Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

5822 resultaten - Pagina 7 van 389

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[4] Maar kijk daar eens. Daar zie ik een prachtig gebouwde man, die juist met een hemelse, allerzaligst voor Hem staande jonge vrouw staat te praten. Deze man is Jezus, de grote Heiland van de wereld en tegelijkertijd in dezelfde persoon God Zelf, het allerhoogste Wezen, de enige Schepper van alle geesten en materiewerelden! Deze eeuwige Heer van de oneindigheid laat jullie nu door mij bij zich roepen om jullie het eeuwige leven te geven. Leg dus onmiddellijk je wapens neer en volg mij naar God, de almachtige Vader en Schepper van de oneindigheid!'
Hoofdstuk 94: De joodse sergeant-majoor, een hartstochtelijke vriend van de Messias in de geest van David. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Helena, die letterlijk zwelt van woede, roept daarop luid: 'Wat zeg jij, brandhout van de onderste hel? Jij, parfumfles van alle vuiligheid ter wereld! Jij dode tak aan de boom der kennis, jij afschuwelijk serpent, jij wilt mij vernietigen? Is het nog niet genoeg dat zij meer wil zijn dan alle mensen en engelen Gods, is het niet genoeg dat ze meer wil zijn dan God Zelf! Nee, dat is voor de satan aller satans nog veel te weinig! Hij of zij, wat steeds een en dezelfde satan is, wil bovendien ook nog alles vernietigen! Natuurlijk, wat zou voor zo'n almachtig zwijn wel niet allemaal mogelijk zijn?'
Hoofdstuk 45: Minerva en Helena. Een heilzame ontlading. Cado over het koningschap als tuchtroede. Minerva vertrekt. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Het is hetzelfde, als wanneer iemand op de wereld in een grote hal een lood buskruit zou aansteken, waar zo'n explosie ook geen effect teweeg zou brengen. Wel echter, wanneer dezelfde hoeveelheid kruit in een zeer kleine ruimte zou worden aangestoken, waar dan een dreunende knal zou plaatsvinden en een verwoestende werking door de explosie.
Hoofdstuk 43: Saturnus als mooiste van alle planeten - De aarde als school van Gods kinderen en plaats van de menswording van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[13] BISSCHOP MARTINUS kijkt er nu een poosje naar, deinst dan als het ware terug en zegt heel aangedaan: 'Ach, ach, dat is toch verschrikkelijk, ja, verschrikkelijk, dat is ontzettend, ontzettend! Kijk, die Chinese kwam meteen als een gloeiende furie voor onze Jezuïet staan. En voor zover ik uit haar helse gebaren kon opmaken, zei ze: 'Ken je mij, ellendeling?' De Jezuïet trok een kwaad, bokkig gezicht en zei: 'Ja, ellendige! Mijn vervloeking zal je eeuwig treffen!' Hij gebood daarop zijn collega's, om deze ellendige nog eens te grijpen en haar in stukken te scheuren. Maar op dat ogenblik schreeuwt ze: 'Achteruit, jullie vervloekte misleiders van de hele wereld! Jullie maat is vol! Nu komt mijn wraak over jullie!' Op dat ogenblik stort een heel legioen van grote, afschuwelijke monsters zich op onze Jezuïeten, grijpen ze vast en scheuren ze in stukken. De Chinese neemt nu het hoofd van onze Jezuïet, die haar daarvoor had verscheurd en slingert het in een afgrond, waaruit nu heldere vlammen omhoog slaan en slingert ook nog de overige resten in dezelfde afgrond. Ach, als dat niet erger is dan de hel, dan weet ik werkelijk niet onder welke nog afschuwelijker beelden ik mij die dan moet voorstellen! Luister, moeten wij daar soms ook nog niet tussenbeide komen?'
Hoofdstuk 69: Een nieuw wonder voor bisschop Martinus: beproevingsscène van de Minderbroeders en Jezuïeten - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] Toen zei mijn zeer wijze moeder: 'Luister, mijn geliefde dochter: plant in de tuin twee dezelfde bloemen, één aan de oostkant - deze wijd je aan de Lama en de andere aan de westkant, en deze wijd je aan de mensen. Verzorg beide gelijk en zie hoe ze groeien en zich zullen ontplooien. Zal de avondbloem beter gedijen dan de morgenbloem, dan zal dat een teken zijn, dat je meer van de wereld houdt dan van de heilige Lama. Zul je echter bij beide bloemen het tegendeel bemerken, dan is jouw liefde tot de Lama sterker dan die tot de mensen.
Hoofdstuk 109: De kernvraag van de Chinese en de zeer kritische tegenvraag van de Heer - De geschiedenis van de ochtend - en de avondbloem - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] PETRUS zegt: 'Mijn vrienden, mijn broeders! Mijn voorganger heeft jullie de levensomstandigheden beschreven, waaronder de mensen op die andere wereld leven. Ook ik heb daar in dezelfde tijd geleefd, waarin de Heer het vlees aannam en vanaf Zijn kinderjaren alle mogelijke moeilijkheden verdroeg als elk ander mens in diens armzalige aardse toestand.
Hoofdstuk 176: De opkomende vijandelijke vloed - Opbeurende woorden van Petrus aan allen - Zijn belangrijke vraag aan de zonnemensen: 'Willen jullie kinderen van God worden of niet?' - Het antwoord van Uhron - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] Om dezelfde reden hebben deze bewoners ook absoluut niet de een of andere vorm van tijdmeting en stellen dus nooit een tijdsverloop vast. Want zij zeggen: Het bepalen van de tijd ligt in de handen van de hoogste Geest, maar de mens moet niet meten waar God, de Allerhoogste, de mens geen maatstaf voor heeft gegeven. En verder zeggen ze: De grote kosmische Bouwmeester heeft onze wereld voor ons uitgespreid en heeft door de vlakten iedereen een wenk gegeven, dat hij die moet meten. Maar voor de tijdsduur heeft Hij nergens een maat gesteld; daarom moet de mens die ook niet eigenmachtig in stukken verdelen. Hij heeft ons weliswaar een maatstaf gegeven, en deze maatstaf is ieders eigen leven. Verder heeft Hij aan het uitgestrekte uitspansel nog een maatstaf geplaatst; volgens deze maatstaf bewegen verre werelden, en onze eigen wereld richt zichzelf in haar loop naar deze grote maatstaf. Maar noch voor het een noch voor het ander heeft Hij ons een passer in handen gegeven, zodat wij die zouden kunnen indelen en afmeten.
Hoofdstuk 32: Godsdienst en het sluiten van huwelijken op het eerste paar nevengordels - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[14] Op deze reden kan deze planeet wel geheel terecht ‘Miron’ (wereld van wonderen) heten, aangezien de vormen van de plantenwereld alsook voor een groot die van de dierenwereld zo buitengewoon veranderlijk zijn, dat een uitgestorven plant, boom of diersoort niet weer als dezelfde tevoorschijn komt. - In hoeverre deze planeet verder nog aan zijn naam beantwoordt, zal het navolgende ons duidelijker laten zien.
Hoofdstuk 54: Wonderbaarlijke plantengroei op de planeet Miron (Neptunus). Veranderlijkheid van de levensvormen - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[11] Kijk, daaruit zal toch wel enigszins duidelijk worden dat Ik, die de oerkracht Zelf ben, wanneer Ik Mij vanuit de allerzuiverste geestelijke, eeuwige orde tegenover de uiterlijke wereld wil uiten, ook steeds deze twee regels uiterst nauwkeurig in acht neem, aangezien Ik ze zelf ingesteld heb; en dat doe Ik, doordat er bij een openbaring aan het eigenlijke Goddelijk-Heilige in Zijn volheid geen afbreuk wordt gedaan, maar Het overal in zijn allerhoogste volmaakte gesteldheid innerlijk aanwezig moet zijn. Wat echter het in een vorm uitdrukken naar buiten toe betreft, dat moet zich op zijn beurt toch voegen naar de uiterlijke omstandigheden en dus noodzakelijkerwijze in de uiterlijke verschijningsvormen in allerlei opzichten tegenstrijdig naar voren treden, terwijl het in zichzelf toch de allerhoogste harmonie overeenkomstig de orde bezit - evenals de eikenbomen als zodanig qua bouw dus toch steeds hetzelfde zijn en, te oordelen naar hun voortbrengselen, steeds op dezelfde fundamentele orde stoelen, ook al schijnen ze qua uiterlijke vorm nog zo tegenstrijdig met elkaar te zijn.
Hoofdstuk 68: Fundamentele opmerkingen over de religie van de zonnebewoners en het wezen van goddelijke openbaringen - Jakob Lorber - De natuurlijke zon
[1] Als jullie een dierlijk lichaam, van welke soort dan ook, bekijken, dan zullen jullie, zonder overigens de anatomie van alle dierenlichamen ter wereld te hebben bestudeerd, heel gemakkelijk inzien en begrijpen dat het bloed ofwel de sappen op precies dezelfde manier door alle aderen en andere vaten stromen als door de aderen en vaten, die in het eigenlijke dierlijke hart aanwezig zijn en wel op alle punten op hetzelfde ogenblik als waarop in het eigenlijke hart de polshartslag plaatsvindt. Men kan gemakkelijk inzien, dat er in een dierlijk lichaam niet meerdere drijfkrachten aanwezig behoeven te zijn; maar dat er slechts één nodig is voor de talloze bloedvaten.
Hoofdstuk 5: De inwendige bouw van de aarde - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[6] Wie kan dat loochenen? Hoogstens een werkelijk blind mens, of iemand, zoals er nu velen zijn, die een stinkende pijp tabak in zijn stinkende mond meer waard is dan de hele sterrenhemel, die hij alleen maar in zijn eigen spiegel ziet als hij zich bekijkt, hoe zijn strak gesneden jas staat, die hij de kleermaker nog schuldig is, en hoe zijn afschuwelijke pijp past bij de nieuwe nog met schuld belaste jas. Maar over zulke menselijke larven wordt hier niet gesproken; die zijn eigenlijk maar op de wereld om dezelfde reden als waarom de bromvliegen op een mesthoop te vinden zijn; hun schat is het vuil, omdat ze zelf vuilnis zijn. Zulke mensen kijken natuurlijk niet naar de sterren en hebben geen oog voor Mijn werken!
Hoofdstuk 21: De inwerking van het licht op de lucht - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[4] Maar er kunnen ook geesten van gestorven mensen, die zich de voortschrijdende ordening niet wilden laten welgevallen, weer op dezelfde weg worden teruggedrongen die ook de nieuw aangekomenen hebben te gaan; maar de nieuwen blijven in de aarde en moeten daar de voor hen bepaalde weg beginnen; de geesten van de gestorvenen daarentegen, keren na korte tijd van verdeemoediging weer terug, wat men ook in de natuurlijke wereld kan zien. Want als het regent, dringt de regen in de aarde en wordt daar door plant en dier alsook door mineralen opgenomen. Maar hier en daar ziet men al, hetzij tijdens of na de regen, hoe speciaal in hoger gelegen streken lichte nevels optrekken. Het is wel het kleinste deel van zo'n regenval, dat in nevelen weer omhoog stijgt. Het is echter ook het kleinste deel van de geesten dat van gestorven mensen afkomstig is, terwijl het grootste deel nieuw aangekomenen zijn.
Hoofdstuk 33: Natuurgeesten en mensenzielen - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[16] Men kan ook zeggen: Voor hongerig vee is het voer al gauw goed; de bromvlieg eet het vocht van uitwerpselen en de worm eet modder; de zwijnen zijn ook geen fijnproevers en de ezel voedt zich zoals bekend is, met het slechtste voer. Daar dergelijke mensen aan zulke dieren gelijk zijn - goed, dan zullen ze ook met dezelfde kost worden gevoed; want een andere zou hen niet smaken. En als ze voor niets anders meer deugen, zullen ze eens aan de andere zijde er voor dienen, om betere geesten de beste gelegenheid te geven de hier verwaarloosde dierkunde in te halen, want de zoölogie is een uiterst belangrijke wetenschap. En juist omdat, zoals in dit werk duidelijk genoeg is uiteengezet, de volmaakte geesten het mineraal-, planten- en dierenrijk moeten verzorgen, is het vanzelf sprekend, dat ze in de zoölogie geen leken mogen zijn. Maar dat is dan wel een andere zoölogie dan wij hier op de wereld kennen, waar iedereen al een goede zoöloog is, of tenminste wil zijn, als hij de dieren slechts van uiterlijk kent - vandaar dat in de biologische faculteiten en de daarvoor noodzakelijke musea meestal alleen opgezette dieren aan de leerlingen worden voorgezet.
Hoofdstuk 66: De ceremoniële kerk - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[12] Als dan het arme blinde volk dat ezelsgebalk van zo'n valse profeet hoort, dan leert de ervaring dat hele volksscharen dit opvolgen en op die plaats waar die genade uitgedeeld wordt, hoort men dan gewoonlijk een nog groter ezelsgebalk over mirakelen en talloze genadegaven en op deze manier wordt niet zelden de geest van het volk geheel gedood en dan zeg Ik: Zulke valse profeten zullen eens hun verdiende loon krijgen; want ze weten niet en willen niet weten, hoe men God in geest en waarheid moet aanbidden. Ze zijn niets anders dan door de wereld geprivilegieerde dienaren van de Mammon. Hun beeld, dat gewoonlijk slecht en onesthetisch door mensenhanden is vervaardigd, is voor hen meer waard dan God; want het beeld brengt geld in maar God niet, omdat Hij toch overal dezelfde is.
Hoofdstuk 72: Vergeving van zonden en beeldenverering - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[22] Zo gij nu weten wilt, hoe de verschijningsvorm van de Hemel is, welke gestalte en verschijningsvorm de Engelen hebben en wat eigenlik de heilige Hemelse en goddelijke natuur is, zo merk dan op de bijzonder­heden, die zich vertonen bij deze zevende oergeest Gods. Deze zevende oergeest is de geest der natuur, want de zes anderen doen de zevende geboren worden; en de zevende, wanneer hij geboren is, is als een moeder der anderen, die hen omsluit en hèn weer doet ontstaan, want het lichamelijke en natuurlijke is de verschijningsvorm, de uiterlijke mani­festatie, waarin de zes andere Oergeesten besloten liggen. Merk hier op de betekenis: De zes Oergeesten stijgen elk naar zijn eigen kracht en naar zijn eigen aard op en als zij opgestegen zijn, zo vloeien hun krachten tezamen en de hardheid doet droogte ontstaan. Deze lichamelijke verdroging noem ik in dit boek de goddelijke Salniter. Met het woord “Salniter” bedoel ik in dit boek het volgende: Uit het eeuwige centrum der natuur ontstaat het andere principe, zoals het licht uit het vuur ontstaat. Zo is het ook met de twee geesten: hitte en lucht. In lucht kan pas groei bestaan en vuur veroorzaakt eigenschappen. Alzo, wanneer geschreven is: De Engelen zijn uit God geschapen, zo wordt daarmede bedoeld, dat zij zijn geschapen uit Gods eeuwige natuur, waarmede men bedoelt de zeven Oergeesten. En de goddelijke heilige natuur wordt hier niet bedoeld als te zijn: een vuur, maar een Licht. Het vuur geeft ons een geheimenis der eeuwige natuur en der Godheid, daar er twee principes zijn, tweeërlei bron; een waarin grimmige, zure, bittere, angstige, verterende, die zetelt in het vuur en het Licht, dat uit het vuur ontstaat, en dat woont in het vuur en toch niet door het vuur wordt aangetast, omdat het een andere bron heeft. De zachtmoedigheid, waarin een begeerte der liefde is, waarmede dan bedoeld wordt, dat deze be­geerte der liefde iets anders is dan het vuur. Want het vuur wil alles verteren en stijgt nog op en de zachtmoedigheid van het Licht is werkelijkheid; de geest des eeuwigen levens wordt door het Licht geschapen en het Licht maakt ook water met de oertoestand van de lucht. Alzo zal de lezer van dit boek deze drie principes of geboortes verstaan. Deze zijn de oertoestanden van de eeuwige natuur in de eeuwige Wil van God, welke Wil of welk begeren zich voortstuwt in grote angst tot in het vierde principe naar het vuur, waar het Licht ontstaat. Wij nu verstaan de heilige drievoudigheid in het Licht buiten de natuur als een andere bron en met het vuur verbonden, evenals vuur en licht in de natuur. En het derde principe op deze wereld is uit het eerste ge­schapen. Dit alles is door de schrijver de eerste maal niet voldoende be­grepen, hoewel het hem klaar verscheen, zo, kon toch niet alles door hem begrepen worden. Het is, als wanneer er een plasregen neervalt, waardoor de groei ontstaat. Daarbinnen is het zaad der godheid; het is als een moeder, die het zaad ontvangt en immer weder vruchten voort­brengt naar de hoedanigheid van het zaad. In dit opstijgen der zes Oergeesten stijgt ook op: de Mercurius, de toon of het geluid van deze zes geesten en in de zevende geest is hij als in de moeder; hij brengt allerlei vrucht voort en kleuren naar de werkingen der zes geesten. Ge moet hier echter weten, dat de Godheid niet ophoudt met arbeiden, maar zonder onderbreking werkt als een lieflijk worstelen, kampen en bewegen; zoals twee schepselen, die elkander in grote liefde vinden. Ge moogt het vergelijkenderwijze zó verstaan, alsof zeven mensen een vriendschappelijk spel der vreugde speelden. De ene zege­viert over de andere, en de derde komt de overwonnene te hulp en ver­toeft alzo een vreugdig ogenblik te midden van hen. Zij strijden wel tegen elkander, maar zijn toch liefdevol jegens elkander gezind. Alzo is ook de werking der zes geesten Gods in de zevende; nu eens heeft de ene de boventoon, dan weer de andere en allen strijden in liefde met elkander. En wanneer het Licht te midden van dit strijden mede opstijgt, zo woont de Heilige Geest in de kracht van het Licht in het spel der zes anderen. Alsdan groeien uit de zevende allerlei vruchten des levens, gewassen en kleuren. Welke eigenschap nu de sterkste is, die eigenschap is in de vrucht ook het sterkst vertegenwoordigd. Ook wat betreft de kleuren. In dit worstelen of strijden wordt de Godheid geformeerd naar oneindige en ondoorgrondelijke gestalte en naar velerlei hoedanigheden. Want de zeven Oergeesten zijn zeven hoofdbronnen; wanneer Mercurius erin op­stijgt, maakt hij alles beweeglijk. De natuur en de drievoudigheid is niet één en hetzelfde; er is onderscheid tussen hen, hoewel de drievoudigheid woont in de natuur, maar onbegrepen, en toch er eeuwig mee verbonden. Merk nu op, hoe de zevende geest in de natuur is gevormd. Het zoete water is het begin geweest in de natuur en de zuurheid doet het samen­krimpen. Wanneer het is samengekrompen, zo ziet het blauw als de Hemel; wanneer het Licht of de bliksem daar binnen in op gaat, zo gelijkt het een edele jaspis of een glazen zee, waarin de zon schijnt en die zeer zuiver en klaar is. Wanneer echter de bittere hoedanigheid zich er aan toevoegt, zo verdeelt het water zich, alsof het leefde en er ontstaat een groenachtige verschijning of vorm, als een groene bliksem, waardoor iemand het licht als 't ware benomen wordt en hij niet meer zien kan. Wanneer echter de hitte zich daarbij voegt, zo verandert het groen in iets roodachtigs, alsof een karbonkel er uit te voorschijn lichtte. Wan­neer echter het Licht, hetwelk de Zone Gods is, in deze natuurzee schijnt, zo bekomt het zijn gele en witte kleur, die ik met niets kan ver­gelijken; met deze aanschouwing moet ge wachten tot in het toekomende leven. Want dat is de ware Hemel, die uit God is en waarin de heilige Engelen wonen, dewelke ook in de aanvang daaruit voortgekomen zijn. Ziet, wanneer nu Mercurius of de toon in deze natuurHemel opgaat, dan opent zich het goddelijke vreugdenrijk der Engelen; daar ontplooien zich de vormen, gestalten en kleurenen de vrucht bloeit en groeit daar in zijn volkomenheid. Vruchten van allerlei loofbomen, kruiden en gewassen, verrukkelijk om te aanschouwen, lieflijk van geur en smaak. Ik spreek hier als met Engelentong: ge moet het niet aards verstaan. Met de Mer­curius is het evenzo. Ge moet niet denken, dat er een hard kloppen, klinken of galmen in de godheid is, alsof men een machtige bazuin zou nemen en daarin zou blazen. O neen, mens, gij half dode Engel, zo is het niet; wel zingen de heilige Engelen, schallen en bazuinen, want God heeft hen uit Zichzelf voortgebracht, opdat zij de Hemelse vreugde zouden vermeerderen. Zulk een gestalte had Adam ook, toen God hem schiep, voordat Eva uit hem gemaakt werd, maar de verdorven Salniter in Adam heeft met de boom des levens gevochten totdat hij overwonnen heeft en Adam moede werd, waardoor hij insliep. Toen geschiedde het, dat de barmhartigheid Gods te zijner hulpe nabij was. Een vrouw werd geformeerd. Was dat niet geschied, zo zou hij nu nog slapen. Dit, hetgeen hierboven is meegedeeld, is de schone en heilige Hemel; deze is in de gehele Godheid en heeft begin noch einde. Geen schepsel kan hem met zijn zintuigen bereiken. Toch moet ge dit weten, dat een bepaalde hoedanigheid zich aan de ene plaats krachtiger vertoont dan op een andere plaats. Nu eens heeft de tweede of derde, dan weer een der anderen de voorrang. Het is alzo een eeuwigdurend werken, worstelen en vreugdevol opstijgen in liefde. De Godheid betoont zich immer wondervoller, onbegrijpelijker en ondoorgrondelijker. Zo, dat zelfs de heilige Engelen zich nooit genoeg er in kunnen verheugen en nooit genoeg het Te Deum Laudamus kunnen zingen. Zij zingen voor al Gods grote hoedanigheden; voor zijn wondervolle openbaring en wijsheid; van zijn schoonheid en kleuren, vruchten en gestalten. Aan zijn hoedanigheden is geen begin en geen einde. En hoewel ik alhier heb beschreven, hoe alles is ontstaan, en hoe zich alles heeft gevormd, en hoe de Godheid zich openbaart, zo moogt ge daarom nog niet denken, dat er een rust of uit­doving plaats vindt en dat het daarna weder op dezelfde wijze voortgaat. Neen, maar ik kan alles slechts stuk voor stuk beschrijven, terzake van des lezers onverstand, opdat hij het zou kunnen begrijpen. Ge moogt ook niet denken, dat ik in de Hemel heb vertoefd en deze dingen met mijn vleselijke ogen heb gezien. O neen, ik ben slechts als gij, en heb in mijn wezen geen groter licht ontvangen dan gij; ook ik ben een zondig en sterfelijk mens evenals gij en ik moet elke dag en elk uur met de duivel worstelen, welke met de verdorven natuur strijdt, die in mijn vlees is, zoals in alle mensen. Menigmaal zegevier ik over hem, maar toch zege­viert hij ook menigmaal over mij. Ons leven is een gestadige strijd met de duivel. Deze strijd is de edele ridderkrans; hij duurt voort, totdat de oude mens-Adam gedood wordt; in deze oude Adam heeft de Satan toegang tot de mens.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...