Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

51 resultaten - Pagina 3 van 4

1 - 2 - 3 - 4
[16] Van Zijn goddelijke zijde zou slechts de allergeringste wenk nodig zijn en de hele zichtbare schepping zou er niet meer zijn, of er zouden duizend nieuwe zonnen aan het uitspansel branden!
Hoofdstuk 262: De door de Heer terechtgewezen twijfelaar in gesprek met een van zijn vrienden - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[10] Want waar jullie met je ogen aan het uitspansel één geheel zien, daar zweven in Mijn eeuwige almacht talloze werelden, die allemaal wezens zoals jullie dragen; en achter die werelden zijn de eindeloze geestelijke woonplaatsen in de geest voor de geesten; en één zo'n woonplaats omvat meer dan de hele uiterlijke, eindeloze zichtbare ruimte!
Hoofdstuk 8: De maaltijd in de hut van Purista. De woorden van de Heer over zijn liefdesverbond met de kinderen van de aarde en de zichtbare gemeenschap tussen hemel en aarde. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[4] Toen het hele, grote gezelschap bij de voorhof aankwam, sloegen er onmiddellijk talloze bliksemschichten van het gouden dak van de tempel in de grote voorhof. Tegelijkertijd echter wenkten de tien ministers naar al de omliggende vuurspuwende bergen, en op hetzelfde ogenblik dreven deze hemelhoge vlammenzuilen uit hun kraters; en de met de vlammen ontsnappende reusachtige rookmassa's bedekten al spoedig het zichtbare uitspansel.
Hoofdstuk 180: Alle honderd en tien gaan naar de tempel om de zegen te ontvangen. De vuurzee en Ohlads wijze woorden ter geruststelling. Het betreden van de tempel. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[3] Om dezelfde reden hebben deze bewoners ook absoluut niet de een of andere vorm van tijdmeting en stellen dus nooit een tijdsverloop vast. Want zij zeggen: Het bepalen van de tijd ligt in de handen van de hoogste Geest, maar de mens moet niet meten waar God, de Allerhoogste, de mens geen maatstaf voor heeft gegeven. En verder zeggen ze: De grote kosmische Bouwmeester heeft onze wereld voor ons uitgespreid en heeft door de vlakten iedereen een wenk gegeven, dat hij die moet meten. Maar voor de tijdsduur heeft Hij nergens een maat gesteld; daarom moet de mens die ook niet eigenmachtig in stukken verdelen. Hij heeft ons weliswaar een maatstaf gegeven, en deze maatstaf is ieders eigen leven. Verder heeft Hij aan het uitgestrekte uitspansel nog een maatstaf geplaatst; volgens deze maatstaf bewegen verre werelden, en onze eigen wereld richt zichzelf in haar loop naar deze grote maatstaf. Maar noch voor het een noch voor het ander heeft Hij ons een passer in handen gegeven, zodat wij die zouden kunnen indelen en afmeten.
Hoofdstuk 32: Godsdienst en het sluiten van huwelijken op het eerste paar nevengordels - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[1] Van de tweede dag staat geschreven: En God sprak: Daar zij een uit­spansel in het midden der wateren en dat make scheiding tussen wolken en wateren. En God maakte dat uitspansel, en maakte scheiding tussen de wateren, die onder het uitspansel zijn en tussen de wateren, die boven het uitspansel zijn; en het was alzo. En God noemde het uitspansel Hemel. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest, de tweede dag. Genesis 1 : 6, 7 en 8.
Hoofdstuk 20: Over de tweede dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[17] Dat er echter een uitspansel is tussen Hemel en aarde, beduidt het vol­gende. De gehele ruimte van de maan tot aan de aarde is begrepen met al haar werkingen in de toornige en begrijpelijke geboorte en de maan is daarvan een godin.
Hoofdstuk 20: Over de tweede dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[18] Zo staat ook het huis des duivels, des doods en der hel in het gebied, dat ligt tussen de maan en de aarde. Dewijl nu de toorn Gods in de uiterlijke geboorte in de diepte door de duivelen en alle goddelozen, dagelijks door de grote zonden der mensen, wordt ontstoken, zo heeft God het uitspansel, hetwelk Hemel heet, tussen de uiterlijke en de innerlijke geboorte gesteld. Want de uiterlijke geboorte van het water kan de innerlijke geboorte van het water niet verstaan, dewelke “Hemel” heet.
Hoofdstuk 20: Over de tweede dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[21] Op de jongste dag zal de toorn zijn weggevaagd. Want er staat geschreven: Hemel en aarde zullen voorbij gaan, maar Mijne woorden zullen geenszins voorbij gaan. (Mattheus 24:35 en Marcus 13:31.) Nu is echter het onreine, dat er is: de toorn; het reine is het Woord Gods, welk Hij h=gesproken heeft. In 1 Gen. 1 staat: Er kwam scheiding tussen het water boven het uitspansel en het water onder het uitspansel.
Hoofdstuk 20: Over de tweede dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[24] Wanneer ge nu de ruimte rondom de aarde aanschouwt, zo moet ge niet zeggen, hier is het niet, dat God in Zijn Heiligheid woont. Want de Drievuldigheid, God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest woont daar alom en het ganse uitspansel kan hem niet bevatten. Alles is als één lichaam, de uiterlijke geboorte, de innerlijke geboorte, het uitspansel des Hemels en de siderische geboorte, waarin de toorn Gods ligt. Het vlees is vooreerst de uiterlijke geboorte, welk een huis des doods is; de tweede geboorte is de siderische, waarin het leven zich openbaart, en waarin lichaam en toorn met elkander strijden. Dit weet de mens zelf zeer goed.
Hoofdstuk 20: Over de tweede dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[3] Toen onze Heiland, Jezus Christus, Zijn discipelen leerde bidden, sprak Hij: Wanneer ge bidden wilt, doe het zo: “Onze Vader, Die in de Hemel zijt” (Mattheus 6.) Dit betekent niet, dat de Hemel de Vader zou kunnen begrijpen of omvatten, want de Hemel zelf is door de goddelijke Kracht gemaakt. Want Christus spreekt: “Mijn Vader is groter dan alles.” (Joh. 10:29) en in de profeten zegt God: “De Hemel is mijn troon en de aarde is de voetbank Mijner voeten.” (Jesaja 66). Wat wilt ge Mij een huis bouwen? Wie heeft de wateren met zijn vuist gemeten en van de Hemelen met de span de maat genomen en heeft met een drieling het stof der aarde begrepen. (Jes. 40:12). Want de Here heeft zich Jacob verkozen, Israël tot Zijn Eigendom. (Psalm 135:4). Dat echter Christus Zijn Vader een Hemelse Vader noemt, daarmee bedoelt Hij, dat de glanzende Kracht Zijns Vaders zeer zuiver, helder en rein in de Hemel schijnt en dat boven het uitspansel, dat wij met onze ogen zien en dat wij Hemel noemen, de gehele triomferende, heilige Drievuldigheid, Vader, Zoon en Heilige Geest schijnt. Zo onderscheidt Christus hiermee Zijn Hemelse Vader van de Vader der Natuur, dat is: de sterren en elementen; zij zijn onze natuurlijke Vader, uit wie wij gemaakt zijn en uit wiens wil wij hier in deze wereld leven en van wie wij onze spijs en onze voeding ontvangen. Hij is echter onze Hemelse Vader, omdat onze ziel steeds naar Hem verlangt en Hem begeert, ja, zij hongert en dorst voort­durend naar Hem. Het lichaam hongert en dorst naar de Vader der Natuur, dat is: de sterren en elementen, en dezelfde Vader spijst en drenkt hen ook. De ziel echter dorst naar de heilige Hemelse Vader en Hij spijst en drenkt hen met Zijn Heilige Geest en Zijn Vreugdebronnen. Nu hebben wij evenwel geen twee Vaders, maar slechts één; de Hemel is gemaakt door Zijn Kracht en de sterren door Zijn Wijsheid, die in Hem is en van Hem uitgaat.
Hoofdstuk 3: Over de hooggebenedijde, triomferende, drie maal heilige Drievuldigheid, God de Vader, de Zoon, de Heilige Geest, een Enig God. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[5] Wanneer men de gehele natuur en haar kenmerken beschouwt, zo ziet men de Vader; wanneer men de hemel en de sterren beziet, zo ziet men Zijn eeuwige Kracht en Wijsheid. Zoveel sterren er aan het firmament staan, die toch ontelbaar en voor het verstand onbegrijpelijk zijn, (ook voor een deel onzichtbaar), zo groot en menig­vuldig is Gods Kracht en Wijsheid. Iedere ster die aan de hemel staat, heeft echter een andere kracht en een andere hoedanigheid als de volgende, zoals het ook is met alle schepselen op aarde, als gevolg hiervan. Zo is het met al het geschapene. Nu vinden alle krachten, die in de natuur zijn in God de Vader hun oorsprong; alles, licht, warmte, koude, lucht, water en alle krachten der aarde, nl. bitterheid, zuurheid, zoetheid, wrangheid, hardheid, zachtheid en alles, wat men niet noemen kan, dat alles gaat uit van de Vader. Wan­neer men de Vader met iets vergelijken wil, dan moet men Hem vergelijken met het gewelfde uitspansel. Men moet niet denken, dat iedere kracht, die in de Vader is, op een bepaalde plaats en op een bepaald gedeelte aanwezig is, zoals de sterren op een bepaalde plaats aan de hemel staan, neen, maar de Geest toont, dat alle krachten, die in de Vader zijn, door elkander en met elkander verweven zijn als een centrale kracht, zoals men dat voorgesteld vindt in het boek Ezechiël, Hoofdstuk 1. Hij ziet de Heer in de geest en zinnebeeldig voorgesteld als een wiel, waarvan de vier raderen in elkander uitlopen en elk van de vier is gelijk aan de andere, en toen ze draaiden, draaide elk slechts voor zich zelf; zoals de wind woei zo draaiden zij alle vier en geen van hen had nodig omgewend te worden. Zo is ook God de Vader, want alle krachten zijn in de Vader aanwezig als één centrale kracht en alle krachten zijn in de Vader in onnaspeurlijke klaarheid en ondoorgrondelijk Licht. Ge moet niet denken, dat God in de Hemel en boven de Hemel troont en heerst als een kracht en een macht, die geen verstand en kennis in Zich heeft, zoals de zon: zij loopt haar baan en straalt warmte van zich en licht; zij brengt de aarde en alle schepselen voorspoed of tegenspoed, hetgeen dan vrijelijk zou kunnen plaats hebben, wanneer de andere planeten en sterren dat niet tegen hielden. Neen, zo is de Vader niet. Hij is een almachtige, alwijze, alwetende, alziende, alhorende, alom riekende, alom voelende, alom proevende God, die in Zichzelf is, zachtmoedig, vriendelijk, lieflijk, barmhartig en vol van vreugde, ja Hij is de vreugde zelf. Hij is echter van eeuwigheid tot eeuwigheid onveranderlijk, Hij heeft Zijn Wezen nog nooit veranderd en zal zich in alle eeuwigheid ook nooit veranderen. Hij is niet uit iets voortgekomen of geboren, maar Hij is Zelf alles, in alle eeuwigheid, en alles wat bestaat is door Zijn Kracht tot stand gebracht, door de kracht, die van Hem uitgaat. De natuur en alle schepselen zijn uit Zijn Kracht geboren. Zijn hoogte, lengte en diepte kan geen schepsel, ook geen Engel uit de Hemel doorvorsen. De Engelen in de Hemel leven in des Vaders kracht vol vreugde en vrede en zingen uit de volheid van Zijn Kracht.
Hoofdstuk 3: Over de hooggebenedijde, triomferende, drie maal heilige Drievuldigheid, God de Vader, de Zoon, de Heilige Geest, een Enig God. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[33] Ook is het nodig, dat ge weet, dat zijn lichaam met alle zeven geesten in de natuur van één hoedanigheid is in de siderische geboorte, in dat gedeelte n.l. dat door de liefde wordt beheerst en dat in staat is, zonde, dood en duivel te bedwingen. Nu verstaat ge, wat God die dag, toen Hij het water onder het uitspansel gescheiden heeft van het water daarboven, gemaakt heeft.
Hoofdstuk 20: Over de tweede dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[28] Zie, toen God sprak: Er zij licht, toen is het licht in de krachten der natuur, of de zeven geesten Gods opgegaan, en het uitspansel des Hemels, dat in het woord in het hart van het water staat, is tussen de siderische en uiterlijke geboorte met het woord en het hart van het water ingesloten, en de siderische geboorte is de grensplaats, die half in de Hemel en half in de toorn gelegen is. Uit datzelfde halve deel van de toorn, komt altijd de dode geboorte voort en uit de andere helft, dat met zijn innerste kern tot in het binnenste hart en licht van God reikt, ont­staat nu altijd door de dood het leven, en de siderische geboorte is toch niet twee, maar één lichaam.
Hoofdstuk 22: Over het ontstaan der sterren en over de schepping van de vierde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[20] Nu komt de innerlijke geboorte des Hemels in aanraking met de aarde en het water van de aarde met de aarde zelf wordt gevangen gehouden. Ware dat niet zo, zo zou het water zich, bij de omwenteling van de aardbodem, verdelen; ook zou dan de aarde in stukken uiteen vallen en in de diepte verzinken. Nu houdt echter dat uitspansel tussen de Hemel en de aarde het water gevangen. Zoudt ge nu vragen: wat is dat dan voor een uitspansel, dat ik zien noch begrijpen kan?. Het is de scheiding tussen de reine goddelijkheid en de verdorven natuur, die men doorbreken moet, wanneer ge tot God wilt gaan. Het is het uitspansel, hetwelk niet geheel ligt onder de toorn Gods, maar dat ook niet geheel rein is en waarvan geschreven staat in het boek Joh. 15:15. “De Hemelen zijn niet zuiver in Zijne ogen.”
Hoofdstuk 20: Over de tweede dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[27] Ge moet het leven der zeven Oergeesten goed verstaan. Liefde en haat leven beide in hen. Deze geboorte dringt door de uiterlijke, verstarde verschijningsvorm heen; door de dood en brengt leven in de dood, d.w.z. in de verstarde aarde, in water, in het vlees van mensen en dieren, van vogels, vissen en wormen. En tot in deze geboorte, deze ver­schijningsvorm kan de duivel doordringen, verder niet, en daar is zijn woning. Daarom kan de duivel niet weten, dat er nog iets anders, een nieuw beginsel is in het andere gedeelte van deze verschijningsvorm. Tot hiertoe is de mens met zijn inzicht en kennis van de aanvang -der wereld af gekomen; het andere, dat we Hemel noemen, heeft de geest tot nu toe voor de mens verborgen gehouden, opdat de duivel daarvan niet zou weten en zijn gif wederom daarin zou laten werken. Dit andere deel der siderische geboorte, welke in de liefde wortelt, is het uitspansel des Hemels, dat de duivelen en hun haat gevangen houdt. Zij kunnen er niet in komen, want in de Hemel woont de Heilige Geest, die uitgaat uit het Hart van God en tegen de boosheid strijdt en Hem een tempel bouwt temidden der boosheid. En in deze Hemel woont de mens, die God vreest, want deze Hemel is zowel in mensen als in de ruimte boven de aarde. En zoals de ruimte boven de Hemel is, zo is ook de mens. Beiden zijn onderhevig aan liefde en haat, tot na de afscheiding der ziel. Dan, als de ziel zich van het lichaam afscheidt, blijft zij alleen in de Hemel der liefde, of in de Hemel der haat. Wat zij gekozen heeft bij het verlaten van het lichaam, dat is haar eeuwige onveranderlijke woning en zij kan daar nimmer meer uit geraken, want er is een grote kloof tussen beiden, hetgeen Christus zegt, wanneer hij spreekt over de rijke jongeling. Lucas 16 :26. In die Hemel wonen bij ons de heilige Engelen en in het andere gedeelte de duivelen; in deze Hemel leeft de mens tussen Hemel en hel en hij moet van de boosheid menige verzoeking en vervolging onder­vinden en zich menigmaal laten martelen en pijnigen. De haat heet het kruis en de Hemel heet het geduld; de geest, die daarin opstijgt heet de hoop, die met God van één hoedanigheid is en strijd voert met de haat en het geloof, dat van één hoedanigheid is met God en strijdt met de haat, tot het overwint. 1 Joh. 5 : 4.
Hoofdstuk 20: Over de tweede dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
1 - 2 - 3 - 4