Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 25 van 1112

...  13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38  ...
[19] Nu tillen de twaalf de kelk op en dragen hem er heel behoedzaam naar toe. Ze zetten het voetstuk precies boven het nog stevig dampende en rokende gat, dat nu dus geen rook meer naar boven kan drijven, omdat het met het voetstuk van de kelk goed hermetisch afgesloten is. Ach, nu ziet het er in deze omgeving al heel wat lieflijker uit. Wat ik nu nog zie, is dat het hele badgezelschap zich weer begint te bewegen in het water van de kelk. Nou, nou, God zij dank, dat deze toch weer tot leven komen!
Hoofdstuk 85: Het naderen van de catastrofe - De oude slang, de twaalf engelen van het oordeel en de afgrond - Heerlijke overwinning en kostelijke beloning - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] Weet je wat de Heer tegen Petrus heeft gezegd, toen deze ook vanuit zuivere deemoed zich door Hem niet de voeten wilde laten wassen? Zie, hetzelfde zou de Heer ook tegen jou kunnen zeggen, als je hardnekkig aan je deemoedige eigenzinnigheid zou willen vasthouden! Ga daarom maar daarheen, waar ik je naar toe stuurde. Doe, wat ik je vanuit de Heer heb aanbevolen, dan zal hier in je huis alles meteen een ander aangezicht krijgen. Maar voor je je met het nieuwe gewaad bekleedt, moet je dit oude tot op de laatste draad afleggen, en uit een kom die ook voor je klaar staat het water nemen en daarmee je voeten wassen. Heb je dat gedaan, open dan pas de gouden kist, neem de kleren er uit en kleed je daarmee aan!'
Hoofdstuk 87: Martinus' bescheidenheid, geleid door Borems wijsheid – Martinus in feestgewaad - De uitbreiding van het huis van Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[12] BISSCHOP MARTINUS gaat nu naar de kist en kijkt 'n paar keer om zich heen, of niemand hem zal zien. Als hij zich echter achter een sierlijk scherm bevindt, waarachter hij door de vele gasten in zijn huis niet gezien kan worden, kleedt hij zich haastig uit. Hij legt de oude kleren op een hoop voor zich neer, waarop deze meteen verdwijnen. Daarna schept hij met zijn hand water uit genoemd bekken en wast zijn voeten. Als deze gewassen zijn, springt de gouden kist meteen vanzelf open en de goede Martinus is ook al gekleed in een purperen gewaad, dat geheel omzoomd is met de mooiste sterren. En op zijn hoofd heeft hij een hoed, die veel machtiger straalt dan de zon!
Hoofdstuk 87: Martinus' bescheidenheid, geleid door Borems wijsheid – Martinus in feestgewaad - De uitbreiding van het huis van Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[14] Terwijl wij dit aan jou, Uhron, meedelen, is in de verte ook al een grote platte buik van reusachtige afmetingen te zien. Grote Geest Gods, als die helemaal omhoog wordt gestuwd, dan zal hij het water wel tot over jouw hoogste woningen opdrijven! O vraag Hem, de Almachtige, die zich nu in alle heiligheid zichtbaar in jouw stamhuis moet bevinden, dat Hij een dergelijk dreigend gevaar van ons afwendt en ons niet ellendig te gronde laat gaan!'
Hoofdstuk 171: Gedragswenken van de Heer aan Martinus - Over de cursus in toorn - Hoe Satan moet worden aangepakt - Martinus' omzichtigheid voor het begin van de prediking - Geweldige bedreigingen van de vijand - Martinus' geruststellende woorden tot de angstige menigte - Troostrijke woorden van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[18] Zie, het water heeft zich helemaal teruggetrokken en van het gloeiende gezwel is ook niets meer te ontdekken! Aan de Heer lof en eer voor eeuwig! Ik geloof dat dit verschrikkelijke loeder van een Satana of van een Satan zich niet meer zo gauw in onze buurt zal wagen.'
Hoofdstuk 185: Vreugdewoorden en woorden van dank van de wijze - De overstroomde boomgaarden - Verdrijving van Satana door Petrus en Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Martinus kijkt nu aan alle kamen om zich heen, ziet geen huis meer, de Heer niet, niemand behalve zijn bovengenoemde begeleiders. Alles rondom is verwoest en vernietigd. Rook en reusachtige vuurzuilen stijgen met grote heftigheid uit de verwoeste zonnebodem op. Hier en daar gapen reusachtige kraters vol donderende gloed, waaruit van tijd tot tijd grote vuurmassa' s het wijde wereldruim in worden geslingerd. Hier en daar storten vele weer terug onder vreselijk gekraak en stuwen water in de grote gloeiende kraters, waardoor dan weer hevige nieuwe stoomexplosies veroorzaakt worden. En dat alles met een kracht, die een wereld als deze aarde miljoenen mijlen zou kunnen wegslingeren.
Hoofdstuk 190: Martinus met zijn hemelse begeleiders op de plaats van de verwoesting - De door Martinus veroordeelde Satan - Martinus' medelijden met de huilende Satan en diens bevrijding - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] Als gevolg van die omstandigheid straalt een vonk daar zo sterk, dat geen menselijk oog die ook maar een ogenblik lang zou kunnen verdragen. Ja, Ik zeg jullie: Wanneer daar een vonk ter grootte van een boekweitkorrel zich bij jullie op aarde duizend mijl hoog in de lucht zou ontwikkelen met dezelfde lichtintensiteit als op deze centraalzon, zou door de hevigheid van zijn uitstraling de hele aarde in één ogenblik als een druppel water op gloeiend ijzer verdampt zijn.
Hoofdstuk 7: Het eigen licht van de zonnen - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[4] Als jullie een bol precies door het middelpunt zouden doorboren en deze bol dan op een spil steken, vervolgens in water onderdompelen, in het water aan het draaien brengen (namelijk om de spil) en daarna al draaiend uit het water tillen - wat denken jullie: op welk deel van het oppervlak zal deze bol de meeste waterdruppels van zich af slingeren? - Jullie zullen Mij ten antwoord geven: Op dat deel van het oppervlak, dat het verst van de spil af staat en door de rotatie rond de spil dus ook de grootste middelpuntvliedende kracht ontwikkelt.
Hoofdstuk 8: Oorzaak en wezen van de zonnevlekken - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[8] Als jullie die echter zien, vestig Ik jullie aandacht op de tweede, glazen bol, namelijk hoe het water zich daarin bij het ronddraaien tegen de evenaar aandrong. Wat zal er ook vanuit het inwendige van de zon dus wel niet in de richting van de evenaar moeten plaats vinden? Zullen daar niet ook alle enigszins vluchtige delen onder de evenaar samendringen en daar als gevolg van de grote middelpuntvliedende kracht het streven hebben om door de bovenste korst van de zon heen te breken en zich dan met de ongelooflijkste slingerende kracht en snelheid tot in het oneindige van de zon te verwijderen?
Hoofdstuk 8: Oorzaak en wezen van de zonnevlekken - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[15] Het water van de zon is veel lichter dan dat op de planeten; daarom is het niet geschikt voor scheepvaart, en lukt het ook niet erin te zwemmen. Dat is derhalve een hindernis zonder weerga, die de zonnemensen niet kunnen overwinnen; daarom blijven ze ook heel rustig op hun plaats en weten ze niet of er voorbij zo’n watercirkel misschien nog land tevoorschijn komt. Ze zijn veeleer van mening dat bij het begin van zo’n watercirkel hun wereld eindigt, en dat het water zich in alle eeuwigheden uitstrekt.
Hoofdstuk 9: De mensenrassen van de zon en hun woongebieden. De zonnegordels - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[5] Tevens strekken zich op de vlakten hier en daar grote meren uit, waar de zonnebewoners heel graag naar kijken; te dichtbij willen ze er echter niet bij komen, omdat deze meren dikwijls onverwacht buiten hun oevers treden, en dan zouden de bewoners niet snel genoeg aan de achter hen aan gutsende vloedgolven kunnen ontkomen; want zo’n meer bevat soms meer water dan alle zeeën van de aarde.
Hoofdstuk 10: De middengordel van de zon. Landschap en bewoners daar. Uitbarsting van een zonnegezwel - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[2] Ze bevinden zich nog steeds op de derde heuvel dichtbij de kleine tempel, die daar niet meer dan 77 zuilen heeft. En kijk, B loopt juist weer naar A toe en vraagt hem het volgende: ‘Broeder, wat denk jij in jouw wijsheid: hoe lang zal het de grote God behagen het van zijn grote druk ontlaste gezwel zo open te laten staan?’ - A zegt: ‘Broeder, je weet toch dat er niets is wat wij met meer moeite bepalen dan de tijd. Hoe kun je mij zoiets vragen? Maar geef mij een tijdmeter, dan zal ik het je wel zeggen’. - B zegt weer: ‘Beste broeder, kijk, daar waar wij onze tijdmeter hadden opgesteld staat nu water; ik kan je nu dus geen tijdmeter verschaffen. Maar je kunt me tenminste toch wel zeggen hoe ver ik met een gemiddelde bewegingssnelheid zou kunnen komen, tot de geweldige uitstulping weer helemaal in de diepte wegzakt naar zijn vorige positie?’ - En A zegt weer: ‘Je zou in die tijd wel zevenenvijftig miljoen kunnen doen, tot de uitstulping weer volledig in de diepte wegschrompelt, tot een litteken wordt en het litteken zelf tenslotte geneest tot een gladde bodem van het grote meer’.
Hoofdstuk 11: De pendel-tijdmeter van de bewoners van de middengordel. Het ambt van tijdwachter en overige ambten - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[25] Nu werpen we echter nog een blik achterom naar ons vroegere gezelschap, en zien hoe dit zich reeds van de derde heuvel af begint te begeven naar de tweede heuvel, waar zich een grote tempel bevindt. Want het gezwel is alweer zover teruggeweken, dat het water weer van de eerste heuvel, waar zich zo’n tijdmeter bevindt, is verdwenen. En dus rent iemand van het gezelschap erheen om de pendel weer aan het slingeren te brengen, om nog nauwkeuriger het verloop van het hele gezwel te kunnen bepalen.
Hoofdstuk 11: De pendel-tijdmeter van de bewoners van de middengordel. Het ambt van tijdwachter en overige ambten - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[20] Maar kijk nu, de rand is weggezakt, maar niet zo heftig als men verwachtte. Derhalve werd ook de omgeving niet zo hevig geschokt als soms pleegt te gebeuren. Maar toch heeft dit tamelijk heftige in elkaar zakken het golvende water tot dichtbij ons gezelschap opgestuwd, hoewel het zich op deze heuvel meer dan vijf van jullie mijlen hoog boven de waterspiegel bevindt.
Hoofdstuk 12: Het inzakken en verdwijnen van het zonnegezwel - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[9] Een zeker niet zelden voorkomend verschijnsel, met name in de omgeving van de grote wateren of ook in de buurt van de hoge bergen die de gordel begrenzen, zijn de voor jullie begrippen enorme water- en vuurhozen. - Wat de waterhozen betreft, deze trekken weliswaar nooit zo ver van het water over het land. Maar des te verwoestender zijn de vuurhozen, waarvan sommige een werveling met een doorsnede van honderd tot duizend mijl hebben en bovendien zo snel draaien, dat ze zich in één seconde ronddraaien, wat zoveel wil zeggen dat de buitenste ring van vlammen in één seconde een weg van driehonderd tot drieduizend mijl aflegt.
Hoofdstuk 15: De omgeving van een huis op de middengordel. Boomgroei aldaar - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
...  13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38  ...