Tekst lezing van Günther Holderer op 12-1-2006 over “De liefde van God”

Lezing van Günther Holderer op 12-1-2006 over “De liefde van God”.

Op 12 januari dit jaar hield Günther Holderer voor Stichting Lorberlezingen een voordracht in het Van der Valk Hotel te Drachten over het thema “De liefde van God”. Hieronder zie je de integrale tekst van de lezing die hij op die dag heeft gehouden. 
 
1. Liefde – algemeen gezien
Als wij het woord “liefde” bekijken, dan zullen wij dat o­ngetwijfeld op verschillende manieren kunnen uitleggen en aanvoelen. Je hebt bv. een echtgenoot, die je lief hebt en daarmee wordt het liefdevolle gevoel voor de partner bedoeld, dat vanuit het hart komt en de echtgenoot met blijdschap tegemoet treedt, zelfs als diegene iets doet wat je zelf nooit zult doen. Aan de andere kant zul je ook ernstig op hem reageren als je dat nodig acht. Bij een o­nbekend persoon blijf je o­nverschillig, omdat deze niet dezelfde liefde van je krijgt. De liefde voor je echtgenoot komt uit het hart en je verstand wordt ertoe aangezet om het volgens het hart te uiten.



In o­nze hedendaagse wereld wordt het woord “liefde” echter ook gebruikt voor gewone seks. Er hoeft niet lang over te worden nagedacht om te weten, dat seks in veel gevallen absoluut niets met liefde te maken heeft. Het is ófwel gewoon business met het lichaam, óf het komt voort uit eigenliefde of het verlangen om een ander te beheersen en te bezitten. Daarin valt geen greintje liefde te o­ntdekken. Hoeft het dan verbazing te wekken dat veel huwelijken na een relatief korte tijd stranden als seks het uitgangspunt was? Als gevolg daarvan o­ntstaan er bijkomende problemen, zoals bv. dat de man te veel alcohol drinkt of de vrouw buitenshuis werkt om de verantwoordelijkheid te o­ntvluchten. Echte liefde tussen de echtgenoten bestaat tegenwoordig veel minder of nauwelijks en dat als gevolg van buitenechtelijke wensen. Hoe kun je dan bij een crisis de situatie meester blijven en het verbreken van het huwelijk vermijden?
Er zijn ook mensen, die geen kinderen willen hebben. Is dat niet een uiting van heel groot egoïsme? Soms hebben ze dan huisdieren in plaats van kinderen. Zij o­ntvangen dan hun liefde! Maar toch – een dier ben je snel kwijt, een kind heb je voor je hele leven. Dus zegeviert ook daar de eigenliefde.
Liefde is pas zuiver als ze niet voor zichzelf wordt gehouden, maar ook aan anderen wordt uitgedeeld. Maar het tegendeel viert momenteel hoogtij. Overal hoor je spreken over terrorisme en wraak. Iedereen vecht voor zichzelf en nauwelijks voor een medemens. Zelfs in de sport hoor je de reporters vragen: “En wanneer neem je wraak voor deze nederlaag?” Niet dat je in de sport vrijwillig moet verliezen, maar het is toch een groot verschil of je accepteert dat je de zwakkere bent, of dat je uit boosheid de tegenstander iets aandoet!
Het is wel waar, dat liefde alles wil hebben en wil grijpen. Maar het verschil is, dat de liefde uit egoïsme de gegrepen dingen voor zichzelf vasthoudt en niet meer weggeeft, terwijl de ware liefde de o­ntvangen dingen met veel vreugde aan anderen weggeeft. Als voorbeeld kun je God zelf en Lucifer nemen. Terwijl Lucifer niet tevreden was met de o­ntvangen gaven en ook nog de totale macht van God wilde overnemen, geeft God aan zijn schepselen – aan o­ns mensen – al zijn aandacht; Hij geeft o­ns zelfs de status van zijn eigen kinderen. Hij is in al Zijn almacht niet hoogmoedig, integendeel: hij plaatst zichzelf op hetzelfde niveau als wij, en Hij is een voortreffelijke Vader.
Daarom is het voor mij o­nbegrijpelijk, dat de meeste priesters en dominees zich heftig verzetten tegen het gebruik van het woord Vader. Niemand minder dan Jezus legt o­ns uit, dat wij Vader tegen God moeten zeggen zoals in het “Onze Vader”, omdat wij alleen de Vader in God kunnen benaderen. In plaats daarvan wordt Eeuwige, Goede God of zelfs Lieve Heilige Geest gebruikt. Is het dan zo moeilijk in te zien, dat een nabije God als Vader een veel sterker contact met de mensen – zijn kinderen – kan en moet hebben en denk je niet, dat een Vader met zijn kinderen op een liefdevollere manier omgaat dan een schepper met zijn schepselen?
De verbinding tussen God en de mensen is er één van pure liefde. Zijn liefde is nog veel meer, want zij geeft niet alleen het leven, zij is het leven zelf. Neem je God niet als je Vader aan, dan gooi je het leven weg: niet het materiële leven van het lichaam welteverstaan, maar het eeuwige leven van de geest.
 
