Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

290 resultaten - Pagina 13 van 20

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20
[22] Nu kwam het Kindje vlug op Jonatha toegelopen met de waarschuwing: 'Stil toch Jonatha, verraad Mij niet; Ik weet Zelfwel, wanneer Ik Me moet manifeste­ren!
Hoofdstuk 233: Jozef en de zijnen. Huiselijke zorgen en huiselijke werkzaam­heden. De reusachtige kracht en hulp van Jonatha en diens Godsvertrouwen - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[23] En als Mijn kracht zojuist niet in jou geweest zou zijn dan had je die boom ook niet aange­kund. -Wees dus maar stil en zwijg daarover!' -Nu hield Jo­natha verder zijn mond; Hij be­greep nu pas, hoe hij die boom zo gemakkelijk de baas geworden was.
Hoofdstuk 233: Jozef en de zijnen. Huiselijke zorgen en huiselijke werkzaam­heden. De reusachtige kracht en hulp van Jonatha en diens Godsvertrouwen - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[22] En nu zei het Kindje tegen Jozef: 'Kijk, als dit in Mijn ver­mogen ligt, dan mag Ik Jonatha toch zeker wel om een goede vis vragen?!' ...Jozef werd hier stil en verlegen van; maar Jonatha was van pure dankbaarheid hele­maal in de war.
Hoofdstuk 249: Het Kindje stelt vragen over de visvangst van die morgen. Het Kindje dat op vis belust is, wordt door Jozef terechtgewezen en dient hem van repliek: Ik voel Mij thuis, overal waar men Mij liefheeft. Rijke vangst op aanwijzingen van het Kindje - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[29] Cornelius antwoordde: 'Nu, eerlijk gezegd zou ik er dan ook slecht aan toe zijn! Maar kijk eens, de karavaan houdt stil en ik zie een van hun mensen regelrecht op ons afkomen! Kom, laten we gaan kijken wie dat is!'
Hoofdstuk 259: Idyllische avondlijke scène op het dakterras van Salome. De kleine karavaan door Cornelius ontdekt - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[93] Na deze woorden wordt hij stil van zalige verrukking en wordt hij in de woning van Mijn huis binnengeleid.
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[16] Als de politieman uit het gezicht verdwenen is, gaat ook deze man heel stil en bedaard zijns weegs. De moeder en de drie kinderen kijken hem nog lang dankbaar na. Dan haast zij zich, ondersteund door haar drie dochters, die hun pijn door deze weldoener snel vergeten zijn, onmiddellijk naar de dichtstbijzijnde herberg om brood, wat wijn en vlees te kopen. De bediende trekt wel een wat bedenkelijk gezicht als hij van dit arme volkje een bankbiljet van 10 gulden te wisselen krijgt. Maar hij denkt bij zichzelf: geld is geld, of het nu gestolen of op een eerlijke manier verkregen is, en hij wisselt het bankbiljet van de armen en geeft hun wat ze verlangen.
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[7] Wat er op aarde allemaal met het stoffelijk overschot van een bisschop voor uitermate belangrijke ceremoniën plaats­vinden, dat weet u. Daarom staan wij daar niet langer bij stil, maar gaan in de geestenwereld kijken wat onze man daar zal beginnen.
Hoofdstuk 10: De overgang van een bisschop - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[7] Kijk, na deze geweldige uitbarsting van onze opperveldheer maken de twee monniken zich snel uit de voeten; de artsen halen steeds heftiger hun schouders op en de patiënt valt stil en begint te rochelen, terwijl hij zijn gezicht afgrijselijk ver­trekt. Omdat hier bij de patiënt niets meer waar te nemen valt, begeven wij ons direct naar de geestenwereld en zullen daar heel kort gadeslaan, hoe onze held de geestenwereld bin­nentreedt. ­
Hoofdstuk 7: De overgang van een veldheer - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[18] Nu manen de artsen onze astronoom weer tot kalmte. Maar hij valt stil en geeft geen antwoord meer. De artsen geven hem muskus* (*Afscheiding van het muskusdier; werd behalve als parfum ook door artsen gebruikt als middel om het hart te activeren.), maar dat gooit hij van zich af. Zij vragen hem het medicijn toch te nemen, maar hij zegt niets meer en begint te rochelen. Men begint hem te wrijven om hem uit deze lethar­gie te redden, maar het is tevergeefs. Na enkele uren houdt het rochelen weliswaar op, maar in plaats daarvan treedt een hef­tig delirium op -zo lijkt het voor de wereld -waarin de astro­noom met een hoge, schelle stem het volgende zegt:
Hoofdstuk 3: Een geleerde neemt afscheid van deze wereld - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[23] Maar voor zo'n schijnleven, dat -wiskundig juist -ook wel eeuwig moet voortduren, omdat de uitgaande lichtstraal nooit op een eindige grens kan stuiten en daarom nooit volledig kan ophouden, ben ik mij nu te helder van mijzelf bewust, ja dui­zendmaal helderder dan ooit in mijn hele aardse leven. Alleen, zoals gezegd, ik hoor en zie niets behalve alleen mijzelf. -Aha, aha, stil nu! Ik heb de indruk dat ik een zacht gemompel hoor, een gefluister! En ook wil als het ware een zachte, heel zoete slaap zich van mij meester maken. En toch is het geen slaap ­nee, nee, maar het is, alsof ik uit een slaap wakker moet wor­den. -Maar nu stil, stil; ik hoor stemmen uit de verte, beken­de stemmen, heel bekende stemmen! Stil, ze komen naderbij!'
Hoofdstuk 3: Een geleerde neemt afscheid van deze wereld - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[40] Alles, alles looft, bemint en aanbidt Hem onophoudelijk. Niets van dat al vraagt zoals wij: `Wat moeten wij doen? Waar zullen wij beginnen en waar eindigen met de grote loftuiting aan de heilige Vader?'. Maar in stille, innige gelukzaligheid vervullen zij de wil van de heilige Vader; en de verre werelden in de uitgestrekte ruimten zijn, nog rijkelijk getuigend, vervuld van het zo milde heerlijke stille werken van een eerbiedige, stil beminnende, toegewijde zon en andere dingen, die met liefde vervuld zijn!
Hoofdstuk 25: Satans macht en Gods almacht. Henochs woorden op de sabbat - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[2] Toen de hoge Abedam echter de vaderen naderde, vielen deze, door de diepste liefde en eerbied gegrepen, terstond voor Hem neer en sommigen prezen en loofden Hem luid, anderen wederom meer stil zuchtend in hun hart.
Hoofdstuk 31: Hored en Naëhme met de onbekende Abedam in de kring van de aartsvaderen, Horeds straf voor zijn afgunst op Abedam - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[24] Dus, waar kan ik iets vandaan halen om het niets ermee te verzadigen? - Maar - stil, stil! Wat is dat? Wat klinkt daar zo overweldigend heerlijk? O God, - U grote, heilige Jehova, laat me nu vergaan! Neen, neen; laat mij nu juist leven!
Hoofdstuk 35: Horeds stille inkeer en zelfbeschouwing in de Adamsgrot - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[27] Daarom stil, stil, laat alles om mij heen stil worden, opdat ook ik voor de te grote heiligheid van die Vader kan verstommen!
Hoofdstuk 37: Horeds gesprek met zichzelf en zijn berouw - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[28] Want wat zou een stoffige slijkworm wel zeggen over datgene waarover de hele oneindigheid het meest verheven eerbiedige stilzwijgen in acht neemt?! Dus stil, wees stil, mijn hart en mijn tong; want alles om mij heen is nu stil geworden. Stilte in God, stilte; want - de Vader is nabij!'
Hoofdstuk 37: Horeds gesprek met zichzelf en zijn berouw - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20