Op de berg Nebo

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 178 / 244 »»
[1] Omdat hij Mij al wakker aantrof, vroeg hij Mij direct met alle liefde en achting wat Ik voor de ochtend allemaal nodig zou hebben, en of Ik welriekend water voor het wassen nodig had.
[2] Ik zei: 'Bespaar je die moeite, want als Ik Mij wil wassen, kan Ik overal voldoende fris water krijgen! Maar vlak bij deze stad is een berg, die beroemd is uit de tijd van de profeet Mozes, die Ik nog voor zonsopgang wil beklimmen. In de Oudhebreeuwse taal heet hij 'Nebo', maar jullie noemen hem 'mons Mosis'*. (* Latijn voor: 'berg van Mozes'.) Maak het ochtendmaal dus niet te vroeg klaar, want Ik wil daar ongeveer drie uur blijven!'
[3] De waard zei: 'O Heer en Meester, alles zal nauwkeurig volgens Uw wil gebeuren; maar sta ook mij en mijn oudste zoon toe om samen met U deze met name voor de Joden gedenkwaardige berg te bezoeken, want hij ligt hier helemaal niet ver vandaan; binnen een klein half uur komen we met gemak helemaal boven op de top.'
[4] Dat stond Ik de waard toe, en hij ging weg om instructies te geven hoe zijn vrouwen de overige kinderen voor het eten moesten zorgen.
[5] Toen hij terugkwam waren de leerlingen ook wakker, en ook de opperstadsrechter en de twee Farizeeën Dismas en Barnabas stonden al voor de deur van de herberg en wilden naar binnen gaan; maar Ik stond ook al bij de deur om met de Mijnen, de waard en zijn zoon de berg van Mozes te beklimmen.
[6] De opperstadsrechter en de twee genoemde Farizeeën vroegen Mij allervriendelijkst of ze Mij daarbij mochten vergezellen, en wij vingen onmiddellijk onze reis aan en bevonden ons een klein half uur later al boven op de berg, waar de opperstadsrechter voor zijn genoegen banken had laten neerzetten om te zitten. De banken bestonden voor het grootste deel weliswaar uit basaltblokken; maar ze waren heel geschikt voor het doel waarvoor ze gebruikt werden. Bovendien had hij het plateau van deze berg, dat tamelijk ruim was, beplant met rozenstruiken en andere geurende boompjes, en het was dus heel aangenaam om zich voor zonsopgang op deze heuvel te bevinden, die vanaf onze kant van de stad gemakkelijk te beklimmen was, en daar de opgang van de zon af te wachten.
[7] Vanaf deze kant van de stad gezien verhief de berg zich nauwelijks meer dan honderd el*, (* Een el = 60 tot 80 cm.) maar naar het Jordaandal toe had hij een zeer steile helling van iets meer dan tweeduizend el, en zodoende zag hij er vanuit het Jordaandal uit als een echte berg; alleen vanuit het oosten was het slechts een heuvel, zoals er langs het Haurangebied wel meer van zulke heuvels zijn.
[8] Wij bevonden ons nu op de heuvel ofwel berg van Mozes en keken uit over de onafzienbare vlakten van de Eufraat en de woestijn die, zover het oog reikte, volkomen onbewolkt waren.
[9] ook naar het zuiden was het helder en men kon de uit de bijbel bekende bergen zien, zoals de Hor, waar Mozes, ondersteund door Aäron en zijn zoon Eleazar, voor de overwinning van de Israëlieten op de vijandelijke Amalekieten moest bidden. Als hij zijn handen liet zakken, waren de Amalekieten aan de winnende hand; als hij zijn handen weer omhoog hief, wonnen de Israëlieten.Verder kon men de berg Hur zien, waar Aäron stierf, en helemaal in de verte op de achtergrond waren ook de toppen van de hoge Sinaï en zijn naaste buur de Horeb te zien.
[10] Naar het westen was het echter erg nevelig; slechts hier en daar staken de hoge toppen van de Libanon boven de nevel uit, en ook van de bergen in het noorden zag men enkel de top van de Hermon, waar de Jordaan ontspringt.
[11] In de vlakte van het Jordaandal viel door louter nevel niets te ontdekken; dat vond de opperstadsrechter erg jammer, waarna Ik tegen hem opmerkte dat hij slechts een paar uur geduld moest hebben. De zon zou die nevels wel verdrijven en deze streek van de Jordaan ook vrijmaken van de kwalijke dampen. 'Maar we zullen nu niet naar deze omgeving, maar naar die van het oosten kijken.'
[12] Nu zei de Farizeeër Dismas tegen Mij: 'O Heer en Meester, is deze berg, waar wij nu op staan, dezelfde als die waar de grote profeet Mozes, voor de ogen van degenen die hem vergezeld hadden, met achterlating van zijn lichaam als een vlam van licht naar de hemel opvoer en verdween, waarna, zoals de Schrift zegt, aan de ene kant de aartsengel Michaël en aan de andere kant satan als overste van de duivels verscheen, die drie dagen lang met de aartsengel om het lichaam van Mozes streed en tot overmaat van ramp ook nog van de aartsengel won en met het dode lichaam van Mozes verdween?
[13] Waar dat eigenlijk goed voor was, daar zwijgt en zweeg tot nu toe onze hele Joodse wijsheid over, en zelfs de vele grote profeten hebben ons daar geen opheldering over gegeven. Onze kabbalisten hebben de hele kwestie derhalve voor apocrief verklaard en houden die voor een fabel; maar menig oude Arabische stam verklaart die voor waar. - Wat heeft U, o Heer, daar over te zeggen?'
[14] Nu zei in Mijn plaats de opperstadsrechter: 'Dat is toch helemaal niet belangrijk, als de geest van Mozes toch nog onder jullie leeft en gered is? Het lichaam is toch maar een omhulsel van de menselijke geest, en het is niet zo belangrijk of satan of een andere geest dat naar zich toe heeft getrokken. Als ik in de plaats van de aartsengel was geweest, zou ik satan al eerder dat genoegen hebben gelaten, als hij dan zo'n honger had naar het lijk van Mozes!'
[15] Daarop zei Ik tegen de Farizeeën: 'De opperstadsrechter heeft jullie een heel goed antwoord gegeven; want Ik, de Heer van al het leven, heb Mozes in plaats van zijn zondige vlees allang een ander lichaam verschaft, en satan zou geen macht over het lichaam van Mozes hebben gehad als Mozes vroeger in zijn vlees nooit een zonde begaan zou hebben. Maar omdat hij ook gezondigd had wat zijn vlees betreft, hoewel zijn ziel en zijn geest zuiver uit de hemelen stamden, wilde satan bezit nemen van wat bij Mozes van hem was. Daarbij won hij echter niet alleen niets, maar verloor hij wat zijn macht betreft vrijwel alles, en vanaf dat tijdstip mocht hij aan geen enkel sterfelijk mens op de hele aarde meer verschijnen, wat zijn invloed buitengewoon veel schade berokkende; want vanaf die tijd gingen veel heidenen over naar de leer van Mozes, en het grote orakel in Dodona, een zeer belangrijk werk van satan voor het verleiden van de mensen van deze aarde, werd vernietigd en mocht daarna nooit meer opnieuw opgericht worden. Ook het veel jongere orakel in Delphi verviel spoedig na de val van de stad Troje en werd later nooit meer helemaal opgericht. - Maar laten we ons nu niet verder met die dingen bezighouden; want ze hebben geen waarde voor het innerlijk van de mens!
[16] Het is het beste om God, de ene en enig ware, te kennen, Hem boven alles lief te hebben en zijn naaste als zichzelf.
[17] Nu zal de zon zo direct opgaan, en dan zullen jullie veel dingen zien die jullie zullen bevreemden!'
«« 178 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.