Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3666 resultaten - Pagina 4 van 245

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[1] Daar we ons nu aan deze tafel bevinden, zullen we dan ook aan de verheven schat van deze tafel deelnemen. Luister echter naar de woorden van de Heer voor de maaltijd. Hij zegt: Mijn geliefde kindertjes! Toen Ik eens op aarde na Mijn verrijzenis naar jullie toekwam en jullie omdat jullie wat hongerig waren en niet zoveel te eten hadden, vroeg: 'Kindertjes, hebben jullie niets te eten?' - toonden jullie mij wat brood en enkele vissen. Ik zegende voor jullie de vissen en het brood, ging met jullie aan tafel en at met jullie. Nu vraag Ik jullie niet meer of jullie wel of niet te eten hebben, want uit Mijn onuitputtelijke schat en voorraad hebben jullie in eindeloze overvloed voor eeuwig genoeg, maar zou daarom dit door Mij op aarde uitgesproken woord hier dan geen betekenis meer hebben?
Hoofdstuk 8: De grote betekenis van deze maaltijd, in het bijzonder voor de aarde. We treden uit de sfeer van Marcus - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[19] De Heer zegt: Mijn lieve zoon, kom maar weer overeind, dan zal na het nuttigen van de maaltijd aan Mijn tafel al spoedig duidelijk worden hoeveel je van dit weinige opeens zult kunnen begrijpen. Maak je echter van de maaltijd geen al te grote voorstelling, want hier zul je in de letterlijke betekenis van het woord merken dat 'kort haar snel geborsteld is'. Van de zogenaamde hemelse zwelgpartijen is hier geen sprake; men eet hier heel eenvoudig en leeft zogezegd op water en brood. Je zult echter spoedig ontdekken dat Mijn kinderen ondanks deze eenvoudige kost er buitengewoon goed uitzien. Ga daarom nu aan tafel, want deze is al voorzien van water en brood, en eet en drink zoals je Mij zult zien eten en drinken.
Hoofdstuk 2: De grote betekenis van een aards kind van God - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[14] Als alles in gereedheid is gebracht, deel Ikzelf het brood en de wijn uit en zeg: 'Kinderen, neem, eet en drink allen. Drink op het welzijn van onze kinderen en broeders op aarde, die veel vervolgingen moeten doorstaan en nu al zeer moe en zwak zijn geworden. Waarlijk, zij zullen geholpen worden! Moge iedere druppel duizendvoudig heil brengen aan allen, die goed van hart en wil zijn! Ik zeg jullie, vandaag nog zal het de goede mensen vaak een uitstekende dienst bewijzen, dat wij hen hier zeer sterk indachtig zijn. Hun harten en de gebeurtenissen op aarde zullen het hun doen weten! En aan enkelen op aarde zal woord voor woord worden meegedeeld wat hier gebeurt en hoe hier voor de arme aarde wordt gezorgd.
Hoofdstuk 86: Olafs wijsheid. Een hemelse heildronk. De nieuwe licht en liefdesbrug van de Goddelijke genade - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[6] Als de monnik deze woorden uit het gefluister heeft opgevangen, is hij niet weinig verbaasd en zegt bij zichzelf: 'Merkwaardig, een hele nieuwe leer over God! Dus, geen drie afzonderlijke personen. Op aarde zou dat de grootste ketterij zijn; een hemelsbreed verschil met de rooms-katholieke leer. Ik vind haar evenwel heel natuurlijk en veel oprechter dan de rooms-katholieke. Wat mij echter ten zeerste verbaast, is dat deze geest, die vanuit de lucht zo wijs tot mij heeft gesproken, met geen woord gewag maakt van de gelukzalige maagd Maria en van de andere lieve heiligen, die men zou moeten aanroepen vanwege hun machtige voorspraak. Dat is helemaal niet katholiek, maar dat doet er niet toe! De onbekende, die mij hoogstwaarschijnlijk het heerlijke, goede brood en de beste wijn deed toekomen, heeft mij nu ook deze leer gegeven. Was het eerste buitengewoon goed, deze leer is het ook. Hoe het ook zij, ik zal deze leer toch aannemen.
Hoofdstuk 126: De monnik hoort de heilige leer van Christus. De eens geestelijk blinde herkent de Heer en diens genade - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[3] Wel weet ik helaas, hoe op aarde broeders tegen broeders te velde trekken uit pure hoogmoed en hemeltergende hebzucht. Iedereen vindt zichzelf onberispelijk ten opzichte van zijn broeder, maar schildert hem vaak af in alle kleuren van de hel. Bijzonder onjuist worden de welgestelden op aarde door de armeren beoordeeld, waartoe weliswaar de niet zelden al te krenterige geest van de welgestelden aanleiding geeft. Omdat de rijke echter steeds de machtigste is en de armere bij hem werk moet zoeken om zijn brood te verdienen, doet hij dit niet uit liefde, maar uit noodzaak. Niet zelden zit het hem verschrikkelijk dwars dat hij aan zijn welgestelde broeder ondergeschikt moet zijn, terwijl hij toch liever op alle mogelijke manieren over hem zou willen heersen. Dat op aarde tussen broeders zulke verhoudingen bestaan, is ten overstaan van het zuivere woord Gods treurig genoeg.
Hoofdstuk 142: Preek van de vreemdeling tegen de neiging tot oordelen. Tegenwerping van de franciscaan. De vreemdeling over de ordening van het hart - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[7] Miklosch, die Mij buiten al zo stilaan begon te herkennen, komt dadelijk vol eerbied en deemoed naar Mij toe en zegt: 'O Heer, nu pas kan ik voor het eerst in mijn hele bestaan waarlijk uitroepen: '0 Heer, ik ben het niet waard, dat U binnentreedt onder mijn zondig dak!' Maar Heer, spreek maar één heilig woord en alles wat in en aan mij is wordt gezond. Ja, dat is waarlijk een levend brood van de hemel, Uw werkelijke lichaam zonder valsheid of bedrog, O Heer! Wie dit brood eet, zal eeuwig leven, want het heeft de kracht van eeuwig leven in zich! En wat een overheerlijke, hemelse smaak! En deze wijn, zuiver uit Uw hart gevloeid, is eveneens Uw waarachtige bloed, waardoor alle zonden die wij ooit op aarde hebben begaan, van ons worden weggenomen. Daarom waag ik het, hem, evenals het heilig brood, te genieten. Wat een smaak en wat een geest! 0 Heer, geen sterveling van welke wereld dan ook kan dat bevatten! Broeders, eet en drink en proef zelf hoeveel hemelen er in iedere druppel wonen!'
Hoofdstuk 148: De franciscaan wordt door de aanblik van Robert Blum nogmaals sterk aan het twijfelen gebracht. Zijn angst voor de duivel wordt door de Heer met vaderlijke mildheid bejegend - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[14] Na deze goede woorden gaan alle honderd nieuwe gasten zitten. Borem deelt daarop het brood en de wijn uit en allen tasten gretig toe, danken en eten alles met grote begerigheid. Dat is een goed teken: want met de begeerte waarmee ze nu dit brood en deze wijn tot zich nemen, met diezelfde begeerte zullen ze ook hierna het nog veel geestelijker woord van God tot zich nemen.
Hoofdstuk 91: Martinus' drang naar liefde tot de Heer - Opname van de Chinese martelaren en hun verkwikking - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] O blijf allemaal hier en wees met mij verheugd over de Heer die ons hier in Zijn Rijk zo'n grote, prachtige woning heeft bereid en, zoals ik nu juist zie, deze woning ook voorzag van een tafel met daarop het heerlijkste brood en de lekkerste wijn, wat voor ons allen voor eeuwig meer dan genoeg is. En dit alles, alles, alles, zonder dat iemand van ons dit ooit ook maar in het minst zou hebben verdiend door een rechtvaardige levenswandel volgens Zijn Woord! Dus daarom loven en prijzen wij Hem en hebben Hem ook voor eeuwig des te meer lief, daar Hij ons een dergelijke heerlijkheid in alle overvloed heeft gegeven, die wij niet in het minste waard waren, waard zijn en waard zullen zijn!
Hoofdstuk 88: Begroeting van Martinus door het gelukkige gezelschap - Martinus' verwijzing naar de Heer als de enige weldoener - Het ene, wat nog ontbreekt - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] Nu zal iemand vragen: Hoe kan dit nu als een maatschappelijke regel beschouwd worden? - Maar Ik zeg: Een klein beetje geduld! Met één woord kan men voor uiterlijke zintuigen niet onmiddellijk een geheel onderwerp beschrijven. Maar hoor maar eens, wat de bewoners over deze vrucht zeggen: Van alle vruchtengewassen, die de grote en enige Heer van hemel en aarde ons heeft geschonken, is er geen waardiger dat wij ons ervoor inspannen om die te verkrijgen dan de tarwe, omdat geen enkel vruchtengewas zo’n grote overeenkomst vertoont met het levende brood uit de hemelen als dit. Alle andere vruchten, zoals jullie die kennen, groeien op zo’n manier, dat wij ze direct van de plant, de struik of de boom in onze mond kunnen steken; maar de tarwe, hoewel zij de beste van onze vruchten is, moet eerst losgemaakt worden uit de aar, die vol spitse punten en haken zit, daarna gezuiverd en, als we haar willen eten, in het (door het vuur levend gemaakte) water zacht gemaakt worden.
Hoofdstuk 41: Het kweken van tarwe en de overige plantenteelt - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[4] Beschouw daar tegenover het brood uit de hemelen, wat het heilige Woord is, dat de geesten uit de hemelen ons verkondigen - en zie hoe het op deze tarwe lijkt, dat tenslotte ons lievelingsvoedsel is! - Door allerlei inspanningen en doornige beproevingen komen wij pas in het bezit van dit hemelse broodwoord. Als we eenmaal ontvangen hebben, moeten we het eerst in onszelf door ons doen en laten zuiveren. Want zoals jullie weten wordt het ons altijd zo gegeven, dat datgene, wat de onsterfelijke geest eigenlijk voedt, steeds door moeizaam los te maken omhulsels van diepe hemelse wijsheid omsloten is. Als we tenslotte de zuivere inwendige korrel hebben vrijgemaakt, dan moeten we nog de harde korrel in ons eigen levende water van de geest zacht koken in het vuur van Gods liefde, opdat het voor onze onsterfelijke geest tot een eeuwig voedende spijs wordt.
Hoofdstuk 41: Het kweken van tarwe en de overige plantenteelt - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[10] De spreuk uit de Heilige Schrift 'In het zweet des aanschijns zult ge uw brood eten!' is dus aan mij, evenals aan ontelbaar vele anderen, wel bewaarheid geworden. En jou, mijn beste neef, zal het wellicht ook nog eens zo vergaan, maar misschien ook niet, wij mensen kunnen dat niet en nooit tevoren als een uitgemaakte zaak vaststellen. Want de mens wikt, maar God beschikt! Wel, beste brave neef, je kunt nu weer je opmerkingen maken, dan zal ik je graag verder te woord staan!'
Hoofdstuk 13: Voortzetting van de zitting. Vraag van de jeugdige Jezus aan de tempelheren: 'Wat zoudt u doen, gesteld dat Ik toch de Messias zou zijn?' Voorzichtig antwoord van de talmoedist Joram inzake de Messias. - Jakob Lorber - Drie dagen in de tempel
[33] En opdat de zeven Oergeesten in de Engel, in het midden van het hart het Licht en de Geest, welke ten monde des Engels uitvaart in de goddelijke kracht, een heldere klank zou voortbrengen en zijn als lieflijke muziek. Wanneer de Heilige Geest de hemelse vrucht vormt, zo is de toon welke van de Engelen uitgaat, aanwezig bij de vorming van de vrucht, en de vrucht is de spijze der Engelen. Daarom bidden wij ook in het “Onze Vader”: Geef ons heden ons dagelijks brood. Mattheus 6:11. Opdat deze zelfde toon, dit zelfde woord: geef, hetgeen wij door de geest met onze mond spreken in de Goddelijke Kracht, ons zal helpen ons dagelijks brood te verwerkelijken, hetgeen de Vader ons hierna tot spijze geeft. En als dan zo onze toon opgaat in Gods spraak en zo de vrucht gevormd wordt, zo moet ons dat gezond maken en wij zijn deswege geworteld in Gods Liefde en wij gebruiken de spijze als een natuurrecht, daar onze geest in Gods Liefde deze spijze heeft helpen vormen. Hierin is de hinderlijkste en grootste diepte Gods verborgen: O, mens, denk daaraan; te gelegener plaats zal ik dit uitvoerig verklaren. Tot bovengenoemd doel nu heeft God de Engelen geschapen en zij be­antwoorden ook daaraan, want hun geest spreekt door middel van hun mond, evenals God de Heilige Geest uitgaat van de Vader en de Zoon en Hij de Heilige Geest helpt alles vorm en gestalte aan te nemen, door Mercurius, zowel gezang, spreken als een hemels spel der vreugde. Dit alles is het werk van de Heilige Geest. Want zoals God in de natuur werkt en allerlei vormen, gestalten, gewassen, vruchten en kleuren te voorschijn roept, alzo doen ook de Engelen en zij verheugen zich in de bloemen in de Hemelse Meimaand en spreken daarover vol eenvoud. En de toon of rede stijgt, te midden van den Goddelijke Salniter, op en helpt vormen en uitbeelden.
Hoofdstuk 13: Over de verschrikkelijke, bedroevende en ellendige val van het Koninkrijk van Lucifer. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[1] (In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Joh. 1:1) Dit vers heeft al heel wat veelsoortige onjuiste verklaringen en interpretaties ten gevolge gehad. Uitgesproken godloochenaars maakten zelfs juist van deze tekst gebruik om daarmee met nog meer succes Mijn goddelijkheid te bestrijden, omdat ze het bestaan van het opperwezen over het algemeen verwierpen. Wij willen het nu niet over deze kunstgrepen hebben, waardoor de verwarring slechts groter in plaats van kleiner zou worden, maar meteen met de kortst mogelijke uitleg voor den dag komen. Deze uitleg, die zelf licht is, in het licht van Het Licht, zal vanzelf de dwalingen bestrijden en te niet doen.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Na deze onmisbare waarschuwing vooraf, volgt dan nu de uitleg; alleen teken Ik daarbij nog aan, dat het hier slechts om de innerlijke betekenis voor geest en ziel gaat, en niet om de innerlijke pure hemelse betekenis. Deze laatste is te heilig en kan, zonder voor de wereld schadelijk te zijn, slechts aan die mensen meegedeeld worden, die daarnaar zoeken door hun levenswandel geheel te richten naar het woord van het evangelie. De innerlijke betekenis voor geest en ziel is echter eenvoudig te vinden, soms al door de juiste moderne vertaling, hetgeen nu dadelijk zal blijken uit het commentaar bij het eerste vers.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Nu het eerste vers voldoende belicht is en iedereen met een beetje verstand het zonder moeite kan begrijpen, volgt de betekenis van het tweede vers vanzelf. Het getuigt, dat het ervoor beschreven 'woord' of 'licht' of 'de grote scheppingsgedachte' niet ontstaan is in de loop van het Goddelijke bestaan, maar dat het met God, als een deel van Hem, eeuwig is en daarom nooit iets kan zijn, wat met een vroeger ontstaansproces te maken heeft. Daarom geeft het tweede vers als een soort getuigenis de verklaring: Het bestond altijd al in de diepste grond van al het zijn en al het latere worden, als een deel daarvan in en uit God, en was dus Zelf geheel en al God.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...