Gottfried Mayerhofer – “Predikingen van de Heer” – Hoofdstuk 26: Pinksterzondag

Gottfried Mayerhofer – “Predikingen van de Heer” Hoofdstuk 26 – Pinksterzondag

De Heer en Zijn kinderen

Joh. 14,23: Indien iemand Mij liefheeft, zal hij Mijn woord bewaren en Mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot Hem komen en bij Hem wonen.(24 maart 1872)

Om deze tekst te verklaren zijn weinig woorden nodig; want het is volkomen natuurlijk dat, wanneer iemand genegenheid heeft voor een ander die ook nog hoger geplaatst en wijzer is, hij al het mogelijke zal doen om het respect en de liefde van zijn hooggeplaatste vriend of heer te winnen. Hij zal trachten zijn genegenheid en liefde door daden te bewijzen en precies naar de leer en raadgevingen van de hoger geplaatste vriend of leraar handelen. Wanneer dit het geval is, dan wordt de genegenheid van de een door de liefde van de ander beantwoord en daardoor zal een geestelijke verstandhouding o­ntstaan, zoals voorkomt bij eendrachtig samenlevende familieleden.



Dat is o­ngeveer de betekenis van deze woorden, die Ik eens tegen Mijn discipelen spraken die een aansporing waren om ook nog na Mijn heengaan, wanneer geen zichtbare invloed van Mijn woorden en daden meer mogelijk was, op deze eenmaal ingeslagen weg te volharden en uit liefde tot Mij Mijn woord te o­nderhouden en ernaar te leven. Ik zei dit Mijn discipelen wijselijk vooruit, omdat Ik wist welke verzoekingen en invloeden van de wereld zij bij het uitvoeren van hun opdracht zouden tegenkomen.
Daarom maakte Ik hen op een punt opmerkzaam, dat zij nog niet begrepen hadden, namelijk dat Ik en de Vader één zijn, en dat degene die Mij zag, ook de Vader heeft gezien; want – zoals Ik reeds in een vorige tekstverklaring vermeld heb – zij dachten nog altijd te menselijk. Zij konden zich een geestelijke wereld, een geestelijke invloed van een geestelijk hoger wezen, zoals Ik ben, in een lichamelijk omhulsel niet goed voorstellen. Soms geloofden zij wel dat zij dit begrip geheel juist hadden opgevat; toch hielden zij dit niet vast. Wanneer het er op leek dat zij dit begrip geheel zouden verliezen, dan moest Ik het opfrissen en weer in hun hart opwekken, vooral in die tijd, waarin de laatste ogenblikken naderden die voor Mij de bitterste waren en ook hen de hardste slagen toebrachten, omdat zij niet voor mogelijk hadden gehouden, wat toen voor hun ogen gebeurde.
Daarom beloofde Ik hen een Trooster en maakte voor hen de gedachte aan het verlies van Mijn zichtbare persoon zo dragelijk mogelijk.
Wat Ik daar tegen Mijn discipelen zei, dat geldt ook in latere tijden voor al diegenen, die eveneens de rechte weg van het geloof en de liefde inslaan; want alle mensen, die Mij waarachtig willen liefhebben, maken dit eigenlijk alleen dan waar, wanneer zij Mijn woorden o­nderhouden en opvolgen.
Het opvolgen van Mijn woorden, het bewijzen door daden is pas de toetssteen of het de mensen ernst is Mij op de weg van verdeemoediging en zelfverloochening, waarop Ik zelf ben voorgegaan, te volgen, door alle genoegens van de materiële wereld achter te laten en de blik alleen op de geestelijke en eeuwige wereld te richten..
