Bezoek aan de middag. De werking van waarachtig geloof en daadwerkelijke liefde

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)

«« 41 / 101 »»
[1] Kijk nu, zoals ik heb gezegd en nog voordat jullie erop bedacht zijn, zijn we ook al waar we willen zijn. We zijn dus al in de middag. Zeg me eerst hoe het jullie hier bevalt en wat jullie allemaal zien.
[2] Jullie zeggen: het bevalt ons hier uitstekend; toch moeten we bekennen dat we hier nog meer verwachtten dan we nu voor ons zien. Deze streek lijkt op een bekoorlijk mooi landschap, zoals er op aarde zeker heel veel zijn; maar iets bovenaards verheven moois kunnen we hier niet herkennen.
[3] Ja lieve vrienden, jullie hebben in wezen wel gelijk; er schijnt hier, zoals jullie zien, eveneens een zon en ze staat in deze streek precies op het hoogste punt. Verder ziet de hemel er ook lieflijk blauw uit, net als bij jullie op aarde. Rondom zien jullie een rijke verscheidenheid van vruchtbare velden en heuvels begroeid met fruitbomen; zelfs wijngaarden in jullie stijl ontbreken niet. Hier en daar zien jullie ook heel aanzienlijke bergen boven de kleinere heuvels uitsteken; jullie zien eveneens hier en daar aardig gebouwde huisjes waar mensen in- en uitgaan; ook op de velden zien jullie hier en daar sommige mensen bezig met het verzamelen en bewerken van de vruchten.
[4] Het is waar, oppervlakkig gezien heeft alles hier een frappante gelijkenis met de mooie landschappen op aarde. Maar ik zeg jullie, als we een van deze woningen wat dichter naderen, zal de inrichting daarvan jullie meteen wat anders leren. Kijk, juist aan deze straat die tussen een dubbele rij fruitbomen doorloopt, ligt, zoals jullie zien, een echt schattig huisje. Daar zullen we naar toe gaan en zien hoe het er vanbinnen uitziet.
[5] Wel, we zijn reeds bij ons doel. Kijk, de eigenaar van dit huis staat juist bij de ingang maar kan ons niet zien, want voor de bewoners van de middag zijn wij nog onzichtbaar. Toch voelt hij aan dat er zich meer innerlijke wezens in zijn nabijheid bevinden. Daarom luistert hij in zichzelf en zoals jullie zien lijkt hij daardoor op iemand die plotseling diep in gedachten verzonken is. We zullen ons dan ook meteen in zijn woning begeven.
[6] Kijk, we zijn al in het inwendige van dit huis; hoe bevalt het jullie? Jullie slaan de handen in elkaar van verbazing en zeggen: maar in hemelsnaam, hoe is zoiets nu mogelijk?! We zien dat het huis vanbinnen buitengewoon prachtig versierd is en ook lijkt het huis vanbinnen onvergelijkelijk veel groter dan vanbuiten. Als we door een of ander raam naar buiten kijken, zien we van de vroegere omgeving niet het geringste spoor meer, maar alles is heel anders en weergaloos grootser. Overal zien we wonderbaarlijke, indrukwekkende paleizen en tempels; de verafgelegen bergen schitteren als waren ze met de lichtmaterie van de zon zelf overgoten en een wijde vlakte strekt zich voor ons uit. Op deze vlakte staan talloze paleizen van een onvoorstelbaar wonderbaarlijke en indrukwekkende schoonheid. In het midden stroomt een rivier; haar golven glinsteren alsof de allermooist geslepen diamanten door elkaar worden gerold terwijl de oevers begroeid zijn met reusachtig grote bomen. Dergelijke bomen hebben we ook wel op de natuurlijke zon gezien, maar deze zijn nog duizendmaal prachtiger, want ze lijken allemaal doorzichtig en hun gebladerte schittert naar alle kanten als een levendig deel van een regenboog. Hoe prachtig is toch ook het inwendige van dit gebouw! Zoiets hebben we in natuurlijk opzicht alleen op de middengordel van de zon gezien, maar met dit vergeleken was alles daar maar plomp en onvolmaakt, want hier is alles toch met zo'n, men zou kunnen zeggen oneindig verregaande zuiverheid en precisie uitgebeeld, dat men wel jarenlang vol grootste verbazing zou kunnen blijven stilstaan bij een klein detail. De eindeloze kleurenpracht die overal heerlijk en passend verdeeld is, is op zich al zo hemels aantrekkelijk, dat we met recht niet meer kunnen besluiten dit woonhuis te verlaten.
[7] Ja, ja, lieve vrienden, zo is het; het inwendige krijgt hier reeds zijn waarde. De waarde is nog wel te meten maar toch al zo groot dat ze jullie begrippen te boven gaat, want zij is de werking van het licht uit de wijsheid die ontspringt uit het ware geloof in de Heer, en door dit ware geloof, dan ook naar evenredige verhouding uit de daadwerkelijke liefde, die een lagere rangorde is van de eigenlijke liefde voor de Heer.
[8] Jullie vragen: wordt zo'n huis hier dan door slechts één enkele zalige mensengeest bewoond? O nee, laten we ons maar van dit eerste vertrek naar het tegenoverliggende begeven, dan zullen jullie daar verscheidene gelukkige mensengeesten, en wel van beiderlei kunne, aanschouwen. Kijk, daar op de achtergrond bevinden zich zo'n dertig wezens. Het zijn allemaal bewoners van dit huis en de man die we bij de ingang zagen, is een dienaar van allen die er wonen. Hij doet zijn uiterste best om allen van al het mogelijke te voorzien. Daarom is hij ook de grootste onder hen en op den duur geheel de eigenaar van dit huis.
[9] Zien jullie niet hoe buitengewoon prachtig deze dertig bewoners gekleed zijn? Sommigen dragen zelfs stralende kronen op hun hoofd, zijn overgelukkig; en in hun gelukzalige gevoel prijzen zij de Heer.
[10] Maar kijk nu eens naar onze man die nog bij de deur staat, hoe eenvoudig ziet hij eruit. Een wit gewaad dat door een eenvoudige ceintuur om zijn middel bijeengehouden wordt, is alles wat hij van deze hemelse pracht voor zichzelf heeft genomen. Hij zou zich weliswaar heel mooi kunnen tooien, maar daarin schept hij geen genoegen. Zijn zaligheid bestaat slechts daarin, dat hij zijn broeders en zusters zo gelukkig maakt als maar in zijn vermogen ligt. Wat hij verkrijgt door de liefde en genade van de Heer, draagt hij meteen over aan zijn vrienden en als het hun grote vreugde geeft, is hijzelf tot tranen toe geroerd. En als hij alles heeft weggegeven is hij het gelukkigst!
[11] Maar jullie vragen: waarom is hij dan niet bij het gezelschap? Dat kunnen jullie gemakkelijk uit zijn gelaatsuitdrukking opmaken. Hij is vol van grootse gedachten en denkt erover na, wat hij weer voor zijn gezelschap zou kunnen doen om hen een nieuwe zaligheid te bereiden. Kijk, hij heeft al iets gevonden. Ik heb jullie immers vooraf gezegd dat hij ons niet ziet maar wel een vermoeden van ons heeft. Daarom keert hij steeds meer in zichzelf om ons gewaar te worden en probeert al op voorhand iets voor zijn gezelschap van ons te verkrijgen. Ook spiedt hij om zich heen of hij niet ergens een pas gearriveerde kan ontdekken die nog geen onderkomen heeft, opdat hij hem dadelijk tegemoet kan gaan om hem in zijn woning op te nemen.
[12] Zolang wij in het huis verblijven zal hij ons niet zien, maar als we weer naar buiten gaan dan zal hij ons zien. Dan zullen jullie ook zijn onnoemelijke vreugde zien en in hem een bijzonder liefdevolle en gastvrije man ontdekken. Laten we dus naar buiten gaan.
[13] Kijk nu, hij ziet ons, valt meteen voor ons op zijn knieën en zegt: o, mij nog onbekende hogere vrienden van de Heer, ik heb jullie aanwezigheid wel gevoeld maar was niet in staat jullie te zien. Daar mij nu echter de genade ten deel valt jullie te zien, verzoek ik jullie omwille van de oneindige liefde van de almachtige Heer, om mij toch niet zo snel weer te verlaten. Ga liever nog eenmaal met mij mijn woning binnen, opdat ik mijn kleine gezelschap met jullie aanwezigheid nog veel gelukkiger kan maken, want jullie zullen zeker iets meer weten over de Heer, onze liefdevolle Vader. Vertel het ons, want één woord van Hem is ons heel wat meer waard dan alle heerlijkheden die we hier in onnoemlijke overvloed bezitten.
[14] Nu zeg ik tegen hem: Gemaniël, sta op, dan zullen we met jou je huis binnengaan. Kijk, hij staat op, strekt zijn armen naar ons uit en gebaart deemoedig, daarbij vriendschappelijk en liefdevol glimlachend, dat we hem voor mogen gaan. Kom dus met me mee, want nu zal ook het hele gezelschap ons te zien krijgen.
[15] Zie hoe het hele gezelschap opstaat en ons blij tegemoet komt. Luister nu hoe Gemaniël ons bij het gezelschap zal introduceren. Hij zegt: zien jullie wel, mijn innig geliefde broeders en zusters, ik heb jullie immers gezegd dat de algoede Heer en Vader ons zeker heel spoedig een groot geluk ten deel zal laten vallen door een van zijn verheven vrienden naar ons toe te zenden, opdat wij van hem een woord van de Vader mogen vernemen! En kijk, de algoede Vader is al aan onze innigste wens tegemoetgekomen, want nog eer we er op bedacht waren traden deze verheven vrienden ons huis al binnen.
[16] In het begin konden onze ongezegende ogen hen weliswaar vanwege hun grote heerlijkheid nog niet aanschouwen, maar de grote genade van de Heer heeft onze ogen gezegend, waardoor we hen tot onze grote zaligheid nu in ons midden zien. We weten nog niet wie zij zijn en hoe ze heten, maar we begrijpen dat ze grote, innige vrienden van de Heer zijn en dat is al onze grootste zaligheid!
[17] Kijk, nu wendt hij zich tot ons en vraagt bescheiden om een woord van de Vader, terwijl hij zegt: verheven vrienden van de Heer, ik weet wel dat een woord van de Vader, zelfs door jullie mond uitgesproken, te heilig is om door ons op een waardige manier te worden aangehoord; maar onze liefde voor Hem, de oneindig goede Vader, laat ons geen rust; daarom vragen we jullie er heel deemoedig om!
[18] Nu zal ik hun dan ook een woord van de Vader geven. Luister dus: luister beste Gemaniël en ook jullie, zijn huisgenoten, broeders en zusters, zo spreekt de Heer: `Laat de kleinen tot Mij komen want aan hen is het hemelrijk!' Kijk hoe allen nu stralend neerzinken terwijl Gemaniël zuchtend van liefde zegt: ja, ja, dat is waarlijk het woord en de stem van de Vader; wie niet klein is en gelijk aan de kindertjes, zal het hemelrijk niet binnengaan! O lieve broeders en vrienden, laat deze allerheiligste woorden tot hoogste sier en grootste rijkdom van ons huis worden.
[19] Daarom willen we voor eeuwig en altijd klein zijn, opdat ons daardoor misschien ook eens de grote genade ten deel zal vallen, dat de Heer onze streek zal bezoeken, zodat wij naar Hem toe kunnen gaan; en mochten Zijn verheven vrienden ons dat willen beletten, dat Hij dan ook allergenadigst tegen ons moge zeggen: `Laat de kleinen tot Mij komen en hinder hen daaraan niet, want aan hen behoort het hemelrijk.'
[20] Nu hebben jullie gezien hoe het hier toegaat. Jullie vragen mij heimelijk: deze geesten zijn toch kennelijk reeds in de hemel; hoe kunnen ze dan zo spreken alsof nog niemand van hen de Heer had gezien? Maar ik zeg jullie: zij vier weliswaar de Heer voortdurend zoals jullie op aarde de zon zien; dat betekent zoveel als: het licht van God is boven hun hoofden, hetgeen duidt op de sfeer van de wijsheid.
[21] Daar echter het menselijke van de Heer de allerzuiverste liefde uitbeeldt, een liefde die nog heel anders geaard moet zijn dan ze hier is, zijn zij ook nog niet in staat om het menselijke van de Heer te aanschouwen en zodoende kunnen ze dus steeds verder vervolmaakt worden. Het gebeurt ook, hoewel maar zelden, dat de Heer deze streek ofwel rechtstreeks of door een hogere engelgeest bezoekt. Dan worden ook altijd de kleinsten van deze streek aangenomen en naar de morgen geleid.
[22] Maar nu zullen wij ook dit huis zegenend verlaten en in deze streek verder trekken; we gaan over de hoge bergen die jullie daar in de verte zien. Daar zullen we weer een ander gedeelte van de middag leren kennen. Daarom genoeg voor vandaag.
«« 41 / 101 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.