer met Zijn wil verenigd hebben, zijn wij daardoor ook teruggegaan in het oerfundamentele Leven en scheidt niets ons daar meer van - dan schijnbaar alleen de zwakke huid van het lichaam. - Wanneer deze overeenkomstig de wil van God van ons wordt afgenomen, zijn wij weer volkomen één leven met God, dat zichzelf dan in de hoogste mate van helderheid eeuwig in alle volmaaktheid zal herkennen en beschouwen.
Hoofdstuk 42: De religie van de bewoners van het vierde gordelpaar - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[6] Welnu, hiermee is de vorige vraag al beantwoord; maar tegelijk is ook uiteengezet waarom deze boom de ‘eeuwige’ en ‘getrouwe’ wordt genoemd. - De ‘eeuwige’, omdat hij zoals gezegd ten eerste nooit van vorm verandert, ten tweede bijna nooit afsterft en ten derde, omdat door zijn constante gedruppel onophoudelijk vruchten afwerpt. - Om deze reden wordt hij ook de ‘getrouwe’ genoemd, omdat men onder zijn takken altijd zijn vruchten vindt. Daarom maken de bewoners van deze planeet de grond onder deze boom ook vrijwel spiegelglad, om vooral niets van zijn kostelijke sap verloren te laten gaan.
Hoofdstuk 55: De trouwboom, het levende riet en de vliegende broodboom - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[15] Dat achter deze sagen weer niets anders steekt dan wat Ik nu al klaar helder en aanschouwelijk heb uiteengezet, is vanzelfsprekend.
Hoofdstuk 37: Bergen met beruchte namen - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[1] Over het wezen van de mens, over zijn ziel en geest, is al zoveel gesproken, dat jullie om zo te zeggen het meeste over het hele wezen van de mens al weten. Ook het verwekken is jullie op veelvuldige manieren uiteengezet. Er blijft alleen nog over jullie de invloed te tonen die de geesten hebben bij het verwekken van mensen.
Hoofdstuk 50: Invloed van geesten bij het verwekken van mensen - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[18] Een uitgebreidere en grondiger onthulling laat zich daarom niet geven, omdat het geestelijke nooit zo duidelijk door aardse woorden kan worden weergegeven, als het op zichzelf is. Wie echter een goed gevoel bezit en daarmee kan horen, zien, tasten en voelen, die zal daardoor gemakkelijk en ontegenzeggelijk met grote helderheid een grondige overtuiging hierover krijgen.
Hoofdstuk 51: De ontwikkeling van de menselijke lichaamsvrucht - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[19] Over bezeten zijn moet men zich niet te veel verontrusten, want bijna elk mens heeft zulke gasten in zijn vlees. Waarom en hoe wordt in het volgende uiteengezet.
Hoofdstuk 58: Spoken en bezetenheid - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[3] Op die hoogte in de bergen waar we al over spraken, kan deze ondersteuning echter niet die uitwerking hebben als in een lager gelegen streek, omdat, zoals al werd uiteengezet, de stralen daar nog niet voldoende dichtheid bereikt hebben. Dit komt omdat de luchtkring om de aarde een lensvormig rond doorzichtig lichaam vormt. Het is als het ware een groot brandglas, waarbij de invallende zonnestralen niet dadelijk achter de lens hun volle sterkte hebben, maar pas verder weg, op een afstand die gelijk is aan de halve doorsnede van de periferie, waaruit het bolvormig oppervlak van het brandglas is genomen; maar de stralen komen achter het brandglas steeds dichter naar elkaar toe en krijgen dus een steeds sterkere werking tot ze tenslotte in het brandpunt hun hoogste kracht bereiken. Het brandpunt van de grote luchtlens zou pas in het middelpunt van de aarde vallen, waar echter nooit een zonnestraal doordringt. Desalniettemin wordt de lichtstraal, die op de oppervlakte van deze grote aardlens valt, in deze steeds dichter en werkzamer hoe meer hij de aarde en tegelijkertijd zijn brandpunt nadert. Objecten als bijvoorbeeld de bergen, liggen al meer in het minder dichte deel van de lichtstralen dan de dieper gelegen dalen en vooral de zeegebieden der aarde; de stralen van de ver verwijderde sterren kunnen in de bergen nog geen merkbare dichtheid hebben en dus ook geen invloed op de vegetatie uitoefenen. Met andere woorden: deze lichtstralen vormen op zulke hoogte nog geen specifica. Daarom kunnen de plantensoorten, die deze specifica nodig hebben, op zulke hoogten niet meer gedijen.
Hoofdstuk 23: De aardatmosfeer en haar neerslag - Jakob Lorber - Aarde en Maan
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12