Vergelijking tussen Böhme, Swedenborg en Lorber

Vergelijking tussen de openbaringen aan Böhme, Swedenborg en Lorber

In het septembernummer 1995 van ‘Swedenborgiana’, de nieuwsbrief over Swedenborgpublikaties, verscheen een artikel met een opsomming van de overeenkomsten en verschillen tussen Böhme, Swedenborg en Lorber. Dit artikel is een sterk verkorte versie van de brochure “Het drieluik Böhme, Swedenborg, Lorber”, dat 18 bladzijden telt en verkrijgbaar is via Swedenborgiana te Breda. De vergelijking behandelt een aantal centrale o­nderwerpen uit de werken van deze drie schrijvers.



Een groot bewonderaar van Böhme, de Duitse theoloog F. Oetinger, schreef in 1762 een boek waarin hij het verband tussen de gedachten van Jakob Böhme (1575-1624) en de filosofie van Emanuel Swedenborg (1688-1772) beschreef. Hij zal wel één van de eersten zijn geweest, die dit verband opmerkte. Na Jakob Böhme en Emanuel Swedenborg zien we als derde Jakob Lorber (1800-1864), die de essentie uit de boeken van de beide voorgaanden mede beschrijft.
In sommige zaken bestaan er soms kleine verschillen en er is zeker een ander woordgebruik, en er zijn dingen waar de één uitgebreider op in gaat dan de ander.
Böhme is een mysticus met een wonderbaarlijk vermogen om in weinig woorden veel uit te drukken… Böhme was een eenvoudig schoenmaker. Swedenborg was een internationaal bekend geleerde, en Lorber een arme musicus.
Volgens Ernst Benz (de Duitse biograaf van Swedenborg) o­nderscheidt Swedenborg zich van alle vroegere visionairs omdat hij een verklaring wilde hebben over de christelijke leer; het is bij hem theologie en ethiek. Als hij in de hemel het woord neemt, is dat in de rol van een leraar, die niet terugschrikt om andersdenkenden, bijvoorbeeld Luther en Calvijn, hun dwalingen o­nder ogen te brengen.
Lorber begint te schrijven omdat de Heer zegt: “Neem je pen en schrijf”. De woorden waarmee het eerste deel van ‘De Huishouding van God’ begint, luiden:
“Wie met Mij wil spreken, die kome tot Mij en Ik zal hem het antwoord in zijn hart leggen; echter de reinen slechts, wier hart vol deemoed is, zullen de klank van Mijn stem vernemen. En wie Mij stelt boven alles op de wereld, en Mij liefheeft zoals een tedere bruid haar bruidegom, met die wil Ik arm in arm wandelen. Hij zal Mij altijd zien gelijk een broeder de andere broeder, en zoals Ik hem al zag in alle eeuwigheid, nog voordat hij was.”
Böhme werd in zijn tijd als een ketter beschouwd en heeft daarvoor ook in de gevangenis gezeten. Hooggeplaatste vrienden zorgden ervoor, dat hij toch kon schrijven.
Swedenborg was zo rijk dat hij zijn eigen boeken kon laten drukken, weliswaar niet in eigen land, maar in het buitenland, omdat in zijn land een proces tegen hem liep. Omdat hij zoveel invloedrijke vrienden had, liep alles met een sisser af.
Alle drie werden ze door hun tijdgenoten voor ‘pathologisch’ aangezien. Er bestaat zelfs een boek uit 1924: “Het geval Swedenborg” (‘Fallet Swedenborg’, door Rolf Lagerborg), dat geschreven is om ‘het verloop van zijn ziekte’ en zijn abnormaliteit te belichten.
We willen proberen de praktisch volledige overeenkomsten en de kleine verschillen tussen de drie aan te geven.

God 
Jakob Böhme behoort tot de mystieke natuurfilosofen. Hij zegt: “Het grote bouwwerk van God zien we in de natuur, en we weten door God, dat het Zijn wil is, dat Zijn woord ook in het licht van de natuur is geopenbaard; die natuurkracht is nog o­ngetemd.” (Christosophia 72, 73).
Lorber schrijft dat de natuur de belichamende gedachte van God is, maar dan nog o­nvolmaakt. (Grote Johannes Evangelie).
Swedenborg schrijft: “Het geschapen heelal is niet God zelf, maar het is uit God, en is een beeld van Hemzelf, zoals bij een mens zijn spiegelbeeld.” (Goddelijke Liefde en Wijsheid 59).

Schepping
Lorber: “De schepping is de tegenpool van God; als Hij zich geen tegenpool had gesteld, had Hij niet kunnen scheppen.” (Grote Johannes Evangelie V/230:1, 228:2).
Swedenborg: In de “Hemelse Verborgenheden” o­nthult Swedenborg in 14 dikke delen de geestelijke betekenis van de eerste twee boeken van Mozes.

Triniteitsleer
In de geschriften van Swedenborg zowel als van Lorber wordt de triniteitsleer stevig aangevallen. Beiden beschouwen het concilie van Nicea als oorzaak van deze foute leer.
Lorber: “Hoe hebben jullie kunnen denken, dat drie goden tenslotte één God konden zijn en dat elk van deze goden iets anders deed. Denk niet dat bij de doop van Christus een goddelijke driepersoonlijkheid werd geopenbaard, want dat alles was alleen maar een verschijningsvorm, die door de Heer werd toegelaten opdat de mensen in de ene Heer de totale almacht en de totale goddelijkheid zouden erkennen. Want in Jezus heeft werkelijk Gods wijsheid, die als Zijn eeuwige Woord uit de eeuwige Liefde voortkwam, het vlees aangenomen en heette Gods Zoon, dat wil zeggen: de wijsheid is de vrucht van de liefde en komt daaruit voort zoals het licht uit de warmte. “ (Die geistige Sonne).

Godsbeeld
Deze overeenkomsten in Lorbers Godsbeeld en de leer van Swedenborg over de Ene God zijn inderdaad opmerkelijk. Swedenborg voegt er aan toe: “Dat Jezus op aarde kwam om het menselijke aan te trekken en dit goddelijk te maken en zo de orde te herstellen.” (Hemelse Verborgenheden 3638).
Vergelijkbare overeenkomsten bij Lorber en Swedenborg worden opgesomd o­nder de o­nderwerpen: Jezus, Leven en Mens, Ziel en Geest, Vrije Wil, Orde en Liefde.

Vrijheid
Lorber: “De vrijheid begint pas bij de mens.” Böhme: “Zo laat God alles in vrije wil bestaan, opdat ieder leven in zichzelf zijn oordeel zal veroorzaken.”
Swedenborg: “De mens misbruikte zijn vrijheid, en wilde in zichzelf het leven vinden. Van het goddelijke gescheiden, verhief hij zichzelf en volgde zijn eigen inzichten in plaats van te willen dienen. De mens is geschapen opdat hem al wat hij wil, denkt en doet, toeschijnt als in zich en zo uit zich.”
Lorber: “De vrijheidsproef is noodzakelijk om de zielen, die uit het gericht voortkomen, voor het eeuwige leven geschikt te maken.”
Swedenborg: “Want het menselijk geslacht is de kweekplaats voor de hemel.”
Lorber: “Er is wilsvrijheid, maar de mens moet zich wel aan Gods orde houden.”
Swedenborg: “Want het is de orde volgens welke de wereld en alles wat bij haar hoort, is geschapen . Daarom wordt God de orde zelf genoemd.”
Lorber: “Als er iets niet geheel volgens Gods orde verloopt, heeft er iets destructiefs plaats.”
Böhme: “De liefde van God kan pas in je werken, als je eigen wil is gestorven en je alleen nog maar de wil van God wilt”. Hetzelfde vinden we bij Swedenborg en Lorber.
Lorber: “De liefde woont in de geest als een kracht die alles tot stand brengt, als de hoogste intelligentie en als de vaste wil.”
Swedenborg: “Het leven vloeit uit God langs de weg der ziel in het gemoed. Het gemoed heeft twee levens: van de wil en het verstand. Het leven van de wil is het goede der liefde, en het leven van het verstand is het ware der wijsheid. Uit het eerste leven vloeien de genegenheden voort, en uit het tweede leven vloeien de gedachten voort.”

Deemoed en wedergeboorte
Böhme: “De vorst van deze wereld kan alleen overwonnen worden met de kracht van de deemoed”.
Swedenborg: “Als men is wedergeboren, heeft men de hel uit zich verjaagd, dus het boze en het valse; de mens moet zich vernederen en o­nderwerpen.”
Lorber: “Alleen de deemoed van een zuiver hart bepaalt de graad van zaligheid in de hemel. Maar weinigen bereiken hier op aarde reeds een volledige vereniging van geest en ziel.”

Het hiernamaals
Swedenborg: “Alle dingen, die een mens hoort, ziet en denkt, worden neergelegd in zijn innerlijk geheugen en dit geheugen wordt door de mens meegedragen naar het andere leven. Dit is het boek des levens, dat daar geopend wordt.”
Lorber: “Aan gene zijde moet elke ziel alles uit zichzelf putten, dat wil zeggen uit haar eigen geestelijke schatten die zij heeft meegebracht van de aarde. Wie daar de voorraadkamer van zijn hart leeg aantreft, heeft het aan zichzelf te wijten.”
Een treffend citaat van Jakob Bóhme over engelen en geesten: “Waar uw persoonlijkheid en uw eigen wil niet wonen, daar wonen engelen bij u en overal.” (Uit: “Over het bovenzinnelijke leven”).

De auteur van “Het drieluik Böhme, Swedenborg, Lorber” schrijft: “dat de kleine verschillen tussen de boeken van Swedenborg en Lorber meer liggen op het materiële vlak.” Deze conclusie voglt overigens na de behandeling van de o­nderwerpen: Kerk, de grote Mens, Laatste Oordeel, Wederkomst en Reïncarnatie.
Enkele voorbeelden van de verschillen tussen de drie schrijvers:

Laatste Oordeel
Böhme: “Christus zal door het Woord Gods datgene afscheiden wat niet tot het christendom behoort. Het goddelijk oordeel zal zich overal tegelijk voltrekken.” (Uit: “Over het bovenzinnelijke leven”).
Swedenborg en Lorber stemmen hier niet mee overeen; bovendien schrijven ze, dat ieder zijn eigen jongste gericht heeft als zijn boek des levens aan gene zijde zal worden geopend.
Swedenborg: Degenen die een wereldcatastrôfe verwachten in verband met het laatste oordeel hebben het helemaal mis; daarmee wordt de laatste tijd van de kerk aangeduid. Swedenborg merkt op, dat de geestenwereld zo vol is van slechte genieën (geesten), dat de mensen op aarde daar voortdurend slechte invloeden van o­ndervinden. Hij maakt in de geestenwereld mee hoe deze gezuiverd wordt, en de kerken in beide werelden worden dan gericht. Nu is er plaats voor een nieuwe hemel, zodat het Nieuwe Jeruzalem uit de hemel kan neerdalen.

Kerk
Als Swedenborg over de kerk spreekt, bedoelt hij daarmee niet het kerkelijke instituut uit zijn eigen tijd, maar de ware gemeenschap die hij de geestelijke kerk noemt. Zowel Swedenborg als Lorber geven een indeling van deze innerlijke kerken.
Lorber: In “Aarde en Maan” lezen we dat wie rechtvaardig wil leven, dat in elke kerk kan doen, en dat je moet blijven wat je bent, protestant of katholiek. Als je een bepaald Godshuis wilt bouwen, kun je beter ziekenhuizen en verzorgingstehuizen voor je arme broeders en zusters bouwen, maar God heeft nooit gezegd dat je kerken moet bouwen.
Aanhangers van Swedenborg hebben dat echter wel gedaan, hoewel Swedenborg zelf zegt: “De kerk is de innerlijke mens” (Hemelse Verborgenheden 10698).
De bisschop van de Algemene Kerk van het Nieuwe Jeruzalem verklaart, dat deze Algemene Kerk een organisatie is van mensen die hopen tot de innerlijke kerk geleid te mogen worden.

De grote mens
Bij Böhme vinden we de oude mystieke gedachte, dat de mens en het universum een afbeelding zijn van God.
Swedenborg: “De hemel is door de Heer zo geordend, dat deze een mens weergeeft die de grootste mens genoemd wordt.”
Lorber: “Deze grootste lichtmens bestaat uit gezelschappen van honderden engelen en geesten, die allen even zelfstandig leven en denken als de grootste hemelmens zelf.”

Reïncarnatie
Dit is een o­nderwerp waarover tegenwoordig veel gesproken wordt. Volgens Lorber is reïncarnatie wel mogelijk, maar niet de gebruikelijke gang van zaken. Swedenborg legt uit hoe het mogelijk is dat mensen zo denken: geesten kunnen namelijk hun eigen herinneringswereld projecteren in het geheugen van op aarde levende mensen. Dezen beleven daardoor herinneringsbeelden die vreemd voor hen zijn. Zulke mensen menen ten o­nrechte dat ze beelden zagen uit hun vorige levens. (Hemelse Verborgenheden 255).

Meditatie, tijd en ruimte
Böhme: “Indien je in staat bent je hele wil en je zintuigen één uur te doen zwijgen, dan zul je o­nuitsprekelijke woorden van God horen.“ (Over het bovenzinnelijke leven).
Lorber: “Iedereen die een geestelijk leven wil ingaan, moet zich dagelijks enige tijd in een volkomen geestelijke rust begeven. Hij moet dan niet allerlei gedachten laten opkomen, maar hij moet één gedachte vasthouden; het beste is wel de gedachte aan de Heer.” (Geistige Sonne 44:16).
Swedenborg: “Het Goddelijke Zelf bevindt zich niet op een bepaalde plaats, het is bij en in de mens die op een bepaalde plaats is.”

– .  –  .  –  .  –  .  –

Drieluik Böhme/Swedenborg/Lorber. Overgenomen met toestemming uit: Swedenborgiana, Nieuwsbrief over Swedenborgpublikaties, september 1995.
  

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *