Vraag naar het einde van de mensheid – Gottfried Mayerhofer

Vraag naar het einde van de mensheid

Door G. Mayerhofer in 1872

Eerste brief aan de Corinthiërs, hoofdstuk 15, verzen 22-28.

  1. Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden.
  2. maar ieder in zijn eigen rangorde. Christus als eersteling, vervolgens die van Christus zijn bij zijn komst.
  3. Daarna het einde, wanneer Hij het rijk aan God, de Vader overdraagt, wanneer Hij alle heerschappij, elke macht en kracht vernietigd heeft. 25. Want Hij moet heersen, totdat Hij al zijn vijanden onder zijn voeten gelegd heeft.
  4. De laatste vijand die onttroond wordt, is de dood.
  5. Want Hij heeft alles onder zijn voeten gelegd. Maar wanneer Hij zegt, dat alles onderworpen is, is blijkbaar Hij uitgezonderd, die alles aan Hem onderworpen heeft.
  6. Wanneer alles aan Hem onderworpen is, zal ook de Zoon zelf zich aan Hem onderwerpen, die alles aan Hem onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen.

Mijn beste zoon (J.Busch), verschillende vragen en twijfels, die in jouw hart zijn opgekomen, zijn al door mij verklaard en toegelicht, en dat niet voor jou alleen, maar voor allen, omdat er velen zijn en in de toekomst nog zullen zijn, die mijn woorden bestuderen en erover piekeren om de ware en niet alleen de letterlijke zin te weten te komen. Je hebt net naar aanleiding van je eerdere twijfels een uitvoerig antwoord ontvangen (over de scheppingspiramide); nu brengt een door mij toegelaten toeval je weer sommige plekken van de Bijbel in herinnering, die je wilt laten toelichten, en je denkt met die opheldering jouw laatste vraag van dit leven beantwoord te krijgen.

Maar ik zeg je, dat hiermee niet alleen jouw eigen, maar de laatste vraag van de hele mensheid door dit antwoord zal worden toegelicht, want deze bovengenoemde verzen omvatten de cyclus van eeuwen, die is begonnen met mijn aankomst op jullie aarde, d.w.z. van de geboorte in Bethlehem, en duurt tot Mijn volgende en laatste Wederkomst, die op handen is.

Het eerstgenoemde vers zegt je al in weinig woorden het grote einddoel van Mijn toenmalige verschijning, waar gezegd wordt: “zoals allen in Adam sterven, zo zullen zij in Christus tot leven komen.” – Het sterven in Adam betekent alleen het lichamelijke of materiële vergaan, waarbij de ziel als het ware in het lichaam is overgegaan, doordat zij in plaats van het vergeestelijken van het lichaam, zich zelf belichaamd heeft. Dat is de toestand, waarin de mensheid (zoals nu ook weer) helemaal alleen in materiële behoeften en genot haar hoofddoel ziet en al het geestelijke verloochent en met voeten treedt.

Dat tijdstip, juist toen alle omstandigheden samenvielen, was ook gekozen om niet alleen mijn komst mogelijk te maken maar ook een groter, blijvend succes te verzekeren. Daarom zegt dit vers: zoals alles moet vergaan, zo moet ook alles geestelijk eeuwig leven, wanneer het door mijn leer wordt wedergeboren.

Wat dat vers in die tijden zei en betekende, toen Paulus aan de eerste Christenen schreef, dat geldt ook vandaag nog, en wel in die zin dat bij elk mens de oude Adam – of zijn vleselijk-zinnelijke begeerten – evenals het materiële lichaam moet vergaan om een geestelijke stap voorwaarts mogelijk te maken en een nieuwe geestelijke Adam te kunnen aantrekken. Eens zei ik zelf: Je kunt niet twee heren dienen! En zo is het ook onmogelijk om in mijn rijk een wedergeborene te worden voordat je de wereld en haar macht van je hebt verwijderd. Om dit te bereiken en gemakkelijker te maken, was de zin van mijn aanwezigheid op jullie aarde.

Het volgende vers zegt: “maar iedereen volgens zijn eigen orde”. Dat betekent dat ik als een voorbeeld jullie de weg moest wijzen die jullie moeten betreden als jullie mijn kinderen willen zijn en deel willen hebben aan mijn rijk.

Hetzelfde wordt ook uitgelegd in de voortzetting van dit vers met de woorden: “De eerste is Christus, daarna degenen die aan Christus toebehoren, wanneer Hij komen zal.” Ik ben jullie daadwerkelijk voorgegaan met mijn voorbeeld. Ik liet de hele mensheid de zelfverloochening en de opoffering zien, die vereist zijn om Mij waardig te worden en zo met de grote scheppingsgedachte overeen te stemmen, zoals Mozes dit aangeeft: “En God schiep de mens volgens zijn eigen beeld!”, wat niet alleen ten aanzien van de vorm zo moet zijn, maar ook in overeenstemming moet zijn met zijn geestelijke inhoud, want ik ben een geest, en ik en mijn doel zijn de hoogste volkomenheid.

Daarom moest ik op jullie aarde neerdalen, om die lichamelijk gevormde Adam in een geestelijke te veranderen, opdat hij ooit in mijn geestenrijk zal passen. Verder staat boven: “daarna het einde, wanneer Hij het rijk aan God, de Vader overdraagt, wanneer Hij alle heerschappij, elke macht en kracht, zal hebben vernietigd.” Dat wil zeggen: omdat ik als wijsheid (leraar) naar jullie aarde kwam, om daar het werk van de liefde (de schepping van vrije mensenwezens) regelmaat en duurzaamheid te verlenen, daarom moest dit werk – door Mij als God begonnen en als mens volbracht – zijn voortdurende uitstraling onder de mensen hebben, het moest een einddoel nastreven, dat niets anders is, noch zal zijn, dan alle mensen naar Mij terug te leiden, naar die hand vanwaar zij materieel kwamen en waarnaar zij geestelijk of vergeestelijkt moeten terugkeren. Vanwege de wilsvrijheid echter, die ik in de menselijke ziel heb ingeplant, moet deze terugkeer naar Mij natuurlijk tot onbepaalde tijd worden verlengd, omdat de mensen deze terugweg vrijwillig en niet gedwongen moeten afleggen.

Zo vlogen honderden jaren met hun verschillende toelatingen voorbij, om de mensen door vermaningen en beproevingen van allerlei soort waardig te maken voor hun einddoel.

De mens moet – voor mijn volgende wederkomst – een deugdzaam mens zijn geworden, moet zijn rechter in de eigen borst dragen en zich in zijn handelingen niet laten leiden door uiterlijke rechtspraak, overheden en machthebbers. Hij moet geestelijk heer zijn over zijn hartstochten en hij moet het zo ver gebracht hebben dat hij alleen Mijn twee liefdeswetten kent en volgt, omdat hij mij wil behagen en zich mijn kindschap wil verwerven.

Dat is het einde, wanneer ik als wijsheid (zoon) aan de liefde (de Vader) haar – uit liefde geschapen – wezens weer teruggeven heb en wel op dezelfde manier waarop de liefde hen schiep en slechts zoals de liefde hen als haar kinderen, als haar waardige schepsels, kan accepteren. Heerschappij, gericht en geweld heb ik op aarde achtergelaten, zoals ik eens aan de Joden liet zeggen toen zij koningen wilden hebben: “Jullie zullen ze hebben, maar bij wijze van straf”.(1.Samuel 8). Deze machthebbers waren allemaal gesels, die de volken door misbreuk van hun macht net niet helemaal in de modder van het aardse leven lieten wegzakken – zij waren het en zijn het nog, die de gemoederen naar mij toe leiden en juist daardoor het tegenovergestelde bewerkstelligen van wat zij eigenlijk willen bereiken.

Kijk toch eens naar al deze regeringsvormen waardoor de volken nu geregeerd worden: niet één is door een vrijzinnige, edele heerser zelf gegeven, zij werden hen opgedrongen door de volken, zelfs wanneer de heersers hun macht misbruikten. En zo zal het voortduren totdat geen autoriteit meer bestaat dan alleen de macht van het geweten in ieder individu. Daarom staat boven: “Christus zal alle heerschappij, overheid en autoriteit opheffen {onttronen}”, wat zo veel wil zeggen als: de door mij gegeven leer van de liefde zal in de toekomst alle autoritaire maatregelen overbodig en nutteloos maken. Het klassenverschil zal dan plaats moeten maken voor de broeder- en zusterliefde. Dat is het laatste stadium van zedelijke waardigheid en van geestelijke verhevenheid die de mensen moeten hebben bereikt, voordat Ik als persoon jullie aarde opnieuw kan betreden. Want het was anders bij mijn optreden onder de Joden: destijds kwam ik als een zaaier, als Heiland en als een herder en was op zoek naar de verloren schapen; maar nu, nu mijn leer bekend is, waar het geen geheim meer is te weten welke weg naar mij leidt, nu kom ik wederom om te oogsten, nu wil ik gezonde zielen en trouwe volgzame schapen vinden, maar deze kunnen niet door dwang en door geweld worden opgevoed, maar zij moeten zich vrij maken van alles wat werelds is en hun vooruitgang in de weg staat.

In een wereld vol materiële en zelfzuchtige mensen kan ik niet komen, zij moeten eerst geestelijk zuivere zielen, mij toegedane wezens zijn, die mij ook weten te eren, lief te hebben en te begrijpen. Maar omdat de meeste heersers en machthebbers niet nalaten om hun eigen eerzucht na te jagen, steeds naar meer macht en grotere autoriteit streven, zo versnellen zij juist daardoor deze grote verandering, waardoor heerschappij, overheid en autoriteit zullen ophouden te bestaan! Neem als voorbeeld jullie recente gebeurtenissen, dan zul je gemakkelijk inzien hoe de twee heerschappijen, namelijk de geestelijke en de wereldse, hun verval tegemoet gaan, juist door het misbruik ervan. Zij bevorderen op die manier slechts mijn werk dat zij als een bijzaak beschouwen, omdat ze Mijzelf en Mijn leer voor hun doelen willen gebruiken. Zo moet steeds het kwade alleen maar goeds teweeg brengen en zo is ook de triomf van Mijn woorden mogelijk, wanneer de satan zelf deze macht moet erkennen, doordat ook hem de nietigheid van zijn bemoeinissen tegen Mij duidelijk voor ogen staat, omdat ook hij moet inzien dat alles wat hij doet en verzint, niet hem maar Mij tot voordeel strekt. Juist op die weg is zijn terugkeer mogelijk, wanneer hij het ijdele van zijn streven voor ogen heeft.

Zo is ook het volgende vers bedoeld, waar gezegd wordt: “Hij (Christus) moet heersen, totdat Hij al zijn vijanden onder Zijn voeten heeft gelegd!” Deze heerschappij van de geestelijke liefdewet, die ik de mensen gegeven heb, zal de gemoederen zo lang bezig houden en de geesten zo lang onrustig maken, totdat Mijn twee wetten alleen heersen, en ook door allen vrijwillig worden nageleefd! Nergens zal de menselijke ziel rust vinden dan alleen in het naleven van Mijn wetten van de liefde, en vervolgens in de werking van Mijn liefdesmacht, tot alles aan mijn voeten ligt.

Om dat te versnellen en te bevorderen, zullen juist, zoals Johannes in de openbaring zegt, alle zeven schalen der gramschap uitgegoten worden om het goede van het slechte te scheiden, de tarwe van het kaf.

Kijk, in jullie menselijke organisme staat de galblaas voor de schaal van de gramschap, doordat ook zij aan ieder deel van de ingenomen spijs iets van zichzelf toevoegt, zodra de spijs door de twaalfvingerige darm (een soort tweede maag) gaat. Dat is dan de prikkel voor de scheiding van de spijzen in de maag, en op die manier draagt het, tijdens het passeren door de darmen, bij aan het opnemen van het bruikbare en het afscheiden van het onbruikbare. Op dezelfde wijze zijn het de ongelukken, de kwellingen en het lijden, die als gal de spijzen – dat betekent mijn aardse kinderen – ook zo ontbinden en zuiveren, opdat zij hen voor mijn grote geestelijke rijk bruikbaar maken, tot uiteindelijk het onbruikbare afgescheiden wordt, om dan net als in het materiële leven, niet zonder verdere levensverrichtingen, maar dan alleen via tijdrovende omwegen, het primitieve reinigingsproces te herhalen.

Dat is geestelijk gesproken de zin van vers 25, opdat jullie ook vers 26 kunnen begrijpen, waarin staat: “De laatste vijand, die wegvalt, is de dood”. Wanneer de mensen zo vergeestelijkt zijn, moreel zo zuiver zijn, dat zij zelfs hun materieel omhulsel hebben vergeestelijkt, dan spreekt het vanzelf dat dan de grote stofwisseling (de dood), niet alleen niet meer nodig is, maar ook niet meer mogelijk is, want een lichaam, dat niets bevat dat vergaan kan, kan niet langer aan deze wetten zijn onderworpen, maar alleen aan die van de langzame transformatie. Het grove materiële heeft dan door de zuiverheid van de ziel opgehouden haar omhulsel te zijn; de ziel is etherischer geworden en haar omhulsel komt met haar toestand overeen.

Zo zal dus ook de dood bij de levenden verdwijnen. Zelfs bij de dieren zal deze veredeling merkbaar zijn, omdat ook zij bij de verandering van de menselijke natuur betrokken zijn. Zelfs zij zullen overeenkomstig hun natuur fijnere dierenlichamen hebben, die het vergaan en afsterven bekorten en de overgang van de ene fase naar de andere gemakkelijker maken. Deze toestand van de laatste materiële en de eerste geestelijke fase zal zelfs zijn weerslag hebben op de aarde, zowel op haar uiterlijke als haar innerlijke gesteldheid.

Waar eenmaal het leven uit de liefde in de praktijk wordt gebracht, daar zal ook deze stugge aarde, die jullie nu “met het zweet op het aangezicht” moeten bewerken, veranderen in een paradijs, zoals zij ooit in de begintijd van Adam was. Destijds was zij als een jonkvrouw in haar bruidsversiering. Dan zal ook zij haar veranderingsproces gemakkelijk kunnen volbrengen, want ook zij bestaat dan uit lichtere stoffen dan nu, omdat de grovere stoffen zich steeds tegen hun verandering verzetten – zoals ook bij de meeste mensen het geval is.

In de verzen 27 en 28 wordt volmaakt en met hemelse uitstraling gezegd wat er gebeurt als deze toestand op de aarde is begonnen: “want hij heeft Hem alles onder zijn voeten gelegd”, namelijk dat de dood heeft opgehouden te bestaan en alleen leven, het leven van de vergeestelijkte ziel, nog bestaat en de wezens op aarde vervult. Maar wanneer Christus, of de goddelijke wijsheid, zegt dat Hem alles onderdanig is, dan is het duidelijk dat diegene uitgezonderd is, die alles aan Hem heeft onderworpen, d.w.z. dat de wijsheid de grenzen heeft bepaalt in hoe verre de liefde met succes kan werken. Het spreekt vanzelf dat al het geschapene aan de grote liefde in God, de vader, onderworpen moet zijn, en slechts deze liefde van God kan aan niemand onderdanig zijn, omdat zij het grondprincipe is van het behoud, het worden en het bestaan van alles. Op die manier kan zij alleen de begeleider van de wijsheid worden en een aanvulling daarop, maar nooit zelf beheerst worden, noch over de wijsheid heersen, maar in harmonie met haar verbonden datgene bewerkstelligen wat zij eigenlijk wil, zal en moet doen. Toen Christus als de wijsheid zei: “Ik heb aan U – de liefde – alles onderworpen”, betekende dat, dat het vergeestelijkte als een liefdewerk de goddelijke liefde kan begrijpen en zich met haar kan verenigen.

Het dichter bij elkaar komen op broederlijke en zusterlijke wijze van de geschapen wezens met de oerbron van alles wat bestaat is wel mogelijk, maar een samensmelten met de Hoogste is ondenkbaar. Alles volgt de liefde. De liefde die gepaard gaat met wijsheid blijft het hoogste maar nooit te bereiken punt, als de grote scheppingsgeest, op eenzame hoogte staan, omdat haar macht en haar karakter zodanig is dat geen geschapen wezen dit kan evenaren.

Daardoor is nu pas vers 28 begrijpelijk, waar staat: “Als echter alles aan Hem zal zijn onderworpen, dan zal ook de zoon zelf onderdanig zijn aan Hem, die alles aan Hem heeft onderworpen, opdat God zij alles in allen”. Dit vers geeft aan, wat ik als Jezus al eens volbracht heb door mijn opstanding en hemelvaart. Toen, nadat ik mijn missie op aarde als kind van de aarde en mens had volbracht, speelde zich in mij af, wat eens met de gehele mensheid zal gebeuren.

Ik overwon de dood, gooide het aardse weg en bekleed met een vergeestelijkt lichaam werkte ik nog de laatste 40 dagen op aarde, zo lang mijn discipelen en aanhangers bemoediging nodig hadden. Zoals eens op aarde de mensen tijdens hun geestelijke ontwikkeling, waarbij ze stap voor stap steeds verder gaan, het aardse zullen afleggen en het geestelijke in zich op zullen nemen.

Nadat op die wijze de laatste daad van mijn verblijf op aarde was verricht en de belangrijke pilaren voor de bouw van het eeuwige liefdesgebouw waren verankerd, keerde ik naar mijn Vader – naar de liefde terug. De wijsheid verenigde zich weer volledig met de liefde, zoals eens de vergeestelijkte mensheid zich zal verenigen met de grote scheppingsliefde, voor zover het eindige wezen zich met het oneindige kan verenigen. Wanneer de mensheid dit opstandingfeest heeft volbracht, zal ook voor haar de hemelvaart dichterbij komen, wanneer zij samen met de aarde en het hele zonnestelsel rijp zal zijn voor een geestelijke en hogere vorming, en zich dan op een ander niveau in mijn rijk en in mijn geestelijke hemel zal bevinden.

Deze laatste scene zul je niet meer in je aardse lichaam meemaken, dat spreekt vanzelf, maar je kunt in elk geval nog een tijdje als opmerkzame waarnemer volgen hoe dit zuiveringsproces verloopt en hoe het een zich uit het andere ontwikkelt en hoe alle tegenwerking juist aan de bevordering van Mijn geestelijk liefdeswerk moet bijdragen. Zo zullen Mijn wil en Mijn idee, ondanks de vrije wil van de mens, uiteindelijk als het hoogste ideaal bestaan op basis waarvan Ik de mens geschapen heb, dat wil zeggen als het evenbeeld van Mijn eigen wezen in vorm en geest.     ==================================================

 

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *