Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2924 resultaten - Pagina 6 van 195

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[19] Nu tillen de twaalf de kelk op en dragen hem er heel behoedzaam naar toe. Ze zetten het voetstuk precies boven het nog stevig dampende en rokende gat, dat nu dus geen rook meer naar boven kan drijven, omdat het met het voetstuk van de kelk goed hermetisch afgesloten is. Ach, nu ziet het er in deze omgeving al heel wat lieflijker uit. Wat ik nu nog zie, is dat het hele badgezelschap zich weer begint te bewegen in het water van de kelk. Nou, nou, God zij dank, dat deze toch weer tot leven komen!
Hoofdstuk 85: Het naderen van de catastrofe - De oude slang, de twaalf engelen van het oordeel en de afgrond - Heerlijke overwinning en kostelijke beloning - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] Weet je wat de Heer tegen Petrus heeft gezegd, toen deze ook vanuit zuivere deemoed zich door Hem niet de voeten wilde laten wassen? Zie, hetzelfde zou de Heer ook tegen jou kunnen zeggen, als je hardnekkig aan je deemoedige eigenzinnigheid zou willen vasthouden! Ga daarom maar daarheen, waar ik je naar toe stuurde. Doe, wat ik je vanuit de Heer heb aanbevolen, dan zal hier in je huis alles meteen een ander aangezicht krijgen. Maar voor je je met het nieuwe gewaad bekleedt, moet je dit oude tot op de laatste draad afleggen, en uit een kom die ook voor je klaar staat het water nemen en daarmee je voeten wassen. Heb je dat gedaan, open dan pas de gouden kist, neem de kleren er uit en kleed je daarmee aan!'
Hoofdstuk 87: Martinus' bescheidenheid, geleid door Borems wijsheid – Martinus in feestgewaad - De uitbreiding van het huis van Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[12] BISSCHOP MARTINUS gaat nu naar de kist en kijkt 'n paar keer om zich heen, of niemand hem zal zien. Als hij zich echter achter een sierlijk scherm bevindt, waarachter hij door de vele gasten in zijn huis niet gezien kan worden, kleedt hij zich haastig uit. Hij legt de oude kleren op een hoop voor zich neer, waarop deze meteen verdwijnen. Daarna schept hij met zijn hand water uit genoemd bekken en wast zijn voeten. Als deze gewassen zijn, springt de gouden kist meteen vanzelf open en de goede Martinus is ook al gekleed in een purperen gewaad, dat geheel omzoomd is met de mooiste sterren. En op zijn hoofd heeft hij een hoed, die veel machtiger straalt dan de zon!
Hoofdstuk 87: Martinus' bescheidenheid, geleid door Borems wijsheid – Martinus in feestgewaad - De uitbreiding van het huis van Martinus - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] Borem en Chorel brengen nu hun vrouwen naar buiten. Deze zijn heel bedeesd, beginnen tenslotte echter toch, door hun grote nieuwsgierigheid hun vrees overwinnend, hun voeten over de drempel van de deur te zetten. De monniken en de andere gasten, zoals de ouders van de nonnen en ook van een enkele monnik, volgen de vrouwen. Hierbij sluiten zich tenslotte de Chinezen aan en volgen hen met zeer voorzichtige stappen.
Hoofdstuk 128: Op de lichtgevende zon - De Heer als Laatste - Martinus als reisgids - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[20] (BISSCHOP MARTINUS:) 'Deel maar snel allen mee, dat ze ondanks al deze verschijnselen toch niet de geringste vrees moeten hebben! Ze moeten niet vluchten, zelfs niet als het water om hun voeten zou spoelen. Want de Heer zal de vijand maar tot zover zijn gang laten gaan en hem vervolgens met Zijn allerstrengste oordeel grijpen en hem voor hun ogen geweldig tuchtigen!'
Hoofdstuk 171: Gedragswenken van de Heer aan Martinus - Over de cursus in toorn - Hoe Satan moet worden aangepakt - Martinus' omzichtigheid voor het begin van de prediking - Geweldige bedreigingen van de vijand - Martinus' geruststellende woorden tot de angstige menigte - Troostrijke woorden van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[22] (DE MENIGTE:) 'Op het woord van de Heilige willen wij het gevaar ook tot onze voeten laten komen en willen dan jubelen en de Geest Gods loven en prijzen, dat Hij ons een dergelijke grote genade ten deel zal doen vallen. Maar het water stijgt voortdurend en de onoverzienbare grote buik groeit met een tot dusver nog nooit geziene snelheid. Dat zal een afschuwelijke verwoestende uitbarsting geven, als hij door Gods almacht niet tot staan wordt gebracht!'
Hoofdstuk 171: Gedragswenken van de Heer aan Martinus - Over de cursus in toorn - Hoe Satan moet worden aangepakt - Martinus' omzichtigheid voor het begin van de prediking - Geweldige bedreigingen van de vijand - Martinus' geruststellende woorden tot de angstige menigte - Troostrijke woorden van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] Na deze toespraak wordt van buitenaf een teken gegeven, dat het water van de grote zee slechts een manslengte verwijderd is van diegenen die in het laagste gedeelte zijn gaan staan, en dat het nu elk moment hun voeten zal omspoelen. De almachtige Geest zou hen nu moeten helpen, anders zouden ze genoodzaakt zijn om meteen zo snel mogelijk op de vlucht te slaan.
Hoofdstuk 176: De opkomende vijandelijke vloed - Opbeurende woorden van Petrus aan allen - Zijn belangrijke vraag aan de zonnemensen: 'Willen jullie kinderen van God worden of niet?' - Het antwoord van Uhron - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] Het water zal hun voeten wel raken, maar hen toch niet nat maken. Ook zal de onderaardse opstuwing tot zijn grootst mogelijke uitzetting komen en uit elkaar barsten en grote massa' s vuur uitspuwen. Maar deze massa's zullen in hun geheel nog veel eerder worden verwoest en totaal ten iet gedaan dan zij bij het neervallen de grond raken en het opgestuwde omhulsel zal terug wijken op hetzelfde ogenblik dat het zal barsten.
Hoofdstuk 176: De opkomende vijandelijke vloed - Opbeurende woorden van Petrus aan allen - Zijn belangrijke vraag aan de zonnemensen: 'Willen jullie kinderen van God worden of niet?' - Het antwoord van Uhron - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[15] Want direct achter muur van bomen, die daar niet zelden een hoogte van tweeduizend klafter heeft, is een tweehonderd klafter brede vijver gemaakt, die rondom de hele Calvarieberg loopt en die niet overal even diep is. Wie over deze vijver wil komen moet heel goed de wegen kennen, die overal door water bedekt worden. Want onder het water zijn de wegen zo gemaakt, dat er maar één hoofdweg is, waar echter een groot aantal wegen als misleidende paden van wegleiden. Wie de loop van de hoofdweg dus niet kent, komt weer van zo’n dwaalweg terug, zodra hij zijn voet in het water heeft gezet. Daarom moet iedereen de weg goed met zijn voeten kunnen onderzoeken, of hij smal of breed is. Alleen via de smalste weg kan men de andere oever bereiken; via iedere andere weg komt men weer bij de vorige oever terug - dan schijnt het iedereen bijna toe dat hij de goede weg heeft gevonden, maar plotseling buigen ze weer terug en leiden hem met allerlei bochten toch weer terug.
Hoofdstuk 21: Het derde, hoogste type tempel. Het geheim van de menswording van God en van het kruis. Inwijding in de stand van opperpriester - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[3] Zo durft bijvoorbeeld geen enkele man in zijn volle lengte rechtop te lopen, om daardoor de kleinere vrouw te dwingen tegen hem op te kijken. Ook maakt de man bij het lopen tamelijk grote bewegingen, om daardoor voor de vrouw, die hem steeds vergezelt, de lucht af te koelen en in zekere zin te verdunnen, zodat de vrouw hem gemakkelijker kan volgen. Zo houdt hij ook zijn voeten, waarmee hij anders heel lange passen zou kunnen maken, binnen de passende grenzen: louter uit teder, liefdevol respect maakt hij in plaats van prettige, zeventig klafter lange passen slechts passen van nauwelijks twintig klafter lang, zodat de vrouw hem overal gemakkelijk en ongedwongen kan volgen. Een man zal bijvoorbeeld nooit een vrouw naast zich meevoeren, zodat ze gelijk met hem op zou lopen; want dan zou zij zelf tegen de lucht moeten vechten en af en toe op een ruwe weg moeten lopen. Ze moeten hem dus volgen, opdat zij over een goed belopen weg gaat en niet met de lucht hoeft te vechten.
Hoofdstuk 38: Karakter en manier van leven van de bewoners van het vierde gordelpaar - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[8] Als jullie de grootte van de kleinste schatten op heel Azië en Europa bij elkaar, zou jullie maatstaf tamelijk juist zijn. Deze eilanden zijn meestal door landtongen met het vaste land verbonden; maar ze kunnen alleen door onze dwergen gepasseerd worden. De groter bewoners van dit land zouden niet zo gemakkelijk over zo’n landtong, of liever landengte heen komen, ten eerste omdat die voor hun voeten te smal zou zijn; en ook al zou dat niet zo zijn, dan zou ten tweede de bodem ervan te weinig stevig zijn om een wandelend gewicht van vele duizenden centenaars zodanig te dragen, dat hij niet zou inzakken. - Daarentegen kunnen de dwergmensen hun voeten heel goed op het vaste land zetten en daar reizen naar de grote reuzen maken, door wie zij altijd buitengewoon vriendelijk en hartelijk worden opgenomen. Daar kan men met recht zeggen: Ze worden door de groten werkelijk op handen gedragen.
Hoofdstuk 66: Het zevende paar gordels en de reusachtige bewoners ervan - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[10] Als iemand een plant in de aarde zou zetten, maar hij zou haar geen water, geen zonlicht en geen warmte geven - wat zou er dan van de plant terechtkomen? Nemen we even aan, dat de plant een vrij bewustzijn zou hebben en dat zij water, licht en warmte tot zich kon nemen, maar dat niet wilde, wat zou er van haar terechtkomen? Zij zou verdorren en vergaan.
Hoofdstuk 27: Ontstaan en doel van de materie - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[8] Als de sneeuw echter begint te smelten en het water vaak meerdere voeten hoog de mijlenverre vlakten overdekt, die ook op het bewoonbare gedeelte van de maan door hoge gebergten worden omringd, dan moet dit dier als hij niet wil verdrinken, dank zij deze achterpoot weer boven de watervlakte uitkomen. Tijdens de hitte van de dag gaat hij de rivier in en staat daar vaak dagenlang zo in het water, dat zijn kop en twee poten boven de oppervlakte van het water uitsteken. Stijgt het water, dan verlengt hij zijn voet en zakt het, dan maakt hij zijn voet evenredig korter. Valt zo'n rivier dikwijls helemaal droog, dan beweegt hij zich zo voort, dat hij vooruitschuift door zijn achterpoot zover mogelijk te verlengen. Met zijn voorpoten houdt hij zich dan aan iets vast, totdat hij de slurfvoet helemaal heeft ingetrokken, waarop hij weer de vier lange tenen aan het eind van zijn achterpoot in de aarde steekt en zijn hele lichaam weer tamelijk behendig vooruitschuift. Deze gang houdt hij zolang vol, tot hij weer water heeft bereikt waar hij zich dan weer vlug in begeeft evenals tevoren, op zijn achtervoet. Overdag bestaat zijn voedsel uit een soort vliegende kreeften, die wel wat lijken op het vliegende hert van de aarde.
Hoofdstuk 76: De dieren op de maan - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[5] Het inwendige van het lichaam des mensen beduidt de diepte tussen de sterren en de aarde; het gehele lichaam met alles wat er bij hoort, beduidt Hemel en aarde; het vlees betekent de aarde en is ook van de aarde, het bloed stelt voor het water, en is ook van water, de adem beduidt de lucht en is ook de lucht; de blaas, waarin de lucht werkt, is de diepte tussen sterren en aarde, waarin vuur, lucht en aarde naar hun aard werkzaam zijn, en de warmte, de lucht en het water werken ook in deze ruimte, evenals in de diepte van de aarde. De aderen stellen de krachtwegen der sterren voor en zijn ook de krachtwegen der sterren; want de sterren beheersen met hun krachten de aderen en zij drijven de mensen in hun bepaalde vorm en gestalte. De ingewanden of darmen stellen voor hoe de werking der sterren is. Alles, wat uit hun kracht ontstaan is, wat zij zelf gemaakt hebben, dat verteren zij zelf wederom en dat blijft onderhevig aan hun kracht; de darmen bewerkstelligen ook de vertering van al datgene, wat de mens er in opzamelt; alles, wat uit de kracht der sterren gegroeid is. Het hart van de mens stelt voor de warmte of het element vuur; het ís ook de warmte, want deze heeft in het hart haar oorsprong. De blaas stelt het element “lucht” voor, en de lucht heerst er ook in. De lever is het element water, zij ís ook het water, want uit de lever komt het bloed in het gehele lichaam, in alle leden; de lever is de moeder van het bloed. De longen stellen de aarde voor en ze zijn ook van dezelfde hoedanigheid. De voeten stellen de nabijheid en de verte voor, want in God is verte en nabijheid één en het­zelfde.
