De oorsprong van alle dingen en verschijnselen

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)

«« 51 / 127 »»
[1] Jullie hebben zo goed mogelijk mijn raad opgevolgd en kijken nu, zoals ik zie, stomverbaasd naar de wonderlijke dingen die zich hier in een heel ander licht aan ons voordoen.
[2] Daarom vragen jullie nu: maar beste vriend en broeder, hoe is dat in 's hemelsnaam mogelijk?! Kijk, toen we zo in ons gemoed aan de Heer dachten, veranderde geleidelijk aan het witte licht waarmee alle dingen hier omgeven waren, in een roodachtig licht en door dit roodachtige licht zijn alle voorwerpen nu heel duidelijk te zien.
[3] We zien nu de zuilenrondelen, de galerij, de deuren binnen in het gebouw en het hangende, gelijkbenige, uit bollen samengestelde kruis. Nu kunnen we de twaalf bollen zien die we eerder alleen maar op het gevoel hebben geteld.
[4] En kijk daar eens, wat een pracht in deze bollen! Elke bol lijkt wel een kleine wereld te zijn waarin nagenoeg talloze wonderlijke dingen als het ware levend te zien zijn en dan in elke bol weer iets heel anders. En voorzover wij het met onze ogen kunnen waarnemen, lijken de scheppingen in deze bollen qua vorm precies overeen te stemmen met de twaalf stellingen die jij, beste vriend en broeder, ons in twaalf schitterende passages hebt aangereikt.
[5] Ach, wat is het toch heerlijk om zulke wonderbaarlijke dingen te aanschouwen! Waarlijk, men krijgt er nooit genoeg van; men is telkens weer verrukt bij de aanblik van de miniatuurwerelden in de twaalf bollen waaruit het kruis is samengesteld.
[6] En kijk eens naar de zuilen. Werkelijk, aan de buitenkant zijn ze zo glad gepolijst dat we ons het oppervlak van de ether niet gladder kunnen voorstellen, maar het inwendige van de zuilen is toch echt levend en stemt in uitgebreidere en uitvoeriger mate overeen met alle wonderlijke verschijningen in de bollen. Het is buitengewoon prachtig om te zien hoe de kleuren van de meest veelsoortige vormen, die zich binnenin zo'n zuil bewegen, voortdurend rustig wisselen.
[7] Een zachte schittering bekoort het oog steeds opnieuw, want bij de geringste beweging komen andere kleuren tevoorschijn en het merkwaardigste daaraan is, dat deze kleuren, die gelijk zijn aan die op onze aarde, hier een heel ander karakter aannemen. Wij kennen ook rood, groen, blauw, paars en geel en de meest verschillende overgangen van deze kleuren, maar werkelijk, wie daarover zou willen nadenken, kan dat doen en voor elke kleur een basis vaststellen en volgens deze basis de oorsprong daarvan bepalen. Ja, hij mag zeggen welk rood het oorspronkelijke rood, welk groen het oorspronkelijke groen, welk blauw het oorspronkelijke blauw, welk paars het oorspronkelijke paars en welk geel het oorspronkelijke geel is, waarvan dan alle andere kleurnuances zijn afgeleid.
[8] Welk rood is dan het eigenlijke rood? Is bloedrood het eigenlijke, of rozenrood, of purperrood, of scharlakenrood, of karmijnrood? Het is allemaal rood en toch is elk rood anders dan het andere. Is donkerrood meer het oorspronkelijke rood of lichtrood? En dergelijke verschillen heeft elke kleur; waar is nu de oorsprong ervan? Kijk, beste vriend en broeder, dat kan op aarde eigenlijk niemand bepalen, maar hier zien we werkelijk de basiskleuren en deze doen ons denken aan een rijpe ananas, waarvan men zegt dat zij elke smaak die men zich inbeeldt, in zich heeft.
[9] Hier zien we dan ook werkelijk kleuren die niet zelden als vanuit de achtergrond naar voren stralen. Deze kleuren hebben zo'n merkwaardige glans, dat men in het rood alle nuances tegelijk ziet en deze schakering richt zich als het ware naar de wens van de toeschouwer. Het rood, dat men zich het sterkst voor de geest haalt, springt op dat moment ook het sterkst naar voren, maar zonder het eigenlijke basiselement van de kleur rood teniet te doen. Ja werkelijk, van dergelijke kleuren zou een arme zondaar op aarde zeker nooit kunnen dromen.
[10] Bijgevolg hebben wij op aarde wel louter gedeelde en gebroken kleuren, maar van een basiskleur die al haar nuances in zich heeft, is bij ons absoluut geen sprake. Bij ons komen ook wel wisselingen in het wezen van de kleuren voor, maar bij deze wisselingen komt er bij elke wending een heel andere kleur tevoorschijn. Bij dit wisselen hier, glanzen in de rode kleur alleen maar alle nuances van rood, in de groene alle nuances van groen en zo verder door het gehele kleurenpalet.
[11] Wonderlijk genoeg ontdekken we daarnaast echter nog heel nieuwe, vreemde kleuren, die we op onze schrale aarde nog nooit zijn tegengekomen. Ja werkelijk, op aarde is alles slechts stukwerk, alles slechts een matte, zeer gebroken weerschijn van al de heerlijkheid die we hier in zulk een overdaad aanschouwen.
[12] O lieve vriend en broeder, zeg ons toch wat we hiervan moeten denken. Waarom konden we voorheen in het witte licht niets, maar nu in dit rode toch zo eindeloos veel zien?
[13] Ja, mijn lieve vrienden en broeders, dat alles bewerkstelligt de liefde en haar licht. Ik heb het jullie meteen in het begin immers al gezegd: in het absolute licht van de wijsheid is er voor een beperkte geest niets of weinig te zien, maar in het licht van de liefde wordt het licht van de wijsheid in vormen geperst en het kan uit de eenmaal opgelegde vorm niet meer ontkomen zolang het licht van de liefde, of beter gezegd, het vuur van de liefde het met duizend sterke armen gevangen lijkt te houden. In het absolute licht van de wijsheid lijkt de mens op een van de wijnstok afgesneden rank die verdort en mettertijd oplost en nimmer een of andere vrucht voortbrengt. In het licht van de liefde echter blijft hij aan de wijnstok en brengt duizendvoudig vruchten voort. Dat dit volledig letterlijk juist is, kunnen jullie met de minste moeite van de wereld bij jullie zogenaamde nuchtere filosofen duidelijk zien. Deze mensen verachten de liefde, verklaren haar zelfs voor dwaasheid en dwepen voortdurend met louter bovenzinnelijke speculaties, bouwen de ene grondstelling na de andere op, vormen de ene hypothese na de andere en verliezen zich vanuit deze grondstellingen en hypothesen in talloze conclusies die even onbeduidend zijn als hun grondstellingen en hypothesen zelf. Wanneer je hun dan aan het einde van hun betoog over al hun principes, hypothesen en conclusies het een en ander vraagt, dan zullen ze jullie daarop een antwoord geven, dat ze ten eerste zelf helemaal niet begrijpen en dat jullie derhalve nog minder begrijpen, en de meest wijze conclusie die de grote filosofen ten slotte laten horen is, dat zij, als de meest verstandigen, niets weten, niets hebben en niets zijn!
[14] Opdat jullie dit nog beter inzien, kan ik jullie wel enkele van dergelijke filosofen uