Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

11480 resultaten - Pagina 1 van 766

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[2] En IK leg het volgende antwoord in zijn hart: "Wat gebeurt, heeft de volgende reden: De verlorene wordt gezocht en de zwaar zieke wordt een geneesmiddel gegeven, maar zijn wil blijft vrij en moet vrij blijven, want als zijn wil belemmerd wordt, dan zou dat betekenen dat de gehele bijna eindeloze materiële schepping en al haar bestanddelen in de hardste steen zouden veranderen, waarin geen leven mogelijk is. De gehele materiële schepping is de zo ver mogelijk geoordeelde grote geest en deze is daarbij verdeeld in talloze werelden, die echter met hun oneindige aantal toch zijn gehele wezen vormen. Maar uit dit ene wezen worden ontelbaren van de ontelbare wezens, zoals de meeste mensen van deze aarde, genomen en door Gods kracht, macht, liefde en wijsheid tot complete op God gelijkende wezens omgevormd, en dat is een betrouwbare terugkeer van de ene grote geest!
Hoofdstuk 63: De terugkeer van satan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Als u zich van uw kracht bewust bent en het goed verstaat om u als Messias overal te presenteren, dan sta ik onmiddellijk met mijn hele grote vermogen tot uw dienst. Die zwijnen uit de heidense avondlanden moeten zo vlug mogelijk het land onzer vaderen verlaten! Want weet u dat ik vanaf mijn jeugd al mijn inspanningen alleen dáárop gericht heb, om zo veel mogelijk rijkdommen te vergaren te behoeve van de verwachte Messias, omdat daarmee een groot leger van de dapperste en vermetelste en sluwste soldaten voor goed geld gekocht zou kunnen worden! Ik heb ook al met verscheidene van de dapperste volken uit Achter Azië gecorrespondeerd, en nu zijn er maar een paar boden nodig en dan staat er binnen enkele maanden een verschrikkelijke macht in deze landstreek! Maar nu niets meer daarover, in mijn ruime huis bespreken we het verder!
Hoofdstuk 57: Hoe de koopman de Messias verwachtte. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Ik zeg: 'Laat het echte beheer maar aan God de Heer over, en geef aan degenen, die de Heer naar je toestuurt, en dan zal je vermogen niet kleiner worden! Heb je dan niet vele en grote akkers en weiden, en tuinen volooft en druiven, en zijn je uitgebreide stallen niet volossen, koeien, kalveren en schapen? Kijk, als je daarmee handel drijft, dan zal de zegen van God je steeds datgene volledig vergoeden, wat je in de loop van het jaar aan de werkelijk armen hebt gegeven; maar wat je op de rentegevende rekening van de rijken wegzet, zal je van bovenaf nooit worden vergoed, en je zult veel zorgen hebben en je steeds afvragen, of ze je geld wel goed beheren. Doe daarom, zoals Ik je nu gezegd heb, dan zul je een goed en zorgeloos leven hebben, en alle armen zullen je liefhebben en overal waar het maar mogelijk is zegenend van dienst zijn, en de Vader in de hemel zal je doen en laten steeds zegenen; en zie, dat zal beter zijn dan de steeds grotere zorgen die de rentegevende rekeningen je zullen geven!'
Hoofdstuk 58: Het vlees heeft een aards einde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Daaraan kunt u zien, dat ik echt wel aan de armen denk; maar het zij verre van mij, dat ik om die reden de verhevenste geest zou vragen, dat Hij ofwel aards of hemels mijn geld zou beheren! Als Hij iets wil doen en ook al werkelijk iets gedaan heeft, waaraan ik niet twijfel, dan laat ik dat afhangen van Zijn vrije heilige wil! Ik heb echter zo'n onbegrensde eerbied voor Hem, dat ik het nauwelijks waag Hem daarvoor te bedanken, want ik geloof dat door zo'n zuiver materiële dank, waarmee ik Hem eigenlijk zeg dat ik geloof dat Hij mij als handlanger van dienst geweest zou zijn, ik Hem helemaal niet zou eren. Ik leef en werk daarom zo rechtvaardig mogelijk volgens de wet met mijn door God verkregen krachten, en bind de bek van os en ezel niet dicht als ze mijn oogst dorsen; maar de grote Geest eer ik alleen op Zijn dag! Want er staat geschreven: 'De naam van uw God zult u nooit ijdel uitspreken!'
Hoofdstuk 59: Ezau's slot. Vrees voor Wie hij lief moest hebben. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Maar deze kerels zijn doortrapte huichelaars! Uiterlijk doen ze zich streng en vroom voor, alsof ze allemaal zakkenvol levende goden met zich meedragen; innerlijk echter zijn ze nog te slecht voor de alleronderste onderwereld die wij uit onze mythen kennen. Werkelijk, als onze ongelofelijke drie furiën, voor wier afschuwelijkheid alles van angst en schrik In steen verandert, een van deze Jeruzalemse tempelkerels te zien kregen, dan zouden zij waarschijnlijk zelf ten gevolge van te grote angst en vrees in diamant veranderen! Ik zeg U: Voor de uiteindelijke ontwarring van deze allerboosaardigst verworden tempel en haar priesterkluwen moet zo snel mogelijk het scherpe zwaard van de koning van Macedonië komen, anders wordt binnenkort nog de hele aarde ingekapseld in deze noodlottige kluwen! O vriend! Ik zou U dingen over deze kerels kunnen vertellen waarvan de hele aarde koorts zou krijgen! Maar laat ik erover ophouden, dit is voorlopig wel genoeg; als U mij opzoekt, zullen we er nog veel met elkaar over spreken!'
Hoofdstuk 88: Overste Cornelius en de tempelreiniging. (4.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Ik ben nu pas een paar uur in het gezelschap van deze grote profeet, en het is mijn heilige plicht om Hem te doorgronden en zoveel mogelijk te Ieren kennen, zowel in Zijn zienswijze als in de strekking van Zijn optreden! Jij bent nu al ongeveer een half jaar in Zijn omgeving en je moet Hem daarom ook beter kennen dan ik! Moet ik me echter daarom, omdat jij Hem al kent, helemaal geen moeite geven om Hem tenminste ook zover te leren kennen als jij Hem tot nu toe hebt leren kennen?!' ,!,
Hoofdstuk 95: Het karakter van Judas. (15.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] In Kapérnaum leefden twee bedelaars, die vanaf hun geboorte stekeblind waren en zodoende nog nooit het daglicht en het nachtelijke sterrenlicht gezien hadden. Ook deze beiden hoorden over Mij en wat Ik gedaan had. Toen Ik van Kapérnaum terug naar Nazareth ging, en de overste met zijn vrouwen al zijn kinderen en veel van Zijn vrienden Mij begeleidden, kwamen wij heel rustig wandelend langs een plaats. waar een aantal wegen elkaar kruisten. Op deze plaats zaten de beide blinden gewoonlijk te bedelen. Toen die twee van de voorbijgangers hoorden, dat er een grote groep mensen aankwam en dat daar zelfs de hoogste machthebbers van Galiléa bij waren, en dat temidden van die machthebbers zich de heiland Jezus uit Nazareth bevond, van wie net als van zijn vader gezegd werd dat hij in rechte lijn afstamde van David, gingen ze vlug staan en volgden Mij daarna zo goed hun dat mogelijk was, waarbij ze hard riepen: ' Jezus, ach, zoon van David, ontferm U over ons! (Matth. 9:27) Die titel gaven ze me maar, omdat ze dachten dat Ik daar wat om gaf, en daardoor gevleid, eerder iets voor hen zou doen. .
Hoofdstuk 130: Nazareth. De twee blinde bedelaars. (11.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] In hun grote angst zagen de Farizeeën nu wel in, dat niemand medelijden met hen had en een goed woordje voor hen wilde doen bij de overste, die over geheel Galiléa het Romeinse, meestal onverbiddelijke, scherprecht uitoefende. Ze vielen daarom, bij elkaar zo'n dertig man, voor de overste op de knieën, zwoeren dat ze het echt zo kwaad niet hadden gemeend met hun eerdere opmerkingen tegen Jezus, en dat ze daarmee alleen maar op een wat indringender manier duidelijk hadden willen maken, dat de onmiskenbare kracht van God in Jezus, de Meester van alle Meesters, ook de opperste van de duivels aan zich dienstbaar kan maken en moet maken; want het zou toch erg droevig voor de mensen zijn, als God geen macht over de duivel zou hebben. Daar in Jezus zonder de geringste twijfel de allerhoogste macht en kracht van God aanwezig was, moest deze zowel over alle duivels als over alle engelen macht hebben en hen zonder uitzondering tot absolute gehoorzaamheid kunnen dwingen! 'Wij wilden daarom met het gezegde, dat hij die duivels met behulp van hun aanvoerder uitdreef, alleen maar zeggen, dat zijn kracht van God sterker is dan alles, wat in de hemel, op de aarde en onder de aarde is. Als u nu begrijpt, hoge gebieder van Rome, dat wij alleen maar dit en beslist niets anders hebben bedoeld met wat we zeiden, en dat we daarvoor ter dood zijn veroordeeld, hoe is het dan mogelijk, dat u ons zo hebt kunnen veroordelen? Wij vragen u daarom in de naam van de goddelijke Meester Jezus, of u zeer genadig uw uitgesproken oordeel weer in wilt trekken!'
Hoofdstuk 131: De genezing van de bezeten doofstomme man. (12/13.12.1851) In het Galilese hongerdorpje. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] In het dorpje Seba, een vissersdorp aan de Galilese zee, zetten de vele bewoners en ook diegenen die Mij uit andere dorpjes daarheen gevolgd waren, grote ogen op over Johannes de doper en zeiden: 'Hoe is het mogelijk dat hij een zonde beging? Want dat hij U, o Heer, nadat hij U toch herkend had, niet gevolgd is, dat was dan toch een hoofdzonde waarvoor hij nu moet boeten!? Heer plegen wij onrecht, als wij zo oordelen?'
Hoofdstuk 144: Het getuigenis over Johannes de doper. (26.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Kisjonah zegt: 'Heer, zo ver als dat mogelijk is en Uw genade het toelaat, begrijp ik het nu; maar achter dit alles zal zeker nog enorm veel schuilgaan dat ik waarschijnlijk dan pas helemaal bevatten en begrijpen, zal, als ik eenmaal zelf een bewoner van deze altijd meer trieste dan, vriendelijke wereld zal zijn.In het oosten en zuiden ziet deze geestenwereld er echt wel heel mooi en vriendelijk uit; maar in het westen en noorden ziet het er nog veel droeviger en treuriger uit dan op de uitgestrekte vlakte waar eens het grote Babel gestaan heeft. Zo'n aanblik bederft dan ook de lieflijkheid van het oosten en zuiden.'
Hoofdstuk 152: De geestenwereld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] 'Vriend', zeg Ik, 'je weet toch wie Ik ben, waarom vraag je dan, hoe Mij dat mogelijk is, of waardoor dat met jou gebeurde? Zijn bij God dan niet alle dingen mogelijk? Kijk naar de wolken! Wie draagt ze? Je hebt eerder al gehoord, hoe Ik aan allen een verklaring gaf over de aard van de aarde, de maan, de zon en vele andere sterren, die voor het merendeel voor jouw begrip eindeloos grote zonnen zijn.
Hoofdstuk 164: De luchtreis van Judas Iskariot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Kisjonah zegt: 'Heer, dat alle dingen bij U mogelijk zijn, daar ben ik vast van overtuigd en daarover heb ik helemaal dezelfde mening en hetzelfde geloof als onze jonge Farizeeër Ahab; maar hoe deze heel teer gebouwde jongeman, die eigenlijk nog maar een knaap is, die grote hoeveelheid werk kan verrichten en ons allen zal bedienen, terwijl we toch met een paar honderd mensen hier aanwezig zijn, dat is, Heer, hoewel ik er niet in het geringste aan twijfel te raadselachtig voor mij!',
Hoofdstuk 195: Kis. Weerzien met Jaïruth en Jonaël. (1.6.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Ahab zegt: 'Dat is een grote en diepe waarheid; maar toch zou ik daar aan toe willen voegen, dat in ieder geval bij de mensen een belangeloze liefde niet mogelijk is; want omdat ik speciaal over de liefde veel nagedacht heb, is het mij opgevallen, dat ook al is de liefde nog zo zuiver, ze toch altijd meer of minder steelt.
Hoofdstuk 205: De liefde neemt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Als de engel de rollen aanreikt zegt hij: 'Hier lees en herken het, gewezen Murahel, Murahel, Murahel! Want ik, die Archiël heet, heb ze voor jou van hetzelfde altaar gehaald waar jij mij die grote belofte deed! Vraag echter niet, hoe dat in die paar ogenblikken mogelijk was; want aan God zijn bijzonder wondere dingen mogelijk! Lees eerst alles, en spreek dan pas!'
Hoofdstuk 213: De reïncarnatie van Philopold. (28.6.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Waarlijk, Ik zal haar niet eerder aanraken, voor ze drie dagen in het graf gelegen heeft! Ga naar boven op het dek en zeg dat tegen hen; span daarop de zeilen, en een goede wind zal ons dan zo snel mogelijk zee opwaarts boven de grote inham bij Kis brengen, en zij moeten niet weten waar wij heen zijn gevaren. ,
Hoofdstuk 227: Een tochtje op zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...