Hoofdstuk 2: Handleiding, hoe men het goddelijke en het natuurlijke wezen beschouwen moet. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[1] De duivel zal zich hier weren als een hond, die bijt, want zijn schande zal hier geopenbaard worden en dit zal de lezer menige diepe schok geven en hem wat dit aangaat, menigmaal doen twijfelen. Want niets doet hem onaangenamer aan dan dat men hem zijn heerlijkheid voor de voeten werpt en hem laat voelen, welk een vorst en koning hij geweest is. Wanneer hem dat wordt voor de voeten geworpen, woedt en werkt hij als wilde hij de wereld bestormen. Wanneer nu enig lezer, in wie de Heilige Geest niet oppermachtig is, dit hoofdstuk mocht lezen, zo vrees ik, dat de duivel het er op zal toeleggen hem er aan te doen twijfelen, of het ook inderdaad zo is, als het hier beschreven staat. Dit zou hij doen, opdat zijn rijk niet zou worden te kort gedaan en zijn schande niet zou worden blootgelegd. Wanneer hij in enig hart twijfel hierom­trent zou kunnen zaaien, zo zou hij hieraan geen nodige arbeid sparen. Ik voorzie, dat hij dit in de zin heeft en wil daarom de lezer waarschuwen, opdat hij dit ijverig zal lezen en zoveel geduld heeft, totdat hij gekomen is bij de bespreking van de schepping en de heerschappij dezer wereld; dan zal hij dit alles helder en duidelijk uit de natuur kunnen bewijzen. Merk op: Toen God de Almachtige in Zijn Raad besloten had, dat hij Engelen of schepselen uit Zichzelf scheppen wilde, zo maakte Hij hen uit Zijne eeuwige kracht en wijsheid, naar het voorbeeld van de Goddelijke Drie-eenheid en naar de eigenschappen in Zijn Goddelijk Wezen. Eerst schiep hij drie koninklijke heerschappijen, naar het getal der Heilige Drievuldigheid en ieder koninkrijk had de ordening, de kracht en de eigenschappen van het Goddelijk Wezen. Dring hier binnen in de diepte der Godheid, want hier wordt een deur voor u geopend. Deze plaats, onze wereld, de diepte der aarde, en de ruimte tot aan datgene, wat wij de Hemel noemen, zowel de geschapen Hemel, die uit het water is gemaakt en boven de sterren zweeft, die wij met onze ogen zien, welker diepte wij met onze ogen niet doorgronden kunnen; deze ruimte, dit alles tezamen is een koninkrijk geweest en hierin was Lucifer koning, voordat hij werd verstoten. De andere twee koninkrijken, die van Michael en Uriël, zijn boven de geschapen Hemel en aan dat koninkrijk gelijk. Deze drie koninkrijken tezamen omspannen zulk een grondeloze diepte, dat zij niet door mensen gemeten kunnen worden. Maar deze drie koninkrijken hebben zeer zeker een begin en een einde; maar de God, die deze drie koninkrijken uit Zichzelf gemaakt heeft, heeft geen einde. Er is echter, behalve deze drie koninkrijken even­wel de kracht der Drievuldigheid, want God de Vader heeft geen einde. Ge zult echter dit geheimenis weten, dat temidden van deze drie konink­rijken de luister of de Zoon Gods geboren wordt. En de drie koninkrijken zijn rond als een cirkel, rondom den Zoon Gods; geen der drie is verder dan één der andere van Hem verwijderd; zij zijn allen Hem even dicht nabij. Uit deze bron en vanuit de krachten des Vaders gaat de Heilige Geest uit, benevens het Licht en de kracht van den Zoon van God, in en door alle Koninkrijken der Engelen, en buiten deze hetgeen Engel noch mens kan doorvorsen. Ik heb mij ook niet voorgenomen hierover dieper door te denken, nog veel minder er over te schrijven; hetgeen mij geopen­baard is, reikt tot in de drie koninkrijken, zoals de kennis van een Engel; niet mijn kennis, begrip of volmaaktheid dank ik deze openbaring. Stuks­gewijze wordt het mij geopenbaard, slechts zo lang de geest in mij volhardt. Wanneer deze van mij wijkt, weet ik ook slechts elementaire en aardse dingen; de geest ziet tot in de diepte der Godheid. Nu zou iemand kunnen vragen: Hoe kan het zijn, dat de Zoon Gods temidden dezer drie Koninkrijken geboren wordt. Het ene heirleger van Engelen is toch waarlijk Hem meer nabij dan het andere? Dewijl hun rijk zulk een diepte heeft? Zo zal ook buiten deze Koninkrijken de klaarheid en de kracht van den Zoon van God niet zo groot zijn, als bij hen, die Hem zeer nabij zijn en bij de regionen der Engelen.
Hoofdstuk 7: Over de plaats, de woning, zowel als over de heerschappij der Engelen, zoals het in de beginne geweest is en zoals het worden zal. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...