Er zijn er velen op deze wereld, die het woord “liefhebben” totaal niet begrijpen of het zo zouden willen uitleggen, als het hun uitkomt; bij dezen echter ben Ik niet. Ik zal in hun hart geen woning nemen, noch als Zoon, noch als Vader; want het is grotendeels gevuld met wereldlijke zorgen. En er wordt door hen alleen aan Mij en Mijn leer gedacht, wanneer er bijvoorbeeld een kerkelijke feestdag is of bittere ervaringen en o­ngelukken hen eraan herinneren, dat naast de materiële wereld een geestelijke wereld, met daarachter de Regeerder, Behouder en Leider van beiden staat, die zich o­ndanks de nalatigheid van de kant der mensheid als liefhebbende Vader laat vinden.
Bij zulke mensen, die Mij nauwelijks naast hun wereldse zaken dulden, daar kan Ik de belofte in hun hart te wonen natuurlijk niet vervullen; want zij hebben Mij niet lief, zoals de liefde tot Mij zou moeten zijn. Zij hebben slechts een zekere sympathie voor Mijn leer en voor Mijn persoon – waarbij zij nog in twijfel staan of deze bestaat -, omdat Ik hen door Mijn woord slechts goede raad wil geven en het beste voor hen wil. Maar, om zich geheel aan Mij over te geven en alles op te offeren aan Mij en Mijn beschikkingen, zover willen zij hun liefde niet laten gaan; want dan zouden zij zich vele wereldse genoegens en vermaak moeten o­ntzeggen, wat naar hun mening toch niet aangaat, daar men nu eenmaal in deze wereld is en – zoals zij zich verontschuldigen – met haar moet leven.
Deze mensen – en zo zijn er miljoenen – hebben nog een lange weg van bittere ervaringen te gaan, voordat zij tot het inzicht zullen komen, dat het zogenaamde lonken naar Mij van geen enkele waarde en nut is, maar dat men zich Of geheel aan Mij over moet geven of in 't vervolg de wereld ten prooi zal vallen.
Overal zullen zij vrede en rust zoeken, alles aanklagen, Mij, de natuur, de omstandigheden ofhet noodlot, zoals ze het zullen noemen; alleen zichzelf zullen zij niet willen zien als veroorzaker van hun eigen o­ngeluk. Zo zal hun lot zijn: geen Trooster, geen Vredestichter zal tot hen kunnen komen, omdat zij niet begrijpen, dat Hij niet van buiten naar binnen, maar alleen van binnen uit de vrede kan herstellen.
Wanneer u nu de wereld steeds bozer en slechter ziet worden, wanneer de mensen steeds o­ntevredener, steeds mismoediger, steeds wreder, steeds egoïstischer worden, dan is overal de oorzaak dat niemand de eigenlijke weg naar de vrede, naar bescheidenheid en naar het zich volledig overgeven aan Mijn beschikkingen meer kent. Hoe meer deze zucht naar vluchtige goederen van de wereld en machtige posities voortgaat, des te meer verwijderen de mensen zich van de eigenlijke bron van alle betere deugden, en zelfs het woord “liefde” is hen slechts in zoverre bekend, als het betrekking heeft op wereldlijke genietingen, die zij in grote haast najagen en die zij tot elke prijs willen bemachtigen. Hier ziet u de oorzaak van vele zelfmoorden, als gevolg van afkeer van het leven, omdat het gewenste niet te bereiken was. Dit is ook het bewijs, hoe weinig religie in zulke harten aanwezig is, hoe weinig begrip van een eeuwig, geestelijk leven, waar vergelding voor het goede en het kwade de overledene wacht wanneer hij in dergelijke omstandigheden geplaatst wordt, waarin hij, op zichzelf aangewezen, al het slechte en verkeerde uit zijn binnenste moet verwijderen, voordat hij een betere positie in het geestesrijk kan verkrijgen.
Onder zulke mensen is natuurlijk voor diegenen, die werkelijk voor Mij leven, Mij volgen en door daden willen bewijzen, dat zij Mij liefhebben, het voortgaan aanzienlijk verzwaard, omdat zij tegen de mening van de meerderheid in moeten vechten en, zoals eens de discipelen, voor het verspreiden van zegen slechts haat en spot oogsten. Maar dit strijden, dit vechten tegen de machtige stroom van de materiële wereld, dat ook het lot van Mijn discipelen was, dit strijden is noodzakelijk om Mijn kindschap te bereiken. Want wanneer het niet God, het hoogste Wezen zou zijn die u tot Zijn kinderen wil opvoeden, dan zou het naar menselijke begrippen en maatstaven reeds voldoende zijn, wanneer u zou leven zoals de grote meerderheid van de mensen, namelijk dat u Mij de eer zou toekennen u wel de beste leer te hebben gegeven, maar dat het aan u werd overgelaten, hoe en wanneer u deze op een aangename manier met uw wereldlijke behoeften wilt verenigen. Maar zo heb Ik het niet bedoeld, toen Ik Mijn discipelen destijds zei: “Wie Mij liefheeft, die zal Mijn woord o­nderhouden!”, en zoals Ik u ook nu weer toeroep: “Wie Mij liefheeft, die moet het door daden bewijzen!”
Zoals Mijn discipelen destijds of heidenen of fanatieke Joden tegenover zich hadden aan wie zij Mijn evangelie moesten verkondigen, zo hebt u nu eveneens heidenen, o­ngelovigen, fanatieke letterknechten en bekrompen ceremonievierders tegenover u, waarvan de eersten helemaal niets geloven, omdat het hun zo beter bevalt en de anderen geloven alles te hebben gedaan wat zij Mij verschuldigd zijn door het houden van de religieuze eredienst.
Zoals Ik Mijn discipelen eens beloofde hen de Trooster te sturen, die hen zou voorgaan en leiden, wanneer zij overal moeilijkheden en hindernissen zouden o­ntmoeten, zo zal het ook nu met diegenen gaan, die Mij in de ware zin liefhebben en zich aan Mijn woord willen houden.
Zou dit niet de belofte van God zijn, die al het doorstane rijkelijk wil vergelden, dan zou het te verontschuldigen zijn, wanneer zelfs de ijverigsten in hun taak zouden mislukken en de hoop verliezen, ook maar het kleinste deel van de mensheid van haar totale verderf te redden. Daar Ik echter als Schepper, Heer en Vader de teugels van de hele wereld in handen heb, zal Ik ook, zoals Ik het Mijn discipelen beloofde, bij diegenen wonen, die Mij liefhebben en Mijn woord o­nderhouden, dat wil zeggen Ik zal hun Raadgever en Leider zijn. Ik zal de rijpe zielen op hun weg leiden, die door bittere tegenslagen toegankelijk en murw gemaakt zijn, de vergankelijkheid van de wereld geproefd hebben en verlangen naar het betere.
Ik zal Mijn huidige volgelingen steeds meer sterken in hun geloof en vast vertrouwen in Mijn beschikkingen. Ik zal hen door Mijn wonen in hun hart schadeloos stellen voor alles, wat zij om Mijnentwege en vanwege Mijn leer moesten dulden, opdat zij midden in de troebele warboel van alle menselijke hartstochten het heldere uitzicht behouden en het doel van hun opgave niet uit het oog verliezen. Volg daarom met volharding Mijn woorden en Mijn leer!
Weet u, waarom Ik nu zelf door Mijn knecht en schrijver Mijn wil aan u meedeel?
De oorzaak, waarom sedert verscheiden jaren Mijn directe mededelingen rijkelijker vloeien dan in vroegere tijden, en dat Ik u zo veel hemelsbrood geef als sinds Mijn wandel op aarde nog nooit is gebeurd, is deze, dat juist nu het tijdstip nadert waarop de wereld haar hoogtepunt in dwaling en in het afwijken van Mijn scheppingsdoel zal bereiken. Opdat nu – temeer daar dit voorwaarde is voor Mijn wederkomst – niet alle mensen verloren gaan, heb Ik bepaald, dat van nu af aan enkelen, zoals eens Mijn discipelen, Mijn woord en leer o­nvervalst zullen o­ntvangen, niet versluierd zoals bij de profeten, maar helder en begrijpelijk, zoals Mijn discipelen het eens aan de volkeren leerden. Daar was het verspreiden van de leer moeilijker; tegenwoordig is echter door de uitvinding van de boekdrukkunst het verspreiden van Mijn leer veel gemakkelijker, zodat overal waar de duisternis van de wereldlijke macht zich wil doen gelden, het schijnsel van Mijn eeuwig liefde – en genadelicht kan doordringen.
Ik wil nu de o­ngelovigen de ogen openen en de letterknechten van Mijn bijbel de eigenlijke zin duidelijk maken, opdat niemand zich zou kunnen verontschuldigen, als zou hij er niets van geweten hebben en Mij door deze uitspraak zou willen beschuldigen, terwijl de hele schuld toch op hemzelf zal vallen.
Daarom wees sterk, gij weinigen, die verspreid in verschillende landstreken Mijn parels nog in eigen hart bewaren! Vertrouw op Mij! Ik woon bij en in u. Ik zal u leiden en niet verlaten, zolang u Mij liefhebt en Mijn woord o­nderhoudt. U heb Ik alles – Mijn Ik, Mijn schepping en de menselijke verhouding tot beide – met veel woorden duidelijk laten zien. Voor u is er geen reden tot verontschuldiging, als zou u er niet van geweten hebben. Alleen één ding is bij menigeen van u nog het geval, dat zij Mijn woord niet in de meest diepe geestelijke zin opvatten. Maar daartoe zal Ik u wel Mijn Trooster en Heilige Geest in de vorm van bittere ervaringen en twijfels zenden, om ook deze laatste schaduwzijde uit de harten van de Mij toegewijden te verwijderen; want wie geroepen is om eens op anderen in te werken, die moet standvastig zijn in zichzelf en precies weten, wat hij heeft te doen en te laten.
Mijn woorden zijn eenvoudig en duidelijk, maar de eigenliefde van vertalers en valse uitleggers mag er niet bij zijn; want anders zou door u veel verontschuldigd worden, wat bij Mij niet kan worden vergeven. Daarom o­nderzoek uzelf grondig! o­nthoud goed: Ik maak geen gekheid met u en wil ook niet dat u alleen dan met Mij omgaat, wanneer het u toevallig uitkomt!
Het leven is ernstig en Mijn zaak heilig! Achter dit vluchtige, aardse schijnleven staat een eeuwig, waar leven, waarin geen uitvluchten, geen verontschuldigingen kunnen en mogen gelden; want het is het rijk van de ware God, die slechts één waarheid kent en de liefde tot haar.
Leg u er op toe Mij lief te hebben en Mijn woord te o­nderhouden! U bewijst uzelf daarmee de grootste dienst; want u behaalt door deze liefde het rustgevend bewustzijn van een edele daad, van een betere positie en een gemakkelijker vooruitgang in het hiernamaals.
Ik ben geen streng Rechter, geen toornende God en wil dat ook niet zijn. Ik ben – zoals Ik het u vaak heb gezegd – een liefhebbende Vader, een vooruitziende Herder, die Zijn schapen op goede weidegrond zou willen voeren, ver weg van die streken, waar afgronden of andere hindernissen hun geestelijk leven in gevaar zouden kunnen brengen.
Ik wil alleen het goede, omdat Ik de Goedheid zelf ben! Ik wil alleen liefde, omdat Ik de Liefde zelf ben en Ik wil u tot geestelijke, hogere wezens maken, omdat Ik als het hoogste geestelijke Wezen zelf alleen zulke kinderen om Mij heen zou willen hebben, die Mij en Mijn rijk eer aandoen en hun vrede en vreugde alleen in Mij zoeken.
Hiervan getuigt het woord, dat Ik eens tegen Mijn discipelen sprak: “Wie Mij liefheeft, die zal Mijn woord o­nderhouden!” o­nderhoud dus Mijn woord en maak u Mijn liefde waardig, en dit woord in het evangelie is ook aan u vervuld! Amen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *