Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10915 resultaten - Pagina 5 van 728

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[3] Ik zeg echter tot hem: 'Blinde, hoe nodeloos is toch je angst! Wanneer kwam Ik dan ooit tot diegenen, die door zichzelf verdoemd zijn, om hen nog meer te verdoemen? Ik kom om te helpen, maar niet om te oordelen en te verdoemen! Ik zie echter in jou een hardnekkige ziekte en die heet hoogmoed. En daarover moet je Mij, daar Ik jou wil helpen, nauwkeurige opheldering geven. Niet om Mij over jezelf in te lichten, want alle dingen zijn Mij eeuwig welbekend, maar met de bedoeling dat jij jezelf voor Mij van je last ontdoet.
Hoofdstuk 119: De genezing van Bardo's ziel. Niklas' rede over het leiding geven van de Heer. Hemelse verbroedering - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[10] De tweede zegt: 'Och wat, consideratie! Consideratie is niets anders dan lafheid ten opzichte van anderen, die men vanwege een of ander voordeel nog wat langer wil laten leven, tenzij men, zich bewust van eigen zwakte, hen voor machtiger houdt dan zichzelf. Ouders? Hoongelach van de hel! Dat zijn de eerste tirannen voor hun kinderen. De vrouw? Nou ja, als zij nog jong en weelderig is, kan men haar ontzien, maar wordt zij eenmaal oud en lelijk, dan geen consideratie meer, omdat zij dan niemand meer tot vermaak kan dienen. Kinderen als leuke speelpoppen bevallen me ook wel, alhoewel ik die volkeren op aarde die hun molligste kinderen slachten en opeten, voor verstandig houd, omdat er beter vlees aan zit dan aan de magere. Zijn zij echter eenmaal groot, dan ook geen consideratie meer voor deze bloedzuigers van hun ouders! Broeders en zusters en andere vrienden zijn op aarde de lastigste medemensen en zullen het hier des te meer zijn. Daarom helemaal geen consideratie met hen! Zouden de mensen op aarde het inzicht hebben dat ik hier nu heb, dan zou de eerstgeborene zich wel weten te ontdoen van deze lastige rivalen. Maar wat op die domme aarde mens heet, is, op enkele geraffineerde spitsboeven na, puur vee en nog dommer dan dat. Zo komt het dan dat de een blijft leven ten koste van de ander, totdat hij wordt verslagen door een slimmere of door het oude gif van de lucht crepeert. Daarom geen pardon en geen consideratie meer met wie dan ook!'
Hoofdstuk 132: Een schare terechtgestelden komt aan. De leider vertelt hungeschiedenis. Filosofie van de liefde- en goddeloosheid - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[2] Wij kennen ook wel een soort liefde, maar die heet bij ons ten eerste eigenliefde en ten tweede vleselijke liefde, te weten het vlees van het schone geslacht. Met deze liefde hebben wij beiden menig avontuur beleefd. Van die goddelijke liefde echter, die nog aan het kruis onder de grootste pijnen tot de eeuwige Vader om volledige vergeving voor haar moordenaars kon bidden, heer graaf, hebben wij beiden vast nog nooit gedroomd. Toch bevat alleen deze liefde alles wat het leven bepaalt.
Hoofdstuk 141: De franciscaan over de liefde. Hij bekritiseert de graaf. Diens aristocratisch antwoord. De bemiddeling van Miklosch - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[22] Waldstein zegt: 'Vriend, ik zeg je, als je zo praat, dan heb je Christus nooit gekend, want de geest van de Heer gaat nooit samen met zoveel hoogmoed. Je bent niets anders dan een heerszuchtige, trotse papist en je liet je dan ook door een pikzwarte papenbende vergezellen om met behulp van die groep jouw doel te bereiken; de Heer haalde echter een geweldige streep door de rekening. Zo heb je met al je inspanningen juist het tegendeel bereikt van wat je wilde, namelijk een absolute papenheerschappij over de gehele aarde! En jij beweert dat alleen jij in het bezit zou zijn van de Heilige Geest! O jij ellendige schurk! Je bent wel de enige bezitter van de hellegeest, die leugen en hoogmoed heet, maar de geest van Christus heb je nog nooit herkend, want je bent immers een uitgesproken vijand van deze geest!'
Hoofdstuk 113: Drie bisschoppen van Graz op de wolken. Een jezuïet als afgezant. De heerszuchtige Sebastiaan en zijn twee betere collega' s. Gericht over de hoogmoedige bende. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] Als ik tweeduizend man in het dal plaats, dan moeten die manschappen al uitkijken naar een plekje. Wanneer ik er echter een heel leger van zeshonderdduizend man in plaats, dan zouden de soldaten het hele dal als haringen in een ton opvullen, en wel zo dat vanwege het gedrang nauwelijks iemand zich zou kunnen omkeren. Een miljoen mensen in het dal van Josafat zouden alleen al door het gedrang bloed gaat zweten. Maar stel je nu eens honderd miljoen mensen in dit dal voor, waar zouden die een plekje moeten vinden? We gaan nu echter uit van een periode van minstens vijfduizend jaar, gedurende welk tijdperk zeker twee- tot driehonderdduizend miljoen mensen op aarde hebben geleefd - en hoeveel er daarna nog zullen leven, zal Onze-Lieve-Heer wel het beste weten - en deze ontzettend grote mensenmassa moet op de jongste dag in het kleine dal van Josafat op een natuurlijke manier een plekje vinden?!
Hoofdstuk 88: De officier als heilsverkondiger. Hij neemt hun twijfels weg en leidt hen tot de Heer. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Karel zegt: 'Waar is die Je... Je... Je, wel, nu krijg ik die naam niet over mijn lippen! Hoe heet Hij ook al weer?' Paulus zegt: 'Jezus Christus, dat wil zeggen de Heiland, de Gezalfde! Jij kunt die naam niet uitspreken omdat er niets van Hem in jouw hart aanwezig is. Je hoeft echter niet trots te zeggen: 'Waar is dan die Jezus, naar wie ik toe moet gaan?', want Hij staat toch hier bij mij en is mij steeds het meest nabij! Je hoeft je maar tot Hem te wenden en je bent reeds bij Hem, voorzover dat in jouw toestand mogelijk is. Zeg op z'n minst in je hart: 'Heer, wees mij grote zondaar genadig en barmhartig! Ik ben het niet waard dat ik mijn ogen naar U opsla'. Dan zal de Heer jou recht en milde gerechtigheid doen wedervaren.'
Hoofdstuk 65: De levensgeschiedenis van de trotse Karel. Paulus schudt de hoogmoedige wakker. Dialoog tussen Karel en Jezus. Uiteindelijke bede om genade en bevrijding. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] De sergeant bevindt zich echter nog helemaal in Wenen en ziet en hoort daardoor alleen maar wat bij zijn vermeende ambt hoort. Hij wordt alleen wat bescheidener, omdat al zijn assistenten hem in de steek hebben gelaten. Hij begeeft zich naar Mij toe en vraagt wie Ik ben, hoe Ik heet en of Ik geen pas bezit.
Hoofdstuk 50: De sergeant van de douane ondervraagt de Heer. Hij geeft het gezelschap vrije doortocht. Een belastinginner volgt de Heer. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[9] Op hetzelfde ogenblik zijn de drie ook al hier. Sahariël komt voor Mij staan, buigt diep en zegt: 'O Heer, Gij alminnende, almachtige, heilige God en ons aller Vader! Met broeder Robert-Uraniël ben ik in Uw naam op weg gegaan om hem een glimp van Uw eindeloze heerlijkheid te tonen. Hij zag de wereld waar hij oorspronkelijk van afkomstig is en beleefde er een buitengewone vreugde aan, want alles prijst daar Uw naam. Maar op de terugweg leidde Uw heilige Geest ons naar een groots tafereel dat voor al Uw hemelen en voor de kleine aarde, als geboorteplaats van Uw kinderen, van de grootste betekenis zal zijn. Deze scène was echter een gloeiend heet karwei! De hele hel kwam in opstand tegen U en Uw hemelen; satan smukte zich geweldig op om door zijn schoonheid alle hemelen naar zich toe te trekken.
Hoofdstuk 37: Minerva's theatrale vertrek naar haar laatste gevecht. Sahariël, Robert en Cado keren huiswaarts. De Heer neemt Cado aan. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Nu snellen een paar danseressen met rozerode slepen naar hem toe op de heuvel en wenken hem om hen op de gloeiende dansvloer te volgen, maar Cado verontschuldigt zich en zegt: 'Mijn voeten zouden het op zo'n dansvloer niet uithouden, daarom blijf ik waar ik ben. Blijven jullie maar waar het je goed schijnt te gaan! Ik moet echt niets hebben van zo’n gloeiend heet vermaak.' Maar twee komen dichter bij hem en doen alle mogelijke moeite om hem op de gloeiende dansvloer te lokken. Cado gebiedt hun echter niet dichterbij te komen, daar hij anders geweld tegen hen zou moeten gebruiken. Hoe meer hij hun echter bedreigt, des te meer tonen zij hem hun bekoorlijke voorzijde en doen alle moeite om hem geheel te betoveren. Werkelijk een vreemd schouwspel! Het is merkwaardig, dat die helse gratiën bij al hun verlokkende bewegingen toch niet van houding veranderen, zodat Cado hun rugzijde te zien zou kunnen krijgen. Eén probeert nu haar sleep als een strik om zijn hals te werpen.
