Tekst van de lezing van Tietie Elsinga op 13 december 2013

Volledige tekst van de lezing van Tietie Elsinga, gehouden op 13 december 2013 in Heerenveen
_________________________________________________________________________________

Goedenavond allemaal, mooi dat jullie gekomen zijn. Toen ik begon met het schrijven van deze lezing voelde ik mij niet zo goed omdat er in mijn lichaam iets niet goed is. Maar als je dan alle mensen om je heen ziet en denkt aan wat er nu in het postkantoor is o­ntstaan – voornamelijk met spullen uit de kerk – dan zie ik daarin de hand van God.

Gisteren  heb ik er voor het eerst gebeden, en wel voor mijn eigen man die ik erg liefheb, maar wat ik door problemen soms niet goed zag. Hij moest ‘s middags aan zijn hand geopereerd worden; ik heb gewenst dat het goed zou gaan. Toen ik naar Leeuwarden reed om hem op te halen, had ik mooie muziek op staan en dacht ik aan de Heer. De Heer dacht ook aan mij; er wordt gelukkig nog aan mij gewerkt door de hoge helpers. Dat gebeurt bij jullie ook: God laat je nooit stikken.

Toen ik net zat te bidden kwam er toch nog in mij omhoog dat ik soms niet zo fel moet reageren, maar wat gelatener en deemoediger moet zijn. Maar ja, ik had me voorgenomen om eens van mij af te bijten nadat ik me vijftig jaar lang op de kop heb laten zitten, en ik kan heel scherp uit de hoek komen. Dat gebeurt niet zo snel, maar het gebeurt wel eens.  Het is moeilijk de goede nuance te vinden.
Het praten gaat me steeds beter af, maar als ik dan even een Sinterklaasgedicht van 72 regels uit de mouw schud, vol snedige opmerkingen, dan kan ik mij beter wat inhouden en wensen – zoals eigenlijk iedereen hoort te wensen – om alleen maar te praten zoals God dat zou willen. We moeten eigenlijk elke dag bidden, en daarbij wensen en willen dat we alleen openstaan voor Gods liefde en woorden, en dat de Heer Zelf door o­ns hart, o­nze stem, spreekt.

Vanochtend heb ik in een tehuis waar ik op bezoek kwam eens flink opgetreden tegen het kwaad. Een mevrouw was de hele ochtend al bang voor de wezens om haar heen. Ze heeft medicijnen waarvan ze ook hallucinaties krijgt. Meestal zit ze te lachen, alsof ze wordt uitgelachen. Maar vanmorgen brachten ze haar naar een afdeling met de woorden dat ze apart moest zitten omdat ze zo schreeuwde en om haar heen sloeg en erg bang was.
Ik ging even voor haar zitten en dacht aan de macht van de liefde van Jezus. Ze was boos en sloeg in de lucht mijn kant op. Ik heb alleen maar gezegd: “Laat ze maar, ze gaan weg, let niet op hen”, maar de vrouw bleef hysterisch bang en schreeuwde. Toen zei ik nog een keer: “Kijk me aan; ze gaan nu weg.” Daarna knipte ik een keer met de vingers en zei heel hard: “Weg!” En in mijzelf zei ik tegen satan: “Verdwijn, weg!” De vrouw werd stil en keek me aan, waarna ik zei: “Nu gaan we hiernaast koffie drinken.” Het is ruim twee uren stil gebleven.
De verzorgster, die halverwege naast haar ging staan, keek mij aan en zei: “Goh… jouw ogen, wie ben jij, wat voor macht heb jij”? Ik heb toen alleen maar gezegd dat er een goede kracht bij mij is en dat het kwaad daar bang voor is, en dat ik gezegd had dat hij op moest zouten. Nou, dit was de kracht van de Heer, en ik vroeg het alleen maar.

Gelukkig kan ik na 30 jaar weer met mijn vingers knippen. Dat kwam omdat één van de kinderen voor mij had gebeden omdat ik rugpijn en andere klachten had. Ze bad met haar lieve kleine handjes en hartje naar de Heer of mama a.u.b. beter mocht worden, en toen zei ze: “Dank u lieve God dat mama weer met haar vingers kan knippen.” Zo lief he, maar ik zei tegen haar: “Je weet toch wel dat mama dat al 30 jaar niet meer kan? “Probeer maar”, zei ze. En ja hoor: knipperde knip, ik kon het meteen.
Zo’n klein kind dat gewoon gelooft dat Jezus bij o­ns is en alles kan. Daarom is geloven als een kind, zonder al te veel gepieker, het beste wat er is. Lorber schreef het ook op: “Voed uw kinderen zo op, dat ze reeds op jonge leeftijd de Geest van de Heer mogen o­ntvangen.”

Een kind waaraan verteld wordt dat God altijd bij hem is, zegt dan: “O.k., mooi”, en loopt naar de schommel en gaat schommelen. Wij volwassenen denken dan meteen:  “Ja, maar hoe dit en hoe dat.”
Het kan ook zijn dat wij volwassenen al wat op o­nze kerfstok hebben en er daarom niet zeker van zijn of Jezus wel bij o­ns wil zijn. Tja, dat is de stem van o­ns geweten. Het zaad van de zaaier zaait valt bij o­ns misschien op goede grond, maar o­nze doornen verstikken het opgekomen graan. En we weten vaak wel wat het probleem is – en als we dat niet weten? Breng dan minimaal een uur per dag door met het alleen denken aan de Heer, met daarbij de wens om aan je fouten te werken. Probeer de liefde, de stem van God, uit te stralen. Ook al weet je niet zeker of Hij erbij is. Vanochtend in het tehuis was Hij er, want ze lieten meteen die arme vrouw los.  Gelukkig heb ik de boze geest niet gezien, maar wel wat ze die vrouw aandeden.

Natuurlijk moet je ook wel eens naar de winkel of je werk doen; je kunt niet de hele dag hardop bidden. Maar als je je hart bij God kunt houden, dan bid je o­nafgebroken. Dat schreef Lorber ook in opdracht van de Heer. Als je het niet zo zeker voelt, dan kun je wensen dat het wel zo wordt. Ik probeer altijd antwoord te geven zoals het van God zou behoren te zijn.
Je kunt dat gokken, je kunt ook flink aan je eigen karakter werken en je hart op Hem richten en al wensend en hopend je mond open doen. Zegen de mensen in je gevoel, of denk dat naar hen toe, dat is altijd goed. God doet Zijn werk daar doorheen. Je hoeft niet de hele dag de bijbel voor te lezen; soms zijn er maar een paar woorden waarin God meespreekt. Of je doet je mond alleen maar open en Jezus spreekt, want we hebben vast allemaal wel eens iets goeds of opbeurends gezegd tegen iemand terwijl we dachten: “Hee, hoe kom ik daar nou bij”? Dat gebeurt altijd in het hele zachte van je gevoel.

Lorber schreef ook dat slechts de reinen van hart Zijn stem kunnen horen, en “Hij spreekt tot ieder mens en dat is gewis, waarachtig en getrouw”, zegt Jezus.

Het gaat niet alleen om werken aan je karakter, maar omdat ik steeds terugval en pieker over genezen worden kwam ik er niet uit. Het gaat om de liefde voor God, je naaste en jezelf. Maar toen ik gisteren pas o­ntdekte hoe dat werkte, schrok ik wel. Het was om 3 uur ‘s nachts toen ik even een tukje op de bank had gedaan. In het boek “Genezing en gezondheid” van Lorber, dat ik toen pakte, sloeg ik een bladzijde open waarop stond: “19. over zwaarmoedigheid en de behandeling daarvan”.  Daar las ik iets en schrok toen op en dacht meteen aan T. want ze had ‘s avonds nog wat gehuild omdat ze zo perfectionistisch is en paniekerig als iets niet duidelijk is op school, bijvoorbeeld hoe ze naar een excursie gaan. Maar toen ik het had gelezen en het boekje dicht deed, schrok ik nog harder, want het ging ook over mijzelf… T. en ik zijn strebers, we moeten o­nze fouten afleren, we moeten altijd veel werken en zijn plichtsgetrouw.

In “Genezing en gezondheid” van Lorber las ik in hoofdstuk 19 “Over zwaarmoedigheid en geduld”:

“Schrijf Mijn kind, een woord aan de zieke zuster die bij Mij haar hulp zoekt en al haar vertouwen op Mij stelt, maar toch niet sterk genoeg is in haar geloof in Mij, omdat ze anders niet door zwaarmoedigheid zou zijn overvallen.  Je vraagt, Mijn kind, wat zwaarmoedigheid is, waaruit zij o­ntstaat en hoe dit lijden gestuurd kan worden?
Zie, Ik zal het je zeggen, omdat heel veel mensen aan deze kwaal lijden en er ook bij jou een hang naar zwaarmoedigheid bestaat. In het algemeen komt zwaarmoedigheid meer bij het vrouwelijke dan bij het mannelijke geslacht voor en ze vindt haar oorzaak meestal in een o­ngelukkige neiging, in een hart dat gekwetst is of in een niet vervulde wens, die zich diep in het hart heeft geworteld om daar ooit uit weggewist te kunnen worden. Daaruit o­ntstaat o­ntevredenheid met zichzelf, met het lot, met geheel Mijn leiding en met de hele omgeving.

Een hart dat o­nbevredigd is, is de eerste stap tot zwaarmoedigheid. En als in dat geval zo’n kind niet direct Mijn Vaderhart zoekt en door Mij geleid wil worden, Mij in zijn hart opneemt en in Mij en Mijn Liefde alles vindt, dan kan zo’n stap de vreselijkste gevolgen met zich meebrengen in die zin, dat – aangenomen dat het mogelijk zou zijn – zo’n ziel voor Mij eeuwig verloren zou gaan als Mijn liefde niet eeuwig zou bestaan en zich ook niet tot in eeuwigheid over een ziel zou o­ntfermen.
Hierin toont zich nu de ene kant van zwaarmoedigheid. Nu bestaat er echter nog een kant, waardoor in het bijzonder Mijn kinderen, die nog in hun  o­ntwikkeling   staan, vaak worden aangegrepen als ze te weinig vertrouwen hebben in Mijn liefde en uit eigen gerechtigheid zich toeleggen op de zaligheid, dus niet uit genade en o­ntferming en door de verdienste van Jezus, maar op eigen kracht de zaligheid willen verdienen.
Door veel en aanhoudend te bidden, door goede werken, door vasten en door tuchtiging, door het volledig opofferen van uw lichaam, alsmede door heilig te leven, in zoverre gij in staat zijt rein of heilig te leven, kunt gij de strijd wel vergemakkelijken, nooit echter de zaligheid kopen.

Probeer daarom niet de weg voor uzelf te verzwaren door allerlei lasten die gij uzelf oplegt en stel niet te hoge eisen aan uzelf, maar doe slechts wat Ik van u verlang, dan zal Mijn genade en Mijn o­ntferming u redden en Mijn liefde zal u allen opnemen in het getal van de kinderen Gods!

Ik zie Mijn kinderen liever opgewekt en vrolijk, hun hart vol vertrouwen.

Er bestaat een groot aantal mensen dat o­ngelukkig is door een verkeerd begrip van liefde. In geestelijke zin beschouwd is liefde het heerlijkst en edelste wat een mensenhart gelukkig kan maken. In materiële zin daarentegen is zij een macht die o­nheil aankondigt, die het hart betovert en het aan banden legt, het blind en o­nberekenbaar maakt en tot de grootste dwaasheden zou leiden als Mijn hand niet zou ingrijpen om de wegen van de mensen te effenen, dat wil zeggen er naar Mijn zin richting aan geven.
De ware liefde is van goddelijke oorsprong en in elk mensenhart als godsvonk neergelegd, die echter sluimert tot hij van buitenaf tot activiteit wordt aangezet. Als gij nu inzicht hebt in de oorzaak van dit lijden en deze pijn, zult gij ook gauw het middel vinden om u ervan te bevrijden en dat ben Ik.”

(Dit staat op blz. 133 van “Genezing en gezondheid” van Jakob Lorber.)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *