De metaal- of ertstempel.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 249 / 366 »»
[1] Niet ver van Hanoch, waar sinds de tijden van Lamech de ijzersmelterijen waren waarvan Thubalkaïn de uitvinder was, werd eveneens een bijzonder rijke en schitterende tempel gebouwd.
[2] Deze tempel was ook open en een groot, rond dak werd door louter ijzeren zuilen gedragen, waarvan deze tempel er enkele honderden had; de tempel was echter niet helemaal rond, maar meer eivormig.
[3] In het smallere achterdeel was een massieve driepoot opgesteld. De poten ervan waren drie zuilen van ongeveer twee vadem hoog, en de massieve ronde plaat die zij droegen, had een middellijn van drie vadem.
[4] Op deze ronde plaat stond een enorme halfnaakte smid, kunstig gevormd uit dik koperplaat. Voor hem was een machtig aambeeld geplaatst waarop een grote klomp ijzer lag.
[5] De kolossale smid had in zijn rechterhand een reusachtige hamer, maar die was hol net als de smid zelf. In zijn linkerhand had hij een grote tang waarmee hij de klomp ijzer op het aambeeld hield.
[6] Op de rand van de plaat waarop onze smid stond, bevonden zich nog een aantal kleine standbeelden, eveneens van koperplaat vervaardigd, elk getooid met een ander stuk gereedschap uit de metaalbereiding en zo droegen zij de attributen van de god van het erts en de eerste smeltmeester, die natuurlijk niemand anders was dan Thubalkaïn zelf.
[7] Achter de grote tempel, naar de berg toe, was een grote burcht gebouwd waarin honderd priesters woonden, die van de rijke offergaven leefden die aan deze god werden gebracht.
[8] Achter de burcht bevond zich de heilige schacht die Thubalkaïn zelf in de berg had gegraven. Voor een flink offer mocht iedereen deze betreden.
[9] Op een diepte van honderd vadem bevond zich een grote grot die Thubalkaïn had laten uithouwen. Hier toonden de priesters van deze god een aantal oude heiligdommen die allemaal afkomstig waren van Thubalkaïn. Natuurlijk was daar, zoals overal, veel leugen en bedrog bij.
[10] Deze god had maar drie feesten per jaar. Op zo'n feest werd door de priesters een os geslacht en wel op de grote ronde plaat voor de god.
[11] Als de os geslacht was, gingen de priesters van de plaat af en op dat ogenblik begon onder de driepoot een machtig vuur te vonken dat steeds groter werd en al gauw de hele plaat deed gloeien. En dat vuur hield zo lang aan totdat de hele os op de plaat tot as was geworden.
[12] Gedurende dit vuur hamerde de god ook flink, - wat natuurlijk door een verborgen wateraandrijving werd bewerkstelligd, en zo werd door dezelfde aandrijving een sterke blaasbalg in werking gesteld waardoor het kolenvuur onder de driepoot geweldig werd aangewakkerd.
[13] Tijdens deze altijd eendere offerande werden krachtige preken gehouden waarin het nut van de metalen werd geroemd, en natuurlijk de god van de metalen het allermeest.
[14] Na een dergelijke preek werden de offers in ontvangst genomen, en de bedevaartgangers mochten dan de nabij gelegen grote koninklijke mijnen bezoeken, waar het echter ook wemelde van bedelaars.
[15] Dat ook deze tempel druk bezocht werd hoeft niet nader vermeld te worden; daarom genoeg van deze gruwel!
«« 249 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.