Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1529 resultaten - Pagina 2 van 102

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[9] Bovendien wil de Heer ook geen mens op deze aarde volledig veroordelen, opdat er voor eenieder de mogelijkheid aanwezig blijft om zich vrijwillig van de wereld af te wenden en tot de Heer terug te keren. Zou nu zo'n rijke woekeraar alles afgenomen worden, dan lijkt hij al helemaal veroordeeld, want vertwijfeling zal zich van hem meester maken en dan een hevige toorn, waarin hij onmogelijk ooit de weg van het heil betreden kan. Heeft hij nog voldoende vermogen overgehouden, dan is hij ten eerste niet aan aardse nood blootgesteld en lijkt hij ook niet helemaal onbeloond te zijn gebleven voor zijn spaartalent; ten tweede kan hij in deze toestand, waarin hij niet volledig veroordeeld is, toch ook nog de raad die de Heer aan de rijke jongeling heeft gegeven opvolgen en daardoor het eeuwige leven verkrijgen.
Hoofdstuk 84: Wenken over de sociale kwestie - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[14] Kijk, precies zo is het gesteld met de ziel zonder de geest. En deze aangehaalde krankzinnigen hebben nu juist ook alleen maar een zielenleven; dat wil zeggen dat er in hun ziel ofwel een te zwakke of vaak ook helemaal geen geest aanwezig is. Om echter te zien dat zoiets werkelijk het geval is, hoeven jullie niets anders te doen dan een blik te werpen in de wereld van de duistere geesten. Wat zijn zij? Zij zijn na de dood voortlevende zielen die tijdens hun aardse leven op de lichtzinnigste en vaak kwaadwilligste wijze hun geest in zichzelf zozeer verzwakt en onderdrukt hebben dat deze in zo'n toestand nauwelijks in staat is om hun de meest karig toegemeten levensimpuls te verschaffen, waarbij echter alle levensvoordelen niet zelden op de eeuwige achtergrond moeten blijven!
Hoofdstuk 79: Het zesde gebod in de zesde zaal. Wat is onkuisheid? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[10] Jullie zeggen nu weliswaar: daarvan zien we de reden niet goed in, want in de liefde is immers ook de hoogste wijsheid aanwezig. Kunnen wij haar daar verenigd met de liefde begrijpen, dan zal ze ons in absolute toestand ook niet al te licht ontgaan. Ja, mijn lieve vrienden en broeders, jullie oordelen anders tamelijk goed, maar ik moet jullie zeggen dat jullie ditmaal de plank behoorlijk mis hebben geslagen. Om mijn woorden kracht bij te zetten, zodat jullie dat zelf ook zonneklaar mogen inzien, zal ik jullie een paar voorbeeldjes geven die mijn uitspraak voldoende zullen bevestigen. Luister dus!
Hoofdstuk 40: Overgang van de liefde in de wijsheid - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[11] Laten we het op zichzelf zo onsamenhangende water eens bekijken, dat zich zonder voelbare weerstand laat verdelen in talloze druppels. Dit hoogst belangrijke natuurelement, dat zowel alle oerkiemen van het dierlijke als van het plantaardige leven in zich bergt en tegelijkertijd bezwangerd is met door jou onberekenbare krachten, luistert in vrije toestand onvoorwaardelijk naar de in hem aanwezig zijnde wet van de zwaartekracht. Volgens deze wet, die het door eigen waarnemingsvermogen opmerkt, voelt het de zachtste glooiing van een terrein aan. Het begint zich meteen voort te bewegen naar een meer laag gelegen gebied en heeft rust noch duur tot het de diepste laagten in de zee heeft bereikt. Dit element heeft ook nog de bijzondere eigenschap dat het pas dan volkomen helder wordt als het het diepste punt van de zee bereikt heeft. Het duidt om zo te zeggen daardoor aan, dat ook de mens pas dan tot het heldere bewustzijn van zijn ware, eeuwige bestemming komt, als hij op aarde niet naar de hoogste rang streeft, maar naar de laagste plaats, dat is: de ware door Mij zo vaak aanbevolen deemoed die echter nooit door heersen maar enkel door gehoorzamen kan worden bereikt!'
Hoofdstuk 19: Rede over de gehoorzaamheid. Voorbeelden uit het rijk van de natuur - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[9] Want zie, een alleen uiterlijke leer kan zich om te beginnen ook alleen maar aan de uiterlijke geesten bekend maken, wier geaardheid stoffelijk is. Hij brengt dan in deze geesten wel een revolutie teweeg en dwingt hen hier en daar om die leer aan te nemen, maar de innerlijke geest merkt zoiets al gauw. Hij treedt naar buiten onder de natuurgeesten ofwel de eigenlijke natuurziel van ieder mens, bespeurt daar het goede zaad en is daarover zeer verheugd. Maar dan gebeurt er meestal een ongeluk. Terwijl de eigenlijke levensgeest van de mens het uiterlijke zaad beziet en zich buiten zijn kamer te midden van zijn natuurgeesten verheugt over een rijke oogst, verzamelen zich de meest boze en onzuivere natuurgeesten die nog in de ziel aanwezig waren, om in de kamer van de ware geest binnen te dringen en deze dan de terugkeer te versperren, ja heel vaak onmogelijk te maken. Wanneer de ware geest dan echter zijn levenszetel verliest, probeert hij aanvankelijk een nieuwe plek temidden van de beste natuurgeesten van zijn ziel te verwerven; hij woont daar bij hen, als medebewoner in het huis van een andere eigenaar. Maar omdat hij van al zijn eigendommen beroofd, tenslotte de huur niet kan voldoen, neemt de eigenlijke heer des huizes hem alles af wat hij nog bezat en maakt hem bovendien tot gevangene of zelfs tot slaaf van zijn heerszucht! In deze toestand moet de ware, innerlijke levensgeest zich dan met de meest onzuivere natuurgeesten verbinden en met hen samen onder hetzelfde juk aan het schandtouw van de zonde te trekken. En dat is dan ook zoveel als de geestelijke dood van de mens. Want in zo iemand heeft satan dan zijn troon opgericht en de eigenlijke heer van het leven in de mens tot slaaf gemaakt van helse begeerten en instincten!
Hoofdstuk 60: De danseressen verlangen opheldering over God. Robert onderricht ze: 'zoek het licht in jezelf'. Gevaar van het puur uiterlijke onderzoek - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[1] Robert, die al dicht bij de wenteltrap staat, zegt: '0 liefdevolle wijze Vader, wij komen woorden te kort om U voor zo'n opheldering naar behoren te danken. Men kan zich dus in de toestand van de 'eeuwige dood' zelfs levend en gelukkig in een of andere hemel bevinden, alleen is het eigenlijke oer-ik daarbij niet meer aanwezig. 0, dat is toch genade en nog eens genade van U! Wij verstonden onder de uitdrukking 'eeuwige dood' doorgaans de hel, waaruit eeuwig geen uitweg meer is. En als er al een is, daar bij U toch alle dingen mogelijk zijn, dachten wij, kan deze alleen maar een heel moeilijke zijn. Nu echter ziet deze zaak er heel anders uit. Dank en liefde voor U voor deze prachtige les!'
Hoofdstuk 144: De eeuwige dood, zijn oorzaak en zijn wezen. Het lot van degenen die in de derde hel ten prooi vallen aan de eeuwige dood. Het dreigen met het oordeel en de lankmoedigheid van de Heer. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] Ik zeg: 'Dat ligt als eeuwige ordening in elke eerste, eenvoudigste oerkracht. Iedere kracht is onoplosbaar naar de aard van haar oerbestaan. Daarom is het duidelijk dat zij in zichzelf en vanuit zichzelf moet voortbestaan. De kracht is bijgevolg steeds aanwezig, of zij zich uit of niet. Zolang een kracht zich echter niet kan uiten, bestaat ze in zichzelf slechts als een stomme kracht en is in haar toestand naar buiten toe, alsof ze helemaal niet bestond. Moet die kracht echter naar buiten toe actief optreden, dan moet er een weerstand tegenover haar gesteld worden. Deze weerstand kan niets anders zijn dan een tegenkracht, waardoor de eerste in haar rustige voortgaan wordt gestoord. Waar zo'n storend conflict plaatsvindt, wordt zowel de ene als de andere kracht zichtbaar. De eerste gaat daarbij onvermijdelijk in een tweede over en omgekeerd de tweede in de eerste. Pas op deze manier worden de beide krachten voor elkaar waarneembaar en dus naar de aard van hun werkzaamheid ook zichtbaar.
Hoofdstuk 142: Orgelconcert met lichtbeelden. Geheimen over het wezen van klank en beeld. Grondwet van alle openbaring van krachten: kracht en tegenkracht. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Karel zegt: 'Waar is die Je... Je... Je, wel, nu krijg ik die naam niet over mijn lippen! Hoe heet Hij ook al weer?' Paulus zegt: 'Jezus Christus, dat wil zeggen de Heiland, de Gezalfde! Jij kunt die naam niet uitspreken omdat er niets van Hem in jouw hart aanwezig is. Je hoeft echter niet trots te zeggen: 'Waar is dan die Jezus, naar wie ik toe moet gaan?', want Hij staat toch hier bij mij en is mij steeds het meest nabij! Je hoeft je maar tot Hem te wenden en je bent reeds bij Hem, voorzover dat in jouw toestand mogelijk is. Zeg op z'n minst in je hart: 'Heer, wees mij grote zondaar genadig en barmhartig! Ik ben het niet waard dat ik mijn ogen naar U opsla'. Dan zal de Heer jou recht en milde gerechtigheid doen wedervaren.'
Hoofdstuk 65: De levensgeschiedenis van de trotse Karel. Paulus schudt de hoogmoedige wakker. Dialoog tussen Karel en Jezus. Uiteindelijke bede om genade en bevrijding. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[21] Voor het overige is alles zoals op jullie planeet. Er zijn zelfs steden en dorpen en ook afzonderlijk wonende groepen geestverwanten. Jullie zouden je zelfs buitengewoon verbazen, wanneer jullie daar de mooiste wijngaarden zouden aantreffen en de hogere met allerlei soorten bos begroeide bergen, tot die hoogten waar als gevolg van de zuivere lucht niets meer kan groeien. Ja, zelfs de ploeg en de sikkel zouden jullie aanwezig zien. Alleen moeten jullie je alles in een veel volmaaktere toestand voorstellen dan op jullie planeet.
Hoofdstuk 33: Het tweede paar gordels - overeenkomstig onze aarde - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[2] Uit wat voor materiaal bestaat dus de tweede vaste aarde? Jullie dit materiaal te beschrijven zal wel wat moeilijk zijn, omdat aan de oppervlakte van de aarde een dergelijke stof niet te vinden is en zich daar ook niet bevinden kan, omdat de bestanddelen van elk van deze in elkaar passende aarden heel verschillend zijn, wat men ook heel gemakkelijk ziet als men een noot bekijkt, waar de buitenste groene schil helemaal niets van de harde schaal bevat, evenmin iets van de binnenste kern en elk deel, hoewel met elkaar verbonden, toch op zichzelf als een geheel afgescheiden iets aanwezig is. Zo is het ook met de massa van deze tweede, vaste aarde gesteld. Het is noch steen, noch metaal, zeker geen diamant en nog minder goud of platina. Want als deze massa uit laatstgenoemde stoffen zou bestaan, dan zou ze ten eerste het innerlijk vuur dat uit de ingewanden stroomt, niet kunnen doorstaan; de massa zou weldra gesmolten en in slakken en as zijn veranderd. Evenmin zou ze de talloze vuurbronnen en andere verstorende krachten die door haar heengaan kunnen verdragen; ze zou weldra verbruikt zijn en anderzijds op deze doorgangen verweren, en in die toestand zou ze dan voor verdere operaties niet meer geschikt zijn.
Hoofdstuk 16: Materiaal en constructie van de tweede aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[10] (Alle dingen zijn daardoor geschapen en zonder dit is niets geschapen, dat geschapen is. Joh. 1:3) Dit vers zegt dat datgene actief is geworden, wat al in het eerste vers als het 'Woord' of 'Licht' in de diepste grond van al het Zijn en Worden geheel aanwezig was, maar zich nog niet als iets wat al uitgetreden was, duidelijk zichtbaar liet zien.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Dit besef moest in alle geschapen wezens aanwezig zijn, net zoals het besef dat hun leven en bestaan volledig aan dat van God gelijk moet zijn, omdat zij anders noch een leven, noch het een of andere bestaan zouden hebben.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Als we echter deze toestand nader bezien, dan bemerken we, dat in het geschapen wezen daardoor noodzakelijkerwijs twee gevoelens samen moeten komen, en wel als eerste: het gevoel van het aan God gelijk zijn, ofwel Gods oerlicht in hem, en ten tweede: dat juist door dit Licht onweerstaanbaar het gevoel ontstaat, dat men ergens in het tijdelijke is ontstaan door de wil van de Schepper .
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] (Allen, die Hem aannamen, gaf Hij de macht om kinderen Gods te worden, omdat zij in Zijn naam geloven. Joh. 1:12) Het spreekt haast vanzelf dat bij al degenen, die Mij niet opnamen of niet herkenden, de werkelijke orde verstoord bleef en dat met deze verstoring een lijdende toestand, het zogenaamde 'kwaad' of de 'zonde' bleef. Daartegenover verdween bij veel anderen dit 'kwaad' zodra ze Mij opnamen d.w.z. in hun hart herkenden, omdat ze weer met Mij en daarom met de orde en de oerbron van al het Zijn verenigd werden. Daarin vonden zij zichzelf, en zij vonden ook Mijn oorspronkelijke licht als het genoemde deel van zichzelf en daarin het eeuwige onverdelgbare leven.
Hoofdstuk 2: De oude en nieuwe getuige, Johannes de doper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Het wezen, de mens, was, hoewel oorspronkelijk op een bepaalde manier de godheid zelf, of wel: het diepste wezen van God Zelf, nu gescheiden van zijn diepste grond, die het nog wel kende, maar daarbij door onwrikbare wetten in een beperkte vorm gebonden en gehouden. Die toestand beviel het op deze manier vastgelegde wezen niet, en zijn hoogheidsgevoel kwam geweldig in opstand tegen zijn gedwongen beperking en buitensluiting.
Hoofdstuk 4: Over wet en genade. Bij Bethabara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...