Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 19 van 1088

...  7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32  ...
[2] Nu zullen jullie vragen: Zijn deze bomen dan echt plantaardig? Nee, dat zijn ze niet, maar ze zijn, zoals jullie in jullie kunsttaal plegen te zeggen, helemaal ‘elektroplastisch’. Wanneer zich namelijk in het genoemde gebied door grote minerale bronnen of door vuurspuwende bergen een buitengewoon grote hoeveelheid elektriciteit ontwikkelt, waarbij jullie op jullie aarde geen idee kunnen hebben van de rijkdom ervan, trekt de in de lucht hangende elektriciteit de aan haar verwante minerale atoomdeeltjes uit de grond en uit de lucht samen; door deze activiteit ontstaan er heel snel zichtbare bolletjes en ook haakjes, die aan elkaar gaan hangen en dan op het gedeelte van de bodem vallen, waar ze het meest naartoe worden getrokken. Door zulke elektriciteit ontstaan er weldra hele stammen boven de grond met op diverse manieren gevormde, knoestige takken. Deze takken trekken dan nog meer elektriciteit naar zich toe en laten het overschot van wat ze kunnen bevatten weldra weer bliksemend en knallend weer gaan.
Hoofdstuk 56: Bliksemende bossen. De bellenboom - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[2] Het volgende dier, dat wij uit de reeks viervoeters zullen beschouwen, is de gewone geit, die eveneens inheems is en door de bewoners als nuttig huisdier wordt gehouden. Dit dier is ongeveer tien keer zo groot als een grote koe bij jullie, maar lijkt noch op een koe noch op een geit bij jullie en is dus, zoals het op deze planeet voorkomt, op geen enkele andere planeet te vinden. - Hoe ziet dit dier er dan uit? - Het middelste deel van het lijf is buitengewoon omvangrijk, zodat de omvang van de buik niet zelden twaalf klafter bedraagt. De poten zijn in hun geheel in verhouding echter zo mager als stelten. In plaats van de hoeven van jullie geiten heeft dit dier, bijna net als jullie ganzen of eenden, tenen met een sterk vlies ertussen; van voren echter niet met spitse maar stompe nagels. Het achterste van dit dier loopt uit in twee echte kegels, die ieder meer dan anderhalve klafter boven de rug uitsteekt. Tussen deze twee kegelvormige billen zit een relatief lange, slurfachtige staart, die aan het uiteinde begroeid is met een matige bos haar. Behalve op de ruglijn heeft het dier korte haren; op de ruglijn staan veel lange, stijve borstels dicht op elkaar; deze zijn niet zelden meer dan twee el lang en soms even dik als een zwakke ganzeveer bij jullie. Daar waar de poten uit het lichaam komen, zijn ze echter omgeven door een ringvormige, dichte wrong van krullende wol; en evenzo ,maar dan kleiner, onder het kniegewricht. Voor de twee voorpoten verheft zich een volmaakt ronde hals, die even lang is als het lichaam en geheel en al met korte haren bedekt is. Op deze hals staat een kop die er bijna net zo uitziet als die van een kameel bij jullie, alleen verschilt hij ervan doordat er recht uit het voorhoofd drie tamelijk lange horens met scherpe punten steken, waarvan de middelste iets sterker en langer is dan de twee buitenste. - Precies in het midden van de buik hangen bij het vrouwtje, dat gemolken kan worden, vier sterke tepels naar beneden - waaruit de bewoners een heel goed smakende en zeer vette melk verkrijgen. - Zo ziet dit dier er qua vorm dus uit.
Hoofdstuk 58: De Miron-geit. De gronddrukker - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[5] Nu we de gordel voor de geest hebben, zullen we niet te lang meer naar het dode land kijken, maar ons in plaats daarvan direct naar de bewoners ervan wenden.
Hoofdstuk 66: Het zevende paar gordels en de reusachtige bewoners ervan - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[16] Maar, zal iemand zeggen: waarom daar dan niet direct in de algemene aanduiding aan het begin over gesproken? - Maar Ik vraag jullie: waarom zien jullie met het ongewapende oog de vier satellieten van Jupiter niet? Als gevolg van de grote afstand moeten ze iedere waarnemer wel voorkomen als met Jupiter tot één punt samengesmolten, en pas een flinke telescoop is in staat dit uit vijf delen bestaande punt zodanig uit elkaar te trekken, dat jullie dan zowel de planeet alsook de manen ervan op de juiste wijze van elkaar gescheiden zien. - Jullie zullen zeggen: Onze ogen zijn daar de oorzaak van, want daardoor zien wij niet zelden een veelheid op grote afstand als een concrete eenheid. - En Ik antwoord jullie op de eerdere vraag: Precies zo ligt het ook in Mijn orde om dingen, die geestelijk nog ver van jullie af staan en bij elkaar genomen één geheel vormen, als slechts één ding naar voren te halen en pas in zijn veelheid te ontbinden, wanneer wij het in de geest even ver genaderd zijn als jullie Jupiter met behulp van een telescoop genaderd zijn. - Kijk, dat is toch een orde, die volgens Mijn plan volkomen passend berekend is.
Hoofdstuk 65: Innerlijke, vreugdevol actieve religie op Miron. Voortplanting en begraven van de doden. Sterrenkunde als middel tot Godskennis - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[8] Als jullie de grootte van de kleinste schatten op heel Azië en Europa bij elkaar, zou jullie maatstaf tamelijk juist zijn. Deze eilanden zijn meestal door landtongen met het vaste land verbonden; maar ze kunnen alleen door onze dwergen gepasseerd worden. De groter bewoners van dit land zouden niet zo gemakkelijk over zo’n landtong, of liever landengte heen komen, ten eerste omdat die voor hun voeten te smal zou zijn; en ook al zou dat niet zo zijn, dan zou ten tweede de bodem ervan te weinig stevig zijn om een wandelend gewicht van vele duizenden centenaars zodanig te dragen, dat hij niet zou inzakken. - Daarentegen kunnen de dwergmensen hun voeten heel goed op het vaste land zetten en daar reizen naar de grote reuzen maken, door wie zij altijd buitengewoon vriendelijk en hartelijk worden opgenomen. Daar kan men met recht zeggen: Ze worden door de groten werkelijk op handen gedragen.
Hoofdstuk 66: Het zevende paar gordels en de reusachtige bewoners ervan - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[6] Om jullie dit duidelijker te maken, zal Ik jullie slechts een klein voorbeeld geven.: Kijk maar eens naar een oude boom! Vooropgesteld dat die helemaal gezond is, zouden jullie hem het best kunnen bekijken door zijn stam dwars door te zagen en daarna vanuit zijn kern met scherpe blik alle steeds wanordelijker wordende jaarringen rond de kern te bekijken - tot jullie bij zijn buitenste, grove bast zouden komen. Als jullie dan zouden zien hoe de kern en de directe omgeving ervan volkomen ordelijk gevormd is, valt toch wel te voorzien dat jullie door een grote bewondering over zo’n grote orde aangegrepen zouden worden. Maar als jullie dan gaan kijken naar de steeds verder van de kern verwijderde jaarringen, zullen jullie wanordelijke ringen tegenkomen, en dan zullen jullie zeker vragen: Waar komt die wanorde vandaan? Die is immers duidelijk in tegenspraak met de volmaakt ronde kern. Want wij ontdekken daar uit- en inbochtingen van niet zelden een tot drie duim, en toch is de kern rond! Wat heeft deze jaarring hier eigenlijk naar binnen gedrukt en daar weer naar buiten geduwd? - En als jullie dan tenslotte bij de buitenste bast komen - zeg Mij: waaruit zullen jullie de ruwe groeven in de boom verklaren? - Jullie zullen ongetwijfeld moeten zeggen: Hoe meer wij dit in het licht bekijken, des te grotere tegenstrijdigheid vinden wij tussen de kern en het uiterlijke omhulsel van de boom. - Kijk, dat leert één enkele doorsnede van een boom jullie al!
Hoofdstuk 68: Fundamentele opmerkingen over de religie van de zonnebewoners en het wezen van goddelijke openbaringen - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[3] Want bij de zon moeten jullie steeds voor ogen houden, dat daarop alleen maar wezen van primitieve of solaire aard bestaan - terwijl die op de planeten van secundaire of antisolaire aard zijn. Als jullie naar de vorm kijken, dan drukt deze zich natuurlijk wel op dezelfde wijze uit als op de planeten; maar wat de innerlijke gesteldheid en de grondslag ervan betreft, staan deze in scherpe tegenstelling tot alles, wat zich van deze aard op de planeten bevindt.
Hoofdstuk 72: De inwendige zonnen en hun bewoners. - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[48] Opmerking: Deze vermelding, die schijnbaar vorige mededelingen over de manen van Miron tegenspreekt, was voor de schrijfknecht van de Heer, Jakob Lorber, aanleiding tot de volgende bede: ‘O mijn zeer geliefde Heer en heilige Vader in Jezus! Ik arme, waardeloze zondaar en trage, onoplettende knecht vraag U uit de grond van mijn hart of U mij weer uit een verlegenheid wilt helpen! - Kijk, zoals U bekend is en altijd geweest is, heeft zich in het dictaat over de zon een kleine tegenstrijdigheid in getallen voorgedaan, en wel bij de laatste planeet waarover aanvankelijk in de inleiding gezegd is dat die slechts drie manen heeft; nu, bij de specifieke behandeling van dit hemellichaam wordt er echter gezegd, dat het tien manen heeft! - Hoe moet dat opgevat worden? - Hier sta ik, Heer en Vader, voor U en belijd vanuit mijn diepste innerlijk dat een dergelijke tegenstrijdigheid van getallen mij nog nooit van de wijs heeft gebracht; want ik weet maar al te goed en zeker, dat in U alles uiteindelijk opgelost wordt en tot de mooiste evenwichtige harmonie komt; maar zo is het niet bij iemand anders, die U, o Heer en Vader, heel goed kent. - Deze persoon heeft de scherpe schoolse punten van zijn verstand nog niet door een deemoedig en aan U overgegeven geloof stomp gemaakt, en één gesproken woord is al voldoende om zijn geloof te doen wankelen en mij, arme knecht, van bedrog te verdenken! - Geef, o Heer, vanwege deze man mij dus nu al de oplossing van deze getalstegenstrijdigheid, of leid mij er veilig vandaan, aangezien ik constant het gevaar loop om van bedrog in Uw naam verdacht gemaakt te worden, en geef deze genade aan iemand anders, maar laat mij Uw enige liefde en erbarmen! Want op deze manier ben ik niet veilig voor de strikken van de wereld. - help mij dus op de ene of andere manier. - Als ik voor dit heilige ambt van Uw grote genade te zwak ben, sterk mij dan in alles of zet iemand anders op mijn plaats. Want werkelijk, deze taak is mij al tot een grote last geworden, aangezien die een waarlijk groot en zwaar kruis is! - Maar zoals altijd geschiede ook deze keer Uw heilige wil. Amen’. De knecht kreeg het volgende, voor menig verstandelijk criticus betekenisvolle antwoord: ‘Schrijf dan, Zoon van Adam, die nog vuur van de hemel roept, wanneer je bekritiseerd wordt, om welke reden jij op oude gronden een ware Jakob bent! Kijk naar Mij: wat hebben de mensen al allemaal niet van Mij gemaakt! Hoe vaak ben Ik niet een bedrieger, een volksopruier, een Israëlitische leegloper, vagebond, zonderling, dwaas, een tovenaar, ja zelfs een dienaar van Beëlzebub genoemd!? - Ja, zelfs in deze tijd vergaat het Mij op aarde geen haar beter; men hoont en bespot Mij allerwegen, lacht Mij uit, of men loochent Mij helemaal en vernietigt daardoor tevens zeker tot de laatste letter Mijn woord en derhalve ook al Mijn genade en erbarmen. Waar Ik eventueel nog voor de schijn gediend wordt, hoef Ik je niet nader te beschrijven hoe zo’n dienst op zichzelf merendeels in elkaar zit; want dat weet je voor het grootste deel al! - En zie, toch laat Ik geen zwavel en vuur uit de hemel regenen! Wees ook jij dus zachtmoedig en bescheiden, en wees altijd vol liefde, zachtmoedigheid en geduld tegenover jouw broeders en zusters, dan zul je meer bij hen bereiken dan door zwavel en vuur uit de hemel! Als A.H.W. hier en daar tegen sommige dingen bezwaar maakt, hoeven we daarom nog niet boos op hem te worden; hij doet het immers niet om jou verdacht te maken, maar alleen ter wille van het licht. Daarom, Mijn Jakob, nog geen vuur uit de hemel dus! Ook is het niet nodig dat jij Mij daarom het ambt van genade wilt teruggeven, maar ga maar gewoon door; het juiste licht over iedere uiterlijk schijnbare tegenstrijdigheid zal op de juiste tijd en de juiste plaats wel doorbreken. Want als dat eerste onberispelijk geweest zou zijn, zou er geen ruimte voor iets anders gezocht worden! - Dat moet je goed begrijpen - en ook er ook acht op slaan waarom het Oude Testament bekritiseerd en er een Nieuw voor in de plaats werd gezet! - Zo is het hier dus ook. Drie korrels worden er in de aarde gelegd, die tienvoudige vrucht opleveren. Waarom niet drievoudig? Waarom moeten de drie gegeven korrels eerst in de aarde uitgebreid bekritiseerd worden, ja waarom te gronde gaan, om de nieuwe tien kinderen een vrije groei te schenken? Bij jullie spreken drie en tien elkaar weliswaar tegen, vanwege jullie hardheid, maar zo is het niet bij Mij; want in Mijn rijk zijn duizend als één en één gelijk aan een aantal van oneindig velen! - Wacht ook jij dus maar geduldig af, en vertrouw Mij, dat Ik echt allerhoogst wijs ben, dan zal op de juiste plaats wel blijken waarom er in het eerste bericht drie en in dat vandaag, als het ware het nieuwe bericht, tien manen staan! - Maar om te zorgen dat jij niet weer onnodig vurig wordt, zeg Ik je nu al dat er bij de onthulling en over de zon nog enkele tegenstrijdigheden over de gesteldheid voorkomen en zelfs nóg enkele zullen voorkomen. Maar als de zon af zal zijn, zullen alle tegenstrijdigheden opgelost worden! Daarom moet jij niet vurig en A.H.W. niet angstig worden. Want wat jij ontvangt is Mijn zaak, en Ik zal er wel in alle opzichten voor weten te zorgen dat die wordt zoals ze moet zijn; maar jij doet genoeg als je Mijn wil vervult! - Laat iedereen met zijn wereldse verstand maar lekker ver van Mijn gave blijven - anders lijkt hij op zaad, dat uit de hand van de zaaier op doornen en distels viel. Want in het verstand wonen allerlei zorgen. - Wie dus Mijn woord met zijn verstand in plaats van met zijn hart afmeet, zal de vruchten van Mijn zaad waarschijnlijk nooit oogsten. -Bij Matteüs (28: 1-7) komen er twee vrouwen naar het graf; er vindt een aardbeving plaats, er verschijnt een engel die de steen van het graf wentelt, erop gaat zitten en de twee vrouwen over Mij informeert. - Bij Markus (16: 1-7) komen er drie vrouwen, die zich zorgen maken vanwege de steen; deze wordt door een onzichtbare macht weggehaald, daarna gaan ze het graf binnen, zien daar een jongeman met een wit kleed aan de rechterkant zitten, die hen troost en inlichtingen over Mij geeft! - Bij Lukas (24: 1-7) komen er verscheidene niet genoemde vrouwen, met specerijen zelfs, die steen reeds afgewenteld vinden, direct het graf binnengaan, maar daar nog niemand vinden; na een poosje, waarin ze zich al zorgen zijn gaan maken, komen er twee mannen in glanzende kleren op hen toe die hun inlichtingen over Mij geven! - Bij Johannes (20: 1-14) komt er maar één vrouw, namelijk Magdalena, die het graf open aantreft, maar niemand erin; daarom loopt ze naar Petrus, en Petrus komt met de andere leerling haastig naar het graf en vinden daar behalve de opgestepelde linnen doeken niets, gaan vervolgens weer naar huis, en pas hierna kijkt de huilende Magdalena in het graf en ziet aan hoofd- en voeteneinde twee engelen in witte kleren, die alleen maar vragen: ‘Vrouw, waarom huil je?’ En nadat ze de vraag beantwoord heeft, sta Ik ook al achter haar! - Wat moet iemand, die hierbij uiterlijk, puur werelds en historisch volgens zijn verstand oordeelt, bij deze vier zeer verschillende mededelingen noodzakelijkerwijze wel vinden, als hij echt spitsvondig en kritisch te werk wil gaan? - Ik zeg je: ofwel de dood van zijn verstand, ofwel de dood van zijn geloof. De dood van zijn verstand, als hij daar een goddelijk mysterie vermoedt en dat aan Mijn wijsheid en almacht overlaat. De dood van zijn geloof echter, als hij zegt: Als het feit authentiek zou zijn, zouden daarin niet slechts vier, maar honderd geschiedschrijvers qua aantal, de wijze waarop, de woorden en in feite in alles overeen moeten stemmen - maar ieder van de vier evangelisten zegt iets heel anders! Wie heeft er gelijk? - Geen van hen! - En dus geloof ik ook niets! Maar kijk, noch het verstand, noch het geloof moet gedood worden. Hoe kan dat? Ik zeg je: alleen door liefde, deemoed, zachtmoedigheid en geduld! Als deze vier zaken één worden in de mens, zal er ook een grote hoeveelheid levend licht komen in zijn hart, waarin alle tegenstrijdigheden opgelost zullen worden! Neem dat in acht, dan zal het jullie ook duidelijk worden. Als jullie echter met je verstand Mijn schatgravers willen zijn, waarlijk, dan zullen jullie enkel afval vinden! - Wie echter zijn hart door zijn verstand wil wekken, zij ervan verzekerd dat het alleen maar doodt; want er is geen zwakkere liefde dan die van het verstand! - Wie echter het leven wil ontvangen, moet zacht en geduldig liefhebben en geloven en niet als een slechte rentmeester een voorbarige verantwoording van Mij verlangen, want ware kinderen hebben de Vader lief en twisten niet met Hem! - Begrijp dat goed! - Amen’.
Hoofdstuk 74: Verwijzingen - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[3] Wie dit niet helemaal kan begrijpen, die stelle zich een badkuip met water voor, zoals Ik jullie ook al bij een andere gelegenheid heb laten zien. Hang boven het bad, op een afstand van ongeveer tien meter een behoorlijk grote kogel, die bovendien van magnetisch ijzer is. Breng deze kogel boven het bad in een draaiende beweging en kijk naar het water of dat soms in beweging komt. Je kunt er van verzekerd zijn, dat het water in volledige rust zal blijven. Laat nu iemand in het bad gaan liggen en gewoon ademhalen. Iedere waarnemer zal zich ervan kunnen overtuigen, dat bij elke inademing het water in het bad iets zal stijgen en bij het uitademen weer iets zal dalen. Wat we hier in het klein kunnen zien, gebeurt met het aardelichaam in het groot:
Hoofdstuk 8: Long en ademhaling van de aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[6] Door dit sap vormt de boomgeest naar zijn eenvoudige intelligentie de volgens Mijn ordening voor zo'n boom karakteristieke bladeren of naalden. Is zo'n blad of naald dan volgens de orde volkomen uitgegroeid, dan worden de kanaaltjes en organen die vanaf de twijgjes daarheen leiden, langzamerhand gesloten, zodat ervan de duizenden buisjes maar één middelste wordt opengelaten en daardoor krijgt het blad dan zij n voedsel.
Hoofdstuk 6: Het leven van de boom - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[3] Op zo'n warme dag, vooral wanneer de barometerstand zeer laag is, worden miljarden en nog eens miljarden atomaire diertjes uit de laagste etherlaag in de lucht geboren. Als gevolg daarvan zie je de lucht dikwijls zo blauwachtig verdicht, dat het moeilijk wordt de niet al te ver weg liggende gebieden waar te nemen. Wanneer men dan inademt, komen bij zo'n gelegenheid altijd meerdere triljoenen van deze diertjes naar binnen. Hoewel deze diertjes zo klein zijn, dat zelfs duizend miljoen ervan op een hoop niet eens te zien zou zijn, maakt niettemin de som van meerdere deciljoenen die een mens vaak op zo'n dag inademt, toch behoorlijk wat uit. Dit zou voldoende zijn -omdat deze diertjes voor het lichamelijk leven zeer gevaarlijk zijn -om de mensen plotseling het natuurlijke leven te ontnemen. Want de voor het natuurlijke leven schadelijke hoedanigheid van deze diertjes is te vergelijken met de dodelijke werking van blauwzuur. Het deel van deze 'atoomachtige etherdiertjes' dat de mens inademt, is niet het gevaarlijkst voor zijn gezondheid, daar het door het op dit tijdstip toch al zuurstofarme bloed gretig wordt opgenomen. Maar heel anders is het gesteld met dat deel dat zich op de opperhuid afzet, bij voorkeur op die plaatsen waar de poriën meestal open staan. Wanneer deze diertjes daar binnendringen, nemen ze tegenover het gedeelte dat reeds door het bloed was opgenomen een positief karakter aan.
Hoofdstuk 18: De vlieg als redder van het mensenleven - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[18] Toen nu de vorst der duisternis, die de bron is van woede, boosheid en verderf, zag dat de mensen gezond werden door de geur van de kostelijke boom, werd hij toornig en plantte tegen middernacht een wilde boom en liet uitroepen: dit is de boom des levens; wie daarvan eet wordt ge­zond en zal eeuwig leven. Want de plek waar de wilde boom groeide, was een wilde plaats en de volkeren hadden het ware goddelijke licht van de beginne af en ook nu nog niet gevonden; en de boom groeide op de berg van Hagear, in het huis van Israël de spotter. Daar echter van de boom gezegd werd, dat hij was de boom des levens, zo liepen de wilde volkeren naar de boom. Zij waren niet uit God geboren, maar uit de wilde natuur en zij hielden van de wilde boom en aten van zijn vruchten. En de boom groeide en werd groot en breidde zijn takken uit van dag in, dag uit, de boom evenwel had zijn oorsprong en wortel in de wilde natuur, die boos en goed was, evenzo waren ook zijn vruchten. Omdat echter de mensen van deze plaats allen uit de wilde natuur geboren waren, zo groeide de boom over hen allen heen en werd zo groot, dat hij met zijn takken reikte tot in het dierbare land onder de heilige boom. Dit was evenwel de oorzaak ervan, dat de wilde boom zo groot werd; de volkeren onder de goede boom liepen allen de kooplieden na, die de valse waren verkochten en zij aten van de boze vruchten, die ook èn boos èn goed waren, en meenden, dat ze daardoor gezond werden, en zij lieten de heilige, goede en krachtige boom maar steeds staan. In die tussentijd werden zij blind, matter en zwakker, en konden niet verhinderen dat de wilde boom doorgroeide. Als zij niet de kooplieden met de valse vruchten waren nagelopen en hier niet van hadden gegeten, maar van de kostelijke vruchten hadden gegeten, dan zouden zij krachtig zijn geworden en de wilde boom tegengehouden hebben in zijn groei. Omdat zij nu de wilde natuur in hun beuzelarij naar hartelust vol huiche­larij hoereerden, zo heerste ook de wilde natuur over hen en de wilde boom groeide hoog over hen heen en vernietigde hen met zijn wilde kracht. Want de vorst der duisternis gaf aan de boom zijn kracht en vernietigde de mensen, die van de wilde vruchten van de koopman aten. En daar ze de boom des levens in de steek lieten en hun eigen inzichten volgden, zoals moeder Eva in het paradijs, zo werd hun eigen karakter overheersend en raakten zij in zulk een grote dwaling, zoals Paulus bedoelt in 2 Thess. 