Hoofdstuk 21: Veranderde scène. Verleidelijke hellegeesten. Cado roept de genade en de hulp van de godheid in. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Nu staat Cado helemaal versteld en zegt na wat rond te hebben gekeken: 'Stomme kerel van een bedoeïenenhoofdman, als de zaken zo liggen, waarom heb je mij dat dan niet meteen gezegd? Ik zal het echter van jou, als mijn schoonvader, in duivelsnaam dan maar accepteren en aannemen dat het zo is. Maar wee jij, als ik erachter kom dat je me maar wat hebt aangepraat! Dan zul je er nog een miljoen keer voor moeten boeten! Maar zeg me nu eens hoe de plaats heet waar we ons nu bevinden en of er hier geen burchten en rijkbeladen karavanen zijn die we wat lichter zouden kunnen maken, want we zullen ons aardse beroep hier toch zeker niet behoeven op te geven?'
Hoofdstuk 16: Cado komt vrij en neemt wraak. De hoofdman bindt in. Satanisch helleplan. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Maar nu heeft de vloed de vluchtende hoofdman bereikt en Cado schreeuwt: 'Almachtige Godheid! Hij is verslonden, en niemand komt hem te hulp! Zijn strijders zijn reeds allen begraven! Ik sta op deze heuvel, die al ter halver hoogte omspoeld wordt door de vreselijke vloed en waarvan nog maar een smalle strook aan de oostelijke zijde begaanbaar is, en sta ook op het punt om over enkele ogenblikken zijn lot te delen. Zou ik nu ook naar de plaats des onheils rennen, het zou hem niet meer baten. Ik blijf waar ik ben en de goddelijke Almacht mag met mij doen wat zij wil, want er is nimmer aan haar te ontkomen. Deze vuurzee moet echter ook een onmetelijke hitte hebben, daar ik het hier al zo ondraaglijk heet heb.
Hoofdstuk 20: Ondergang van de hellemacht. Cado als overlevende toont betere gevoelens. De geest is gewillig, maar het vlees is zwak. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[21] Maar Ik geef je bij deze laatste, grote en diepgaande les nog een korte periode, waarin je goed kunt overdenken, wat en hoe je bent. Wil je je lot verbeterd hebben, dan zal dat gebeuren. Wil je dat echter niet, dan zal je blijven wat je nu al zo lang bent, totdat elke laatste gevangene van de huidige schepping zal ontkiemen langs de weg van het vlees. Wat er dan met jou gebeurt, dat weet Ik alleen en niemand in de oneindigheid buiten Mij!'
Hoofdstuk 119: Het tweegesprek van de Heer met Satan - Satans kwaadwillige trots - De gelijkenis van de ertsgieter - De geredde aanhang van Satan - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[12] Zie, het hart heeft ook voedsel nodig, als het sterk wil worden in de liefde. Hoe moet ons hart echter in de liefde ooit sterk worden, als het in plaats van voedsel alleen maar de ene vasten periode na de andere krijgt?'
Hoofdstuk 125: Borem en de nonnen, die ziek van hart zijn - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[11] Wat wordt hier verder nog geleerd? - Hier wordt ook het allergeheimste en allergrootste geleerd, namelijk dat God, die de zuiverste liefde is, op een planeet die aarde heet (op de zon heeft deze planeet echter de naam ‘Pjoer’) volkomen mens is geworden met een zwaar en zelfs aan de dood onderworpen lichaam en daar in de grootste armoede heeft geleefd, hoewel alle hemelen Zijn eigendom zijn, en dat Hij zich als teken van Zijn oneindige liefde en onbegrijpelijke deemoed zelfs aan een kruis heeft laten nagelen en doden.
Hoofdstuk 21: Het derde, hoogste type tempel. Het geheim van de menswording van God en van het kruis. Inwijding in de stand van opperpriester - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[9] Rond de grote centrale zuil leidt er eveneens een wenteltrap tot aan de zolder en daarlangs door de dakdeur naar de zogeheten dakgalerij, die daar het ‘observatorium’ heet (waarmee het doel ervan, maar niet het woord bedoeld is). Deze galerij is eveneens voorzien van een eenvoudige, maar smaakvolle balustrade van kleine zuilen; op de hoogvlakten heeft dit observatorium echter gewoonlijk geen dak. De reden daarvan is, dat op deze hoogvlakten de zon veel koeler is dan in de lager gelegen landstreken.
Hoofdstuk 27: Woonhuizen en gemeenschappelijke nederzettingen op het eerste paar nevengordels - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...