Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

5699 resultaten - Pagina 7 van 380

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[6] Stel dat ik eeuwig in deze situatie moet blijven? 0 vervloekt! Stel dat ik misschien toch al een geest ben? Dat zou me verduiveld wat moois zijn! Nee, dat geloof ik niet; er kan immers geen eeuwig leven bestaan. Toch komt het me al aardig lang voor, dat ik in deze duisternis verblijf. Er moeten toch al wel enkele jaartjes verlopen zijn. Als er maar licht was, licht, dan zou me alles goed zijn!
Hoofdstuk 6: Uiterlijke rust, innerlijke onrust. Wat is het leven? Verlangen naar rustgevend geloof leidt tot gebed. De gedachte aan vrouwen kinderen - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[11] O Heer, wanneer zult U eindelijk eens die grootste plaag van Uw mensen op aarde wegnemen en Uw oude, heilige, patriarchale grondwet weer instellen? U ziet immers, dat lafhartige en gewetenloze strooplikkers zich nu rondom de koningen scharen en hen uit eigenbelang vleiend ophemelen; en ook dat ze ieder eerlijk mens meteen ter dood veroordelen, wanneer hij het zou wagen een koning de waarheid te zeggen, wat toch noodzakelijker voor hem zou zijn dan het licht in zijn ogen. Iedere tot de koning gerichte, goed bedoelde waarheid wordt als hoogverraad bestempeld en haar verkondiger wordt smadelijk uit de wereld geholpen.
Hoofdstuk 80: Helena’s ongeduld wordt tot rust gebracht. Mozes en David spreken. Helena's tussenspraak en Davids narede - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[4] Daar hebben we in deze monnik hier voor ons al zo'n patiënt, die nog helemaal doof, blind, stom en lam tegelijk is. Deze moet het eerst worden geholpen, daarna zal hij ons helpen bij het bewerken van de anderen. De generaal heeft hem te krachtig aangepakt en hem beschuldigd van bepaalde misdaden, die deze arme man in zijn hele leven immers nooit heeft begaan. Dat was niet juist van de anders toch naar waarheid en licht snakkende generaal. Deze man was alleen maar als zijns gelijken en daarom moet hij geholpen worden, want in hart en nieren overtuigd rooms-katholiek zijn, wil zeggen: geestelijk doof, blind, stom en lam zijn; een toestand, waarin niemand als toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd. Voor zijn priesterlijke hoogmoed daarentegen was deze kuur toch weer goed, want hij ziet nu tenminste in dat hij verkeerd heeft gehandeld, omdat hij alle anderen iets wilde doen geloven, waaraan hijzelf nog nooit geloofd heeft. De hel gebruikte hij enkel als afschrikwekkend middel en de hemel als lokaas, maar hijzelf geloofde noch aan het een noch aan het ander. De hele religie was voor hem een oud mythologisch middel om de volkeren van de aarde in gehoorzaamheid aan de wereldse wetten gebonden te houden. De godsdienstige handelingen verrichtte hij steeds alleen maar als noodzakelijke misleiding van het geestelijk blinde volk; hij hechtte er zelf echter geen waarde aan en zei, net als een zekere paus, vaak bij zichzelf en ook niet zelden in aanwezigheid van zijn meest vertrouwde collega's: 'De oude mythe van Christus is zo slecht nog niet! Men kan er van maken wat men wil, bovendien brengt ze haar dienaren zeer veel geld en aanzien op. Dat is dan ook het beste aan haar, anders zou toch zeker de oude Griekse veel beter en verhevener zijn geweest!'
Hoofdstuk 124: Roberts vreugde. De zorg van de Heer voor de monnik. Robert als heer des huizes krijgt Helena als helpster. Hemelse huwelijksvoltrekking - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[2] Robert en verscheidene anderen zeggen: 'O Heer, o God, o Vader! Onze ogen die het licht van de vorige zon nu reeds heel goed konden verdragen, kunnen dit onbeschrijfelijk felle licht niet meer uithouden. Het licht van de vorige zon was immers rustig, hoewel in het begin ook onverdraaglijk sterk. Maar dit licht lijkt op sterk golvende vlammen en steekt verschrikkelijk in de ogen! Wat is dat eigenlijk voor een licht? Is dat soms ook weer een middenzon?'
Hoofdstuk 148: De derde deur laat een al-middenzon zien. Ordening van de zonnensystemen. Grootte en lichtsterkte van de zonnen. Vuurgeesten van de al-middenzon bij hun werkzaamheden. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Ik zeg: 'Kijk er maar een poosje in, dan zullen jullie jonge ogen er wel aan wennen en jullie zullen dan ook vormen ontdekken.' Robert zegt: 'Alles goed en wel, als we het maar konden uithouden! Dit is immers zo' n intense lichtsterkte dat ze de aarde in een mum van tijd tot een volkomen niets zou moeten oplossen. Onze ogen zijn toch al tamelijk aan licht van het sterkste kaliber gewend, maar hier is het mij totaal onmogelijk om er ook maar een seconde lang in te kijken. Als U onze ogen niet afschermt, zullen we niet in staat zijn om dit verschrikkelijk sterke licht ooit te aanschouwen.'
Hoofdstuk 147: Een blik door de tweede deur van de westelijke wand. Een middenzon van hogere orde. Pracht van steden en bouwwerken. Scheppingen van het instinct of van ware wijsheid? - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[14] Op aarde was ik een vooraanstaande vrouw, werd van adel daar mijn oude echtgenoot van adel was, en verkreeg menige onderscheiding. Ik heb me daardoor echter nooit iets ingebeeld. Wel heb ik een leraar van mijn dochter onrecht aangedaan. Dat was heel ondankbaar van mij want hij was immers door U als een licht uit de hemel naar mijn huis gezonden en leerde mij door middel van gesprekken en uitgelezen boeken U in alle waarheid als de heilige Vader te erkennen. Wat heb ik deze fout betreurd; zowel nog op aarde alsook hier!
Hoofdstuk 117: Wie armen opneemt, neemt Mij op. Genezing en troost voor behoeftige zielen. De liefhebbende maagd. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[15] Cado zegt: 'Mijn beste vrienden, jullie woorden zijn mij uit het hart gegrepen! Dat moet ook Christus als Heer der oneindigheid diep hebben gevoeld, omdat Hij zo vaak tegen klederpracht heeft geijverd. Hij draagt immers ook hier in het rijk van het licht een allereenvoudigst kleed. Ikzelf ben de grootste vijand van iedere vorm van klederpracht, of ze nu op aarde materieel, of hier in het rijk van de geest geestelijk is. Daarom geef ik jullie volkomen gelijk dat jullie je prachtige hemelsgewaad, dat hier niet op zijn plaats is, verafschuwen. Heeft het nu in jullie ogen geen waarde, dan is alles goed en wel. In mijn ogen heeft zelfs zo'n hemelse opschik nooit enige waarde gehad! Maar wat zullen we nu beginnen zolang de poort nog niet open is? Zullen we beginnen te vragen, te zoeken en te kloppen?'
Hoofdstuk 41: Vertrek naar de zaal der voleinding. Robert en Helena, gevolgd door Cado, voor de gesloten hemelpoort. Minerva verschijnt weer ten tonele. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Robert-Uraniël zegt: 'O Heer, zeker onze lieve Helena hier, want wie uit de oerbron zelf put, ontvangt zeker het zuiverste licht des levens. Wie echter door Uw heilige ordening wordt genoodzaakt om in de uitgestrekte gebieden waar Uw liefde, wijsheid en macht in uitstroomt de wonderen van Uw erbarmen te aanschouwen, drinkt Uw genade slechts druppelsgewijs, terwijl Helena hele stromen van Uw oerlicht in haar hart opneemt en daardoor wordt binnengeleid in het enorme gezichtsveld van Uw eindeloze erbarming en wonderdaden. Eén vluchtige seconde van ongestoord schouwen in Uw hart moet haar immers meer onthullen dan een heel millennium mij onthult, als ik ver van U verwijderd ben. Hoe zal ik mij nu bij haar staande houden? Ik ben een door kleine lichtdruppels verzadigde geest, en zij draagt zeeën van licht van alle wijsheid in zich mee!'
Hoofdstuk 38: De heer met Robert en Helena. Het weerzien van de beide echtgenoten. Een waar echtpaar der hemelen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[6] Ten diepste geroerd zegt Robert: 'Heer en Vader, ik zie licht en nog eens licht zover mijn oog reikt!' - Ik zeg: 'Dat alles is Mijn geest, Mijn macht, Mijn liefde! - Hier zullen nog myriaden van zulke grootmensen volop een plaats vinden, want al Mijn kinderen moeten immers ook ruimte hebben om hun scheppingen onder te kunnen brengen.
Hoofdstuk 153: Uitzicht vanuit de derde deur in de zuidelijke wand. De grote, schitterende Lichtmens van de nieuwe schepping. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Allen begeven zich daarop zeer weetgierig naar de tweede zuidelijke deur. Daar aangekomen zeggen ze allen: 'Aha, hier is het goed naar buiten kijken, want hier hebben onze ogen niet meer met zo' n sterk licht te kampen. Bij die twee laatste zonnen was het gewoon niet meer om te houden! De vraag is alleen, wat zien we hier eigenlijk? Het is een zwak glinsterende achtergrond, ongeveer zoals op aarde de melkweg glinstert in een heldere zomernacht. Maar wat daarachter verborgen mag zijn, zouden we nu graag willen vernemen, als het U, liefdevolle Vader behaagt.' - Ik zeg: 'Daarom zijn we immers hier! - Komen jullie nu maar goed ver het balkon op, anders kunnen jullie het beeld niet geheel overzien.
Hoofdstuk 151: Uitzicht vanuit de tweede deuropening in de zuidelijke wand. Het totaalbeeld van de materiële schepping. De grote Scheppingsmens als de verloren zoon. Diens wezen en bestemming. Gods eindeloze scheppingsvermogen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[23] Als ik nu mijn hoofd buiten het deurkozijn steek, dan zie ik niets van het huis, maar ook niet het minste spoor van een wand, een dak of een of ander fundament. Kortom, het is helemaal leeg. Alleen als ik mijn hoofd weer terug trek, dan zie ik weer mijn zaal, zoals die er altijd heeft uitgezien. Dus van een gat in je hoofd vallen kan al helemaal geen sprake zijn, want er is daar nergens een voorwerp waarop je zou kunnen vallen. En al zou het er wel zijn, ik ben toch immers een geest, wiens gewicht behoorlijk licht hoort te zijn! Laat ik daarom moedig naar buiten springen; wie weet wat ik tijdens zo'n oneindige luchtreis allemaal voor ervaringen zal opdoen!
Hoofdstuk 54: Martinus' alleenspraak - Kritiek op de kerk - Ontdekking van een vesperhoek - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[4] Daarop zegt HET DRIETAL: 'O luister, heerlijke vriend! Wij hebben met jou nog helemaal geen wijsheidsproef uitgevoerd. Dat zou ook tevergeefs zijn, omdat we immers zien wat voor geest er in jou leeft. Het zou toch zeker hoogst onwijs van ons zijn, als we met een andere geest in jou wilden praten, dan die we in jou hebben gevonden. Jij noemde ons wel de prijs die jij - en met recht staat die boven alles - al hebt. Maar daar kunnen wij het volgende licht op laten schijnen door te zeggen:
Hoofdstuk 137: Martinus in een examenstrijd met de drie zonnedochters - Tussen wijsheid en liefde - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[2] Zie en luister! Jullie hebben wel gelijk, als jullie licht je zegt: De grote Oergeest is in Zijn liefde en wijsheid in alles volkomen ondeelbaar. Waar een lichaam is, daar moet ook een hoofd zijn, wat zoveel wil zeggen als: Wie een prijs van de liefde ten deel zou vallen, die mag, om volmaakt te zijn, de prijs van de wijsheid niet buiten beschouwing laten. Maar jullie zien toch zeker wel met jullie heldere en hemelsmooie ogen, dat mijn hoofd al getooid is met een prijs die volledig lijkt op die van jullie. En omdat jullie in al mijn andere belevenissen zo grondig zijn ingewijd, zullen jullie immers ook weten, dat ik deze hoofdtooi rechtstreeks van de Heer Zelf heb gekregen!
Hoofdstuk 138: Martinus' motivatie voor het afwijzen van de wijsheidsprijs - Antwoord van diepe wijsheid van de zonnedochters - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] Ook moeten jullie onze lichamen niet afmeten aan die, welke jullie op je zogenoemde Heilige Planeet hebben gedragen, en die grover, zwaarder, somberder en plomper waren dan de grofste stenen van deze wereld. Jullie zien immers toch zelf, dat onze lichamen al heel veel etherischer en meer aan het licht verwant zijn dan jullie geestlichamen, zoals ze hier te zien zijn. Ze verenigen een veel grotere zuiverheid en goede orde in zich, omdat ze altijd doortrokken zijn van de in hen wonende geest.
Hoofdstuk 148: Voortzetting van de toespraak door de drie zonnedochters van de wijsheid - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[6] Nu zullen jullie de vraag stellen: Waarom is onze planeet de aarde, en ook vele andere planeten die wij zien, dan niet evenals de zon door een sterke lichtglans omgeven, aangezien iedere planeet zich toch evengoed als de zon temidden van al deze miljarden zonnen bevindt? In dat geval zou de maan immers met een even sterk licht moeten stralen als de zon, omdat ook hij de stralen van al diezelfde miljarden zonnen kan opnemen?
Hoofdstuk 4: Leer van het zonlicht. De dampkring als lichtend omhulsel - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...