2, 11. En de vorst der duisternis deed oorlog en stormwinden ontstaan en liet ze losbarsten over de volkeren die niet uit de kwade boom geboren waren en zij vielen in hun vermoeidheid en zwakheid door het onweer, dat van de wilde boom uitging. En de koopman onder de goede boom bedroog de volkeren dag in, dag uit en prees zijn waren zeer hoog en bedroog de eenvoudigen listig en de verstandigen maakte hij tot zijn kooplieden, zodat ook zij winst er bij hadden, tot hij het zover bracht, dat niemand de heilige boom meer goed zag en onderscheidde; hij werd het eigendom van het land en hij liet uitroepen: (2 Thess. 2) “Ik ben de stam van de goede boom en sta op de wortels van de goede boom en ik ben ingeënt in de boom des levens. Koop mijn vruchten, zo zult ge gezond worden en eeuwig leven. Ik ben uit de wortelen van de goede boom opgegroeid en ik heb de vruchten van de heilige boom in mijn macht en ik zit op de stoel van de goddelijke kracht en ik heb macht in Hemel en op aarde, komt tot mij, koopt voor geld van de vruchten des levens.”
Hoofdstuk 0: Voorrede van de schrijver van dit boek aan de lezer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[6] Wanneer ik nu schrijf van bomen, struiken en vruchten, zo moet ge dit niet aards verstaan, want het is niet mijn bedoeling, dat in de Hemel een dode, harde, houten boom of steen zou groeien, die aards en stoffelijk is. Neen, mijn bedoeling is Hemels, geestelijk en waarachtig. In de Goddelijke Rijkdom zijn voornamelijk twee zaken te onderscheiden. Ten eerste de Goddelijke Krachten; zij zijn een bewegende, opborrelende kracht, waaruit elke vrucht naar eigen hoedanigheid en aard geboren wordt, zoals Hemelse bomen en heesters, die zonder ophouden vrucht dragen, bloeien en groeien in Goddelijke Kracht, zo verrukkelijk, dat ik het niet kan beschrijven, maar ervan stamel als een kind dat leert spreken. De andere factor in de goddelijke rijkdom is het geluid, zoals in de krachten der aarde ook het geluid aanwezig is. Daaruit komt voort goud, zilver, koper, ijzer en dergelijke, waarvan men allerlei instrumenten maken kan die galmen en vreugde geven, zoals klokken, bazuinen en alles wat geluid geeft; dit zelfde geluid is ook in alle schepselen op aarde, anders kon alles geluidloos zijn.
Hoofdstuk 4: Over de schepping der heilige Engelen. Een aanwijzing of open poort des Hemels. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[6] Van dit Licht nu ontving ik mijn inzicht, mijn willen en mijn stuwkracht en over dit inzicht en deze kennis wil ik, naar de mate van mijn gaven, schrijven. Ik wil God laten besturen, al zou ik ook daarmede de toorn opwekken van de wereld, de duivel en alle hellepoorten en ik wil op­merken wat Gods bedoeling in deze dingen is. Want Zijn bedoeling te kennnen, daartoe ben ik te gering, hoewel de geest enkele dingen die nog in de toekomst verborgen liggen, in dit Licht tot mijn kennis heeft gebracht. Naar de uiterlijke mens echter ben ik veel te zwak en te gering, dit te verstaan. Maar de ziele-geest, welke van één hoedanigheid is met God, verstaat het niet; het dierlijke lichaam echter vangt slechts een flauw beeld ervan op, evenals men slechts een indruk krijgt van iets, wanneer het weerlicht. Zo is het met de innerlijke geboorte der ziel, wanneer zij door de uiterlijke geboorte, verlicht door den Heiligen Geest, door de poort der hel vaart; deze poort echter wordt spoedig weer gesloten, want de toorn Gods grendelt de vesting en deze is in Zijn macht. Dan is het inzicht van de uiterlijke mens vervlogen en hij gaat voort in zijn angst en droefenis als een zwangere vrouw, die, wanneer de pijnen komen, gaarne haar kind zou willen baren, maar het niet kan en immer angstig is.
Hoofdstuk 19: Over de Hemel en de gestalte der aarde en van het water, over het licht en de duisternis over de Hemel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[23] Het Wezen Gods is als een wiel, waarin vele kleine raderen in elkander grijpen, die voortdurend omwentelingen maken. Men ziet het rad wel en verwondert er zich over, en toch kan men het in zijn omwentelingen niet begrijpen; hoe meer men het echter aanschouwt, hoe meer men er mee vertrouwd raakt; en hoe meer men er van leert, hoe meer blijdschap men er over heeft, want steeds ziet men iets wonderbaarlijkers. Een mens kan hieromtrent nooit genoeg zien en leren. Zo gaat het mij eveneens. Wat ik op de ene plaats niet voldoende heb beschreven, dat zult ge ergens anders uitvoeriger behandeld vinden en wat ik in dit boek niet kan be­handelen, om der lengte wille, zult ge in een volgend boek behandeld vinden. Dit boek is als de eerste twijg, die groeit aan de tak, als het eerste kind, gebaard door de moeder. Evenmin als dat kind dadelijk lopen kan, evenmin kan ik in dit eerste boek al dadelijk alles naar de eis be­handelen. Want hoewel de geest het rad wel ziet, en zijn verschijning wil begrijpen, zo kan de geest dit toch niet vanwege de omwentelingen van het rad. Wanneer de geest echter de vaste omtrek weer waarneemt, zo leert hij ook weer meer en verstaat alles beter. Merk nu op: De aarde heeft juist zulke eigenschappen en Oergeesten, als de ruimte rondom de aarde of de Hemelen en alles tezamen behoort tot één groot lichaam en God is hun lichaam. Dat ge Hem echter niet geheel en al ziet en kent, wordt veroorzaakt door de zonden, waarin ge verzonken ligt; daardoor is de goddelijke kracht voor u verborgen, zoals het merg in de beenderen voor het vlees verborgen is. Zo ge achter met uw geest door het lichamelijke, het vleselijke heen breekt, zo zult ge den verborgen God aanschouwen. Zoals het merg in de beenderen doordringt en aan het vlees kracht en sterkte geeft, en het vlees het merg toch niet begrijpen kan, maar wel de kracht ervan ervaren, zo kunt gij de verborgen Godheid in het vlees niet zien, maar wel ontvangt ge Zijne kracht en ge begrijpt daaruit, dat God in u woont. Het dode vlees is namelijk niet inherent aan het leven en het ontvangt het licht niet, maar het leven in God gaat op in het dode vlees, en brengt uit dat dode vlees een ander Hemels en levend lichaam voort, hetwelk het licht kent en verstaat. Want dit tegenwoordige lichaam is slechts een omhulsel, waaruit het nieuwe lichaam opgroeit (het nieuwe lichaam groeit uit het oude door het vlees en bloed van Christus) zoals het zaad in de aarde. Het omhulsel echter zal niet weder opstaan en levend worden, zoals dit ook bij het koren niet geschiedt; dit zal voor eeuwig in de dood blijven. Daarom draagt de mens des duivels woning hier op aarde mede in zijn lichaam; het menselijk lichaam is als 't ware in zekere zin een woonplaats voor hem.
Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
...  7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32  ...