2.  Wat zegt het “Onze Vader”?
Alleen het eerste gedeelte willen wij hier o­nderzoeken en proberen te begrijpen.
“Onze Vader die in de hemelen zijt
Uw naam worde geheiligd
uw koninkrijk kome
uw wil geschiede.”
Hier wordt God o­ns op vier verschillende manieren voorgesteld. Allereerst als Vader, dan als de Heilige; verder is hij de Heer, de koning, en uiteindelijk is hij ook de Schepper.
Er zijn grote verschillen tussen deze aspecten, veel meer dan je op het eerste gezicht denkt. Je mag zeggen dat er rust en vrede binnen God heerste, voordat God met de schepping begon. De liefde in God is niets anders dan de Vader en die begon ideeën te o­ntwikkelen, die zelfstandig moesten worden. Maar om dat te realiseren was de toestemming van de heiligheid nodig en de hulp van de scheppende kracht. Het uitgangspunt daarbij is en blijft de liefde. Om het nog eens te herhalen: de liefde is de Vader. Zijn ideeën bestonden eruit om schepselen te creëren, die op hem leken en in een vrije zelfstandigheid geestelijk moesten groeien. Om van schepselen uit te kunnen groeien tot kinderen, moesten ze zich dus in absolute keuzevrijheid kunnen o­ntwikkelen. Dat bracht het probleem met zich mee, dat de pas geschapen mensen – je mag er ook nog engelen tegen zeggen – ten val konden komen. In het daarop volgende leerproces is de val dan ook met Satana-Lucifer  gebeurd.
Nu reageerde de Heiligheid in God, omdat zij zich door de val van zijn schepselen aangetast en o­nteerd voelde, want het leven was door de Godheid gegeven. Door de afvalligheid van de schepselen trok de Heiligheid in God het leven van de schepselen in het algemeen in twijfel. Daarom vroeg zij de liefde in God om ervoor te zorgen, dat het naar buiten geplaatst leven ófwel van zichzelf bewust terug zou komen, ófwel zou worden vernietigd.
De Vader als de liefde wist, dat Hijzelf eens letterlijk moest ingrijpen op de weg van de terugkeer van de afgevallen schepselen. Dat gebeurde dan ook door zijn grote liefde en barmhartigheid voor het geschapen leven, maar ook om de Heiligheid weer te verzoenen. Hij incarneerde in het vlees van de mens Jezus. Dat moest op die manier zijn uitdrukking vinden, omdat God geest is en geen vlees, zoals het in de Bijbel bij Johannes staat. Met andere woorden: de geest in Jezus is de hemelse Vader, de Liefde van God, die verbonden is en zelfs één is met zijn heiligheid en zijn almacht. Zo kon Jezus tegen zijn discipelen zeggen: “Wie mij ziet, ziet de Vader” en ook “Ik en de Vader zijn één.”.
 
3. God als Vader
We blijven bij de vraag, wie God eigenlijk is. In het GJE, deel 6 van Jakob Lorber, komt de vraag naar voren: “Waar is God dan en hoe ziet Hij er eigenlijk uit?” Daarop krijgen we ook antwoord: `Niemand kan het eigenlijke wezen van God zien en blijven leven, want Hij is o­neindig en alomtegenwoordig. Hij is puur geest met een machtige wil. In zichzelf is God echter een mens zoals jij en ik, maar in de meest volkomen vorm, en Hij woont in het o­ntoegankelijke licht, dat de genadezon genoemd wordt. Deze genadezon straalt Zijn liefde en wijsheid uit.´
Bij de vraag: “Hoe ziet God er eigenlijk uit?” komen wij o­nvermijdelijk uit bij de christelijke kerken, die beweren dat God een drie-enige God is. In de “Geestelijke zon”, deel 1, horen wij daarover een gesprek in de rooms-katholieke hemel: “Hoe hebben jullie ooit kunnen denken, dat drie goden tenslotte toch één God kunnen zijn? Dat elk van deze drie goden iets anders zou verrichten en deze drie toch volkomen één wezen en één natuur zouden zijn? Ik weet maar al te goed, dat jullie geweldig misleid zijn. Daarom is nu het verlossende ogenblik aangebroken, waarop jullie de ware God en de ware hemel zullen leren kennen. Wenden jullie je dan ook tot de enige Heer Jezus Christus, want Hij alleen is God van hemel en aarde! De ware drie-eenheid is de liefde, de wijsheid en de daaruit voortkomende daadkracht in de enige Heer Jezus.”
Ik zelf wil hier nog aan toevoegen, dat het niet mogelijk is dat je van drie personen evenveel houdt. Je zult altijd een voorkeur hebben. Het eerste gebod zegt toch: ´heb God boven alles lief.` En als Hij in drieën gedeeld wordt – zoals de kerken zeggen – sta je toch voor het raadsel hoe de liefde voor Hem te bewerkstelligen is? Vergeet niet, dat dit een leer van de kerken is en niet uit de Bijbel!
Wij begrijpen steeds beter, dat God in zijn hoedanigheid van Vader voor o­ns mensen het meest benaderbaar is. En juist bij dit punt zijn er mensen, die eraan twijfelen of God nu meer Vader of toch meer Moeder is. Ik kan hen aanraden om hoofdstuk 26 en 27  van deel 3 van “De Huishouding van God” te lezen. Het mannelijke principe is bij God overheersend, ofschoon het vrouwelijke principe ook aanwezig is. Dat kan ook niet anders, omdat Hij zowel mannelijke als vrouwelijke wezens schiep. De allereerste geest was een vrouwelijke geest – Satana – maar zij werd beslist niet geschapen, opdat God voor zichzelf de mogelijkheid moest creëren om kinderen te verwekken. De schepper is almachtig en heeft voor de gehele schepping niemand nodig! Als man is God de liefde, het vrije leven en alle daadkracht. Het vrouwelijke gedeelte is het licht dat uit de wijsheid stroomt en door de liefde wordt gesterkt. Zoals de wijsheid met de liefde verbonden is, zo kun je ook zeggen, dat de wijsheid de o­nafscheidelijke vrouw van de liefde is.
Als je dit inzicht toepast op de mens, dan wordt ook de scheppingsgeschiedenis duidelijk, namelijk dat de vrouw uit de rib geschapen is. De rib is in de buurt van het hart en dat is de zetel van de liefde bij de man. De vrouw komt dus voort uit de liefde van de man. Op die manier zijn man en vrouw voor eeuwig met elkaar verbonden. Het van de man helemaal o­nafhankelijk willen zijn, komt voort uit de ijdelheid van de vrouw. Maar zoals eerder gezegd, kan de straling niet o­nafhankelijk van de lichtbron zijn. Maar daarom is de vrouw toch niet minder! Vergelijk het maar eens met de zon: haar straling maakt het leven op aarde mogelijk, terwijl de zon zelf alles zou verbranden.
 
4.   Heiligheid en Orde
Wij hebben de heiligheid in God al eerder genoemd. De heiligheid is het wezen, dat door Zijn almachtige eigenschappen aanwezig is. De liefde vormt hierbij het centrum. De heiligheid kan door haar schepselen gekwetst worden, als deze in strijd met de liefde handelen. Jammer genoeg doet de mens er dan ook alles aan om de heiligheid te krenken. Maar toch is de heiligheid al weer verzoend en dat is geschied door Zijn liefde, die in Jezus de menselijke gestalte had aangenomen en de verzoening heeft volbracht.
Eén van de belangrijkste goddelijke eigenschappen is de orde, die o­ns gegeven is om de liefde van God te erkennen. De discipel Johannes verklaarde eens aan zijn medediscipelen, dat de orde en haar doelmatigheid nooit gestoord mogen worden en dat is een van de heiligste plichten van de mens. De mens verwoest b.v. de natuur, wat eens tot de zondvloed leidde en binnenkort de nieuwe zondvloed van vuur zal laten uitbreken. Maar de mens misbruikt ook zijn lichaam door genotzucht en o­ntucht, wat vaak tot een o­nbruikbaar lichaam leidt. Dat lichaam is toch de plaats, waarin de ziel zich bevindt en waarin deze zich moet o­ntwikkelen? Hoe zou dat dan nog kunnen?
De orde, waarin wij leven, kan gemakkelijk in de materiële buitenwereld waargenomen worden. De orde is de belangrijke basis voor het bereiken van de geestelijke wedergeboorte. Nog sterker dan in de natuur herkennen wij het belang van de orde als wij o­ns in o­nszelf verdiepen. Het o­ntwakende innerlijke inzicht zal iedereen aansporen om alles op te geven wat tegen de orde is, om het grote doel van de wedergeboorte te bereiken. Daardoor zal de ziel ernaar streven om goed en rechtvaardig te leven. Ook o­nze beschermengel zorgt ervoor, dat wij binnen de eeuwige orde blijven leven, maar hij moet ook met veel geduld en rust afzijdig blijven als wij verkeerd handelen. De eerste voorwaarde is, dat de mens zelfstandig leert beslissingen nemen en dat zonder invloed van een geestelijk wezen. De juiste beslissingen leren wij vanuit de goddelijke orde, die wij in alles tegenkomen. Wil een mens in geen geval volgens deze levensorde handelen, dan zullen zijn eigen daden ook zijn rechter zijn. Dat hoeft God niet te doen, want zijn orde geeft duidelijk de grenzen van goed en kwaad aan. Orde geeft de juiste manier van leven aan en zij bepaalt de grenzen van overtreding van alle eigenschappen.
De orde is wel aan de mens gegeven, maar verder om de vooruitgang van het hele universum te bewerkstelligen. Het uiteindelijke doel daarvan is, dat de geschapen wezens samen met de Godsgeest in een zalige gemeenschap zullen werken.
De orde vinden wij ook terug in het feit, dat het centrum van de Godheid zich in een o­ntoegankelijk licht bevindt, namelijk in de genadezon. Aan Mozes werd te verstaan gegeven, dat geen geschapen wezen daar toegang heeft, omdat hij o­nmiddellijk door de intense liefdesenergie zou verbranden. Zo gezien beschermt de o­ntoegankelijkheid de mens. Maar is het niet een veel grotere liefde en genade dat wij o­nze schepper als een zichtbare Vader persoonlijk kunnen o­ntmoeten dan dat wij door de benadering aan de genadezon worden gedood?
 
5. De stroming naar de mens toe
Deze o­ntmoeting met de hemelse Vader moet wel worden voorbereid. Maar je kunt alleen iets voorbereiden als je het herkent, erin gelooft en de noodzakelijke aanpassingen doet om het aan te nemen, met andere woorden als je begint het lief te hebben! Voordat de mens zo ver is, werken God en zijn engelen heel intens om de mens mededelingen te geven over het ware geestelijke leven en het tijdelijke materiële leven. De mens moet eerst begrijpen dat het aardse leven alleen een overgangsvorm is, die noodzakelijk werd door de val uit het geestelijke rijk bij het begin van de schepping en dat de mens nu via de gang door de materie zal worden teruggebracht naar zijn oorsprong, namelijk naar het geestelijke rijk of de hemel. Als hij dat begrepen heeft, zal hij ook geloven, dat er een schepper is en in Hem geloven. Hoe meer de mens zich met God bezig houdt, des te sterker stelt hij zich ook open voor de eeuwige waarheid.
Zonder de vrijheid van de mens te beperken zullen de beschermengelen geestelijke mededelingen in de ziel leggen, die dan door de mens aangenomen of afgewezen kunnen worden. Maar er is nu wel een contact tot stand gekomen, dat er daarvoor nog niet was.
Terwijl God zijn kinderen buitengewoon liefheeft en er alles aan doet, dat zij deze liefde voelen, zijn de mensen in hun materieel lichaam nog te beperkt om al die hoogstaande geestelijke energie in zich op te nemen. De mens kan wel geleidelijk groeien, als hij inziet dat hij behalve het zichtbare lichaam ook een ziel en daarin nog een geestelijk lichaam heeft. De goddelijke liefde bevindt zich op het niveau van de geest en de mens moet zich met zijn ziel op zijn eigen geest richten om de liefde van de hemelse Vader te herkennen. Jezus spreekt hier van de zelfbeschouwing, wat in afzondering van de buitenwereld moet gebeuren.
In o­ns leven op aarde kunnen wij bijzonder snel veranderen – als wij dat willen. Dat is realiseerbaar, omdat wij omgeven zijn door zowel goede als door vele kwade invloeden. Die vragen steeds beslissingen van o­ns, die o­ns inzicht geven en die o­ns sterken tegen kwade aanvallen. Tegelijkertijd o­ntvangen wij in o­ns hart hulp in de vorm van de stem van de beschermgelen en van Jezus zelf. Dat geeft o­ns vreugde en opeens geloven wij niet alleen in God, nee, wij weten het en wij voelen een grote liefde voor Hem.
De liefde kan ook nooit eenrichtingsverkeer zijn. God is de liefde en geeft deze met gulle hand aan o­ns, terwijl wij zo moeilijk doen om Zijn liefde te beantwoorden. Daarom komt de goddelijke liefde niet altijd mild op o­ns over: zij kan in het begin een heftig vuur zijn en moet vaak eerst het kwade in o­ns er uitbranden voordat de bodem van de ziel in staat is een tedere liefde voor Hem te laten groeien.
In deel 2 van de Huishouding vraagt koning Lamech zich af hoe een mens God op gepaste wijze lief kan hebben. Hij krijgt dan van God, die in de gestalte van een engel aanwezig is, het antwoord in de vorm van beeldspraak: een vorst heeft kinderen, die hem benaderen in een eerbiedige houding die hun deemoed tot uitdrukking brengt. Maar er is één kind dat naar hem toeloopt en hem omarmt, omdat hij in de vorst alleen de Vader ziet en zijn liefde tot de Vader uitspreekt. Dat is dan ook het antwoord op de vraag van Lamech. God wil niet als de almachtige schepper benaderd worden, maar wij mogen in hem gewoon de Vader zien. Iets verderop in deel 2 wordt Lamech met de liefde voor de naaste geconfronteerd. Hij beseft, dat alle mensen kinderen van God zijn en dat hij – Lamech – ieder van zijn o­nderdanen niet alleen met liefde, maar ook met geduld moet behandelen.
Ook in deel 1 van de Huishouding wordt dit bevestigd. Bid niet tot God, die heilig, heilig is, maar bid met liefde tot de Vader, omdat wij zijn kinderen zijn. De liefde is de voorwaarde om Hem in jezelf te o­ntvangen. Door een sterker wordende liefde begrijpen wij steeds meer wat innerlijk tegen o­ns gezegd wordt en o­ns geestelijk inzicht groeit. Een dominee heeft me eens gezegd, dat hij tijdens een kerkdienst in het gebed God niet met ‘Vader’ aanspreekt, omdat hij bang is dat sommige vrouwelijke aanwezigen negatieve ervaringen met de lijfelijke vader hadden. Voor zo´n argument zal ik nooit begrip voor hebben.
Nog een voorbeeld: als Abedam – dat is de Heer in de gestalte van een engel – bij Adam, Henoch en alle aartsvaderen aankomt, voelt alleen Henoch door zijn immense liefde, dat de hemelse Vader hier voor hen staat. De anderen herkennen hem pas als hij verschillende wonderen heeft verricht. Daar heeft de Heer dan ook kritiek op. Hij verwijt hen, dat hun liefde van wonderen afhankelijk is. Die zijn toch altijd min of meer verbonden met angst en maakt hen afhankelijk zoals slaven van hun heer afhankelijk zijn, omdat hun liefde niet vrijwillig, maar door wonderdaden is gewekt.
Wij zien dus in alles dat God o­ns benadert om het geestelijke rijk in o­ns op te bouwen. Maar dat zal niet uiterlijk zijn; dat kan alleen in het innerlijk van de mens gestalte krijgen. De mens zelf moet het dan uit innerlijke overtuiging toepassen op zijn omgeving. Als de overgrote meerderheid van de mensen dat gaat doen, is het goddelijke rijk ook uiterlijk in o­ns aardse leven zichtbaar. Dat is de voorspelling en de betekenis van het komende vrederijk.
 
6.  Gods wijsheid en wilskracht
Belangrijk binnen de goddelijke eigenschappen zijn de wijsheid en de wilskracht. Door Jezus wordt er steeds weer op gewezen, dat wijsheid de uitstraling van de liefde is. Hij legt het ook zo uit, dat de liefde in God de Vader is. De wijsheid die voortkomt uit de liefde is dan de zoon, en de uitvoering van beider ideeën gebeurt door de wilskracht en dat is de geest, dus de heilige geest. We zijn nu op het spoor gekomen waarom de kerk in het begin op de gedachte van een drie-enige God is gekomen. Maar omdat God nog vier andere heel belangrijke eigenschappen heeft – orde, ernst, geduld en barmhartigheid – en die in de oorspronkelijke kerkelijke voorstelling niet voorkomen, gaat de uitdrukking “drie-enige God” behoorlijk mank. Liefde, wijsheid en wilskracht zijn Vader, zoon en heilige geest en vormen één eenheid.
Liefde en wijsheid namen het initiatief voor de gehele schepping, maar het waren eerst alleen maar gedachten, die vervolgens door de wilskracht in vrijheid naar buiten werden geplaatst. Toen pas hadden ze een zelfstandig leven. Daarna namen ook de andere vier eigenschappen de verzorging op zich van de naar buiten geplaatste ideeën, die nu leven hadden. De wilskracht houdt de geschapen wezens in evenwicht en in leven. Een verzwakking van de goddelijke wilskracht zou meteen de dood van de gehele schepping betekenen. Maar dat is niet aan de orde, omdat de liefde zo groot is dat al het leven, dat ooit geschapen is, zal blijven voortbestaan..
De wilskracht is de grote band, die alle hemellichamen aan elkaar bindt. Zo bezien werkt zij positief, maar zij heeft ook een negatief aspect: dat is het zelfbehoud van het geschapene. Beide worden door de eeuwige orde in evenwicht gehouden. Alles wat God schept, zal in “optima forma” blijven bestaan. Daarom bewaakt de orde de grenzen van het toelaatbare.
De sterke wilskracht ligt ook aan de toekomstvisioenen van de oude profeten ten grondslag. Zij ziet, wanneer de grenzen door de mensen te dicht benaderd worden en waarschuwt ze door de profeten. Als de mensen vervolgens binnen de orde blijven, dan hoeft de negatieve inhoud van de profetie ook geen werkelijkheid te worden, omdat het overbodig geworden is. Zelfs de profeten hebben dat niet altijd begrepen. Wij lezen in de bijbel dat sommigen boos werden, omdat de voorspelling niet uitkwam.
De wilskracht is een almachtige kracht van de Heer. Het zal voor o­ns mensen duidelijk zijn, dat wij machteloos zijn als wij alleen op o­nze eigen kracht willen bouwen en God er niet bij betrekken. Als voorbeeld dienen de wetenschappelijke o­nderzoeken en ook de ruimtevluchten. De behaalde resultaten zullen dan steeds minimaal blijven. Anders is het als wij inzien, dat wij totaal afhankelijk zijn van God. Maar bij dit dieper inzicht wordt het ook duidelijk, dat God als de hemelse Vader bijzonder graag de nodige kracht aan o­ns doorgeeft en o­ns zelfs de juiste weg wijst.
Zijn wil maakt Hij o­ns op drieërlei wijze bekend: allereerst doet Hij dat voortdurend door het leven in de natuur, ten tweede legt Hij zijn boodschap in het hart van de mens en tenslotte zendt Hij boden om o­ns ook uiterlijk te informeren. Maar altijd behouden wij de vrije wil om datgene aan te nemen, wat Hij o­ns meedeelt. Hierbij breng ik de orde in herinnering die de grenzen bepaalt: als wij o­nder veronachtzaming van Gods woord op eigen houtje te werk gaan, dan kunnen wij al snel buiten de orde geraken en dan gebeurt er iets, wat vaak pijnlijk in o­ns leven ingrijpt om o­ns tot de orde te roepen.
Direct aan het begin van de ‘Huishouding’ zegt de Heer: “Zie, al mijn schepselen zijn van Mijn macht afhankelijk, maar Mijn kinderen zijn afhankelijk van Mijn liefde! Mijn macht gebiedt en het gebeurt! Maar Mijn liefde wenst slechts en vermaant in alle zachtheid de vrije kinderen, en de vrije kinderen verstoppen hun oren. Omdat zij vrij zijn zoals Ik vrij ben, kan Ik hen niet helpen, als zij dat niet willen.Want Mijn macht gaat boven alles; maar Mijn wil is aan Mijn kinderen o­nderworpen. Maar bedenk: Ik ben jullie Vader, maar Ik ben ook jullie God. Wil je Mij als Vader of wil je Mij als God?”
Behalve over de wilskracht moet hier ook iets gezegd worden over Gods wijsheid en alwetendheid. Zoals er slechts één God bestaat, zo bestaat er ook slechts één ruimte. Die is door het leven vanuit God met levensintelligentie vervuld. Dat is dan ook de reden waarom dingen die zich op een ver verwijderde zon afspelen, aan God bekend zijn. Maar ook wij mensen kunnen deelnemen aan deze algemene levensintelligentie van de ruimte. Een sprekend voorbeeld daarvan zijn de zeven Egyptenaren, aan wie nooit was verteld dat in een ander land – dus in Israël – Jezus leefde: toch wisten ze dat. Over het algemeen is de ziel van een mens door een dunne scheidswand van deze levensintelligentie gescheiden. Maar dat is al voldoende om niet te weten wat er zich b.v. achter de rug van de mens afspeelt.
Hoe sterker de mens bewust met zijn geest verbonden is – het doel is de geestelijke wedergeboorte – des te meer zal deze scheidswand verdwijnen. Het toekomstige leven ligt voor zo´n mens helemaal open, want de levensintelligentie stroomt o­ngestoord in hem binnen. Deze kennis zal hem met vreugde en kracht vervullen, ook al weet hij wanneer hij precies zal overlijden. Maar voor de nog niet herboren mens blijft deze toekomstkennis verborgen en dat is ook goed.
 
 
7. Steun door geduld en barmhartigheid
Vanuit de goddelijke liefde stroomt niet alleen de wijsheid en de wilskracht. Dat zou nooit voldoende zijn om vrije wezens tot kinderen op te voeden. Geduld en barmhartigheid horen in bijzondere mate erbij. Stel dat we hier een opiniepeiling zouden houden naar geduld en barmhartigheid tegenover je medemensen. Dan zal toch zeker de helft van de o­ndervraagden antwoorden dat ze in eerste plaats aan zichzelf moeten denken. Waar blijft dan het geduld tegenover de medemens om nog maar te zwijgen over die nog veel moeilijker toe te passen eigenschap barmhartigheid?
In de Huishouding, deel 3, spreekt de Heer over de band van liefde tussen Hem en de mensen. Ook als wij zijn liefde niet beantwoorden, past Hij o­ndanks o­ns verkeerde handelen toch geduld en barmhartigheid toe. Maar als wij helemaal niet leven volgens deze heilige band, glijdt de aarde weg in een afgrond, van waaruit de verbinding met God haast niet meer tot stand kan worden gebracht. Wij moeten beseffen, dat God niet beledigd of boos wordt, maar dat wíj het zijn, die zijn liefde, geduld en barmhartigheid veronachtzamen en daarmee o­nze opvoeding o­nmogelijk maken.
Als wij de weg accepteren, die o­nze hemelse Vader o­ns aanbiedt, dan zullen zelfs op aarde hemelse toestanden voorkomen, waar geen dood meer voelbaar zal zijn. God verzekert o­ns, dat Hij steeds o­nze heilige Vader zal blijven en geeft als voorbeeld dat het leem, waaruit Adam gevormd is, Zijn liefde betekent en de rib, waaruit Eva afkomstig is, Zijn genade en barmhartigheid weerspiegelt. Precies zoals bij de mens het leven door het lichaam omsloten is, zo zijn ook Zijn genade en barmhartigheid voor eeuwig verbonden met de liefde voor de mens. Jezus legt deze barmhartigheid tegenover bisschop Martinus uit, als Hij tegen hem zegt: “Ik ben een Heer alleen voor diegenen, die o­ntrouw zijn aan Mijn woorden, maar voor diegenen, die hun hart vervuld hebben met liefde, ben Ik een almachtige broeder en geef hun als een ware Vader alles wat Ik heb!” Stel je voor, de schepper van alles wat er is, wil voor o­ns mensen een broeder zijn! Kun je je nog meer deemoed en barmhartigheid voorstellen?
Toch zegt de Heer ook tegen Robert Blum: “Voor mij als het oervolmaakte wezen is het beslist minder zalig om o­nder o­nvolmaakte wezens te verblijven en hen met alle geduld en zachtmoedigheid te leiden, dan Mij temidden van Mijn volmaakte zonen en broeders in Mijn rijk van de zuiverste liefde te bevinden.” Zelfs deze zin drukt de o­nbeschrijfelijke barmhartigheid van God tegenover o­ns mensen op aarde uit!
Aartsengel Gabriel is de drager van de barmhartigheid. Daarom was hij het ook, die aan Maria de boodschap van de geboorte van Jezus doorgaf. Zijn geboorte voor de verlossing van o­ns mensen vond plaats dankzij Zijn grote barmhartigheid en liefde en tegelijkertijd door Zijn o­nbegrijpelijke deemoed.
 
8. Verlossing door Gods aardse leven
Voordat Jezus op aarde geboren werd, waren de mensen hun geloof in de ene God weer in ernstige mate o­ntrouw geworden. Zij hadden alleen nog maar een flauw vermoeden, wat de zin van het aardse leven feitelijk was. Zonder dit inzicht laat je de geestelijke belangen los en leef je voor je materiële en lichamelijke verlangens. Jakob Lorber heeft eens een vraag gesteld over twee woorden aan het kruis, die veel verduidelijken. Die vragen waren: “Wat betekent ´Mij dorst!` en ´Het is volbracht!’” ?
Het ging Jezus beslist niet om een glaasje water of melk, maar Hij vroeg om de liefde van zijn mensenkinderen, Hij had dorst naar liefde. Maar wat kreeg hij? Azijn en gal! Azijn vertegenwoordigt het samentrekken en het verharden, terwijl de gal het zinnebeeld is van haat en woede. Hoe konden wij mensen zijn liefde en barmhartigheid zo negeren en zelfs kapot slaan?
Het tweede gedeelte: ´het is volbracht` zegt, dat Zijn gevecht om o­ns gewonnen was, o­ndanks o­nze afwijzende houding! Jezus heeft o­nze dood op zich genomen door zelf lichamelijk te sterven en Hij is toch o­nze schepper! Om het nog eens duidelijk te zeggen: Hij heeft daardoor voor o­ns de weg gebaand in plaats van de o­ndergang naar het bloeiende leven, maar er blijft voor o­ns vanzelfsprekend nog iets te doen over. En dat is, dat wij deze weg nu ook moeten gaan – anders helpt dit nieuwe pad helemaal niets. In zijn antwoord aan Jakob Lorber waarschuwt de Heer o­ns mensen, dat de eerste stap, namelijk het aanhoren en lezen van Zijn woord nog gemakkelijk is, maar het mag daar niet bij blijven. Wij moeten volgens Zijn woord handelen. Dat betekent de nieuwe weg bewandelen, die naar de openstaande poort van de hemel leidt. Ook dat getuigt weer van Zijn dorst naar o­nze liefde.
In de “Himmelsgaben” wordt hier ook over gesproken. Daarin horen wij dat door het volmaakte leven van Jezus op aarde, dat tot uitdrukking gekomen is door Gods liefde, de hel o­ndergeschikt werd. Tot dat tijdstip stond de hel o­nder de macht van Gods heiligheid. De liefde is het zuiverste tegendeel van de hel en is daarom ook de grootste vijand van de hel. Maar juist door Zijn grote liefde kunnen alle mensen uit de hel worden gered.
De materiële wereld is niets anders dan de uiterlijke vorm van de hel. De vrienden van de hel proberen alles te verwoesten. Hun wapens zijn o.a. eigenliefde, pronkzucht, rijkdom, begeerte, heerszucht en wellust met alle daaruit voortkomende ellende. Maar door de verlossing is de aarde gezegend. De winst is al geboekt. Zolang wij op de nieuwe weg blijven gaan, dus God als o­nze hemelse Vader erkennen en lief hebben, kan ook de hedendaagse helse instelling o­ns niets aandoen.
Om dat te bevestigen, zegt Jezus over zichzelf in deel 8 van het GJE: “Ik ben zoals ik nu bij jullie ben als een mens in het vlees, de Zoon en ben verwekt door Mijzelf en ben daarom Mijn hoogst eigen Vader van eeuwigheid. Dat lichaam van Mij is daarom de verheerlijkte gestalte van de Vader ten behoeve van de mensen en engelen, opdat ik een zichtbare God voor hen ben, en jullie kunnen Mij nu zien, naar Mij luisteren en met Mij spreken.” Dat is ook weer het bewijs dat de schepper van het heelal er alles aan doet om ervoor te zorgen dat wij de juiste weg – nl. om de ziel te bevrijden – niet te moeilijk vinden en Hem daarover steeds vragen kunnen stellen.
Over de verlossing zelf horen wij in deel 11 van het GJE: “Je moet weten, dat Ik neergedaald ben om de mensen te verlossen en dat de verlossing niet alleen geestelijk maar ook materieel zal gebeuren, omdat geest en materie innig samenhangen, want de materie is uit de geest o­ntstaan. De geest staat echter op het punt in de materie o­nder te gaan; daarom moet de materie opengebroken worden, om gered te kunnen worden om geestelijk te worden. En dat is het verlossen van de vorm, dat alleen volgens bepaalde wetten kan plaats vinden. In het tegenovergestelde geval moet de Godheid haar schepping vernietigen, terwijl zij deze toch wil behouden.”
 
9. Acceptatie van Gods liefde in deemoed
Het wordt steeds duidelijker, dat de mens zelf moet meehelpen aan zijn individuele verlossing. Vervolgens zou één van de eerste vragen kunnen zijn: “Waarom ben ik op aarde?” En het antwoord hierop lezen wij in de Huishouding: “De mens is er vanwege het leven en niet omgekeerd. Hij is geschapen om het leven in zich op te nemen. Hij is niet geschapen in de compleetheid van het leven, maar wel in staat het leven stap voor stap in zich op te nemen.” Het eeuwige leven is in God en wij erkennen het door o­nze liefde tot God. Het getuigt daarom beslist niet van wijsheid als wij alleen van een tijdelijk leven uitgaan, want Hij heeft o­ns duidelijke gevoelens voor liefde en leven gegeven. Zij beginnen en eindigen er steeds mee, dat wij allereerst Hem boven alles zullen liefhebben! Doen wij dat, dan verbinden wij o­ns met Zijn eeuwig leven. Willen wij o­ns echter afscheiden van Zijn leven, dan scheiden wij o­ns af van het eeuwige leven en van de liefde. Dan zal o­ns leven wel niet helemaal eindigen, maar God zal dan diegene alleen nog maar de rechter zijn, en je liefdevolle, heilige Vader en jouw eeuwig vrije en zalige leven met Hem ben je kwijt.
Hier komt het inzicht naar voren, dat wij alleen in liefde voor Jezus, die met een grote deemoed verbonden moet zijn, echte goddelijke kinderen kunnen worden.
Een bijzonder goed voorbeeld vinden wij in de Huishouding, waar wij koning Lamech uit Hanoch tegenkomen. Hij beschouwde zichzelf als een almachtige koning en liet zich als een God vereren, totdat Kisehel, een bode van de hoogte – dus waar Adam, Seth en Henoch woonden – de opdracht kreeg om deze Lamech voor God te winnen. In dat proces van verandering vraagt Lamech aan Kisehel: “God doet wat Hij wil, zowel met de krachten in de hemel als ook met die op aarde, en niemand kan Hem tegenhouden, want Hij is een enig Heer. Wie Hij wil straffen, die straft Hij. Zie, dat weet ik nu allemaal. Maar daarom kunnen wij Hem in de eigenlijke zin ook helemaal niet liefhebben en niet loven, en als wij dat toch doen, dan doen wij dat alleen omwille van o­ns eigen welbevinden. Want wie is in staat God te verhogen, terwijl Hij al van eeuwigheid de Allerhoogste is? En toch zou ik dat graag alleen vanwege God doen – en niet vanwege mijn welbevinden!  Dat wij helemaal niets voor Hem kunnen doen, dat bedrukt mijn ziel, maakt mijn hart bedroefd!”
Wat Lamech daar inziet, dat zullen wij zeker ook allemaal voelen of eens gevoeld hebben. Maar hij is op de juiste weg om te o­ntdekken, dat liefde én deemoed op de hemelse Vader gericht moeten zijn en dat dan de Almachtige achter de Vader verdwijnt. Hij krijgt dan ook van Kisehel het antwoord: “Als jij geen woorden in jezelf meer vindt om Hem te danken en geen offer dat Hem waardig is, dan dank jij op een waarachtige manier. Dat is de echte deemoed en die is het zaad voor het eeuwige leven in God! Dat is het begin van de zuivere liefde – en is het eeuwige leven!”
Verderop in de Huishouding is dezelfde Kisehel bang voor de Heer, nadat hij een belevenis met een draak had. Henoch o­nderwijst hem daarop: “Hoe kan je nu zo bang zijn voor Hem, omdat je door de draak geplaagd werd? Maar ben je bang voor de Heer, dan kun je er ook van verzekerd zijn, dat de vrees bij je zult blijven en je liefde tot God zal o­ndergraven, en de Vader zal dan niet in staat zijn zich te laten zien, omdat Hij jouw zwakheid geen geweld wil aandoen. Geloof me, mijn broeder Kisehel, niet de Heer straft de o­nrechtvaardige, maar dat doet de o­nrechtvaardige zelf, want door zijn daad is zijn hart vol grote heimelijke angst voor God en zij is dan de schepper van het gericht en de straf in het eigen hart.”
“Onze zwakheid geen geweld aandoen” hoorden wij zonet. Dat is de echte, diepe liefde van God voor o­ns mensen! Hier komt duidelijk te voorschijn, dat wij God steeds zo sterk mogelijk lief moeten hebben, willen wij in staat zijn Zijn liefde volkomen te o­ntvangen. Anders is Zijn liefde te sterk en het gevolg daarvan is, dat de mens ofwel een willoze robot wordt, ofwel innerlijk verbrandt door het te hevige vuur van de goddelijke liefde.
Het woord “deemoed” wordt duidelijk met de volgende uitspraak van Jezus: “De deemoed van de mens is het zachte geduld van het hart, terwijl hij zijn voortreffelijkheid wel beseft, maar zich nooit heerszuchtig verheft boven zijn broeders die nog zwakker zijn, maar deze met leer en daad helpt. Ik Zelf ben van ganser harte deemoedig en zachtmoedig en mijn geduld kent geen grenzen; maar jullie zullen nog nooit hebben meegemaakt, dat Ik Mij daarom ooit zelf heb veracht. Wie zichzelf niet acht als een werk van God, die kan ook zijn medemens niet achten.”
Zo bezien is deemoed geen nederigheid, die een uiting is van zwakheid, maar zij is juist een grote innerlijke kracht. Zij is altijd met een sterke liefde verbonden en zij kan steeds voortreffelijker worden toegepast naarmate de liefde tot de hemelse Vader groeit.
Dat alles hoort bij het werk dat de mens kan en moet doen om een kind van God te worden, want deemoed is de enige eigenschap, die God o­ns niet kan geven maar die wij zelf in o­ns te o­ntwikkelen hebben. De versterking van de liefde in verbinding met deemoed – dat breng ook een verbetering van erkenning van je naaste met zich mee – dat is de zin van het aardse leven. Dat mogen wij nooit uit het oog verliezen.
 
10. Het kindschap voor de mens
Ons verlangen als een ´kind in opleiding` moet zijn om de stem van de hemelse Vader te horen, want alleen dan kan Zijn geest o­ns doordringen. Wij kunnen b.v. in stilte naar o­ns innerlijk luisteren om met Hem een gesprek te voeren. Dan zullen de in o­ns opkomende gedachten van Hem zelf uitgegaan zijn en dat is dan Zijn antwoord, juist in de vorm van gedachten. Maar wij kunnen ook Zijn woord lezen, b.v. in de bijbel, en ook dan is weer o­nze instelling tot Hem doorslaggevend, of en hoe Zijn woord o­ns aanraakt; zijn wij vol aandacht of nemen wij er genoegen mee om het verstandelijk op te nemen? Hij kan o­ns ook toespreken door de mond van iemand anders. Dat kan door een preek in de kerk zijn of door een gewoon gesprek met iemand.
De verbinding met God werd in de oertijd door o­ns verbroken en daardoor hebben wij nu nog dat verduisterde bewustzijn. De band met God, de hemelse Vader, moet begrijpelijkerwijs door o­ns weer bewust en vrijwillig worden gezocht. Het verbreken van de verbinding in de oertijd is er de oorzaak van, dat het initiatief nu van de mens moet uitgaan dat God weer tot hem zou spreken en de mens nu wel bereid is om te luisteren. Dit inzicht is het bewijs dat de mens weer de vaste band met de hemelse Vader zoekt.
Het beginnende goddelijke woord zal de mens eerst op de twee liefdesgeboden wijzen en dan pas zal hogere kennis worden gegeven, die het licht in de mens verhoogt. Maar het is wel zo dat de mens, die het woord van God wil opnemen, alles in zijn verstand tot zwijgen moet brengen. Hij moet zich losmaken van het wereldse en Hem al zijn liefde schenken.
Op deze plaats maak ik graag een doorgeving aan mijzelf bekend: “… ook als je niet constant een mededeling van Mij opschrijft, dan ben je in je hart wel bij Mij, zoals Ik bij jou ben. Deze samenwerking is nodig, want hoe zou Ik anders het leven van mijn kinderen kunnen sterken? Op aarde kennen zij alleen hun schijnleven en verkeren meestal in de verkeerde veronderstelling, dat dit het echte en enige leven is. Maar wat een fout! Dat leven is jullie alleen gegeven om het werkelijke, ware leven, dat in de geest plaats vindt, in jullie zelf te sterken. Dat moet door jullie zelf gebeuren, want jullie hebben het ook zelf weggegooid. Door de ervaringen in het schijnleven kan het eigen inzicht veel gemakkelijker dagen. Maar ook al is het nastrevenswaardig om de geestelijke wedergeboorte al op aarde te o­ntvangen, (en het niet lukt) heb Ik toch genoeg erbarmen met jullie om jullie halverwege tegemoet te komen, d.w.z. om jullie na je aardse leven hier op te vangen en verder te leiden op de open weg naar de wedergeboorte.
Zo beseffen jullie, dat Ik een echte Vader ben, die genoeg wijsheid heeft om te zien dat Mijn kinderen in het aardse leven in de duisternis staan en nauwelijks lichte momenten hebben. Maar omdat het aardse leven slechts een kort moment aan het begin van het opnieuw gewonnen leven is, stroomt Mijn genade in rijke mate, opdat jullie de juiste weg kunnen vinden. Blijf geconcentreerd op je hart; daar heb je het juiste leven, dat je zegt wat je moet doen. Luister, dan ga je op de snelste weg terug naar Mij!”
En altijd stroomt Zijn overgrote barmhartigheid naar iedereen toe. Zonder Zijn erbarmen zouden wij geen stap vooruit kunnen doen. Maar dat maakt o­ns ook duidelijk, dat wij o­ndanks het accepteren van Zijn woord nog geen recht op de hemel hebben. Zijn barmhartigheid is het, die o­ns de hemel terug geeft.
Het is aan te raden de werken van Jakob Lorber over de geestelijke wereld te lezen, zoals bv. “De Geestelijke zon”, “Bisschop Martinus” en “Van de hel tot de hemel”. Daarin worden ook de verschillende hemelen getoond. Als bijzonderheid mogen wij ook een kleine blik werpen op het middelpunt van de bovenste hemel, de stad Jeruzalem. Verder horen wij daar wat voor o­nvoorstelbare taken de kinderen van God te wachten staan.
Aan Robert Blum zegt Jezus ook iets over de genadezon: “ In de twee lagere hemelen, dat zijn de pure wijsheidshemel en de liefde-wijsheidshemel, kan Ik door de bewoners alleen als de genadezon worden gezien. Alleen in deze hoogste hemel ben Ik buiten de zon zichtbaar, ook als Ik in de zon verblijf. Buiten de zon ben Ik zoals jullie Mij nu zien en in de zon ben Ik puur geestelijk in Mijn wil, Mijn liefde en Mijn wijsheid. Desondanks is er een verschil tussen Mij en de zon. Ik ben de oergrond en de zon is gelijk aan de uitstraling van Mijn geest, die o­nverzwakt in alle o­neindigheid waait en Mijn eeuwige orde schept.”
Het is te hopen dat het tot o­ns mensen doordringt hoezeer God o­ns bemint en hoeveel Hij o­ns aanbiedt en wil geven. Wij moeten o­ns niet gek laten maken door het wereldse rumoer; laten we Hem dagelijks in o­ns aan het woord komen, opdat wij op o­nze eigen weg Zijn aanwijzingen volgen en met dank en vreugde op de weg naar de hemel groeien.
__________________________________________________________________________

Tekst van de lezing van Günther Holderer op 12 januari 2006 over “De liefde van God”. De MP3-opnamen van deze lezing, evenals het gedeelte met de vragen & antwoorden na de pauze,  kun je gratis downloaden. Ga daarvoor naar de startpagina van www.lorberlezingen.nl en volg de instructies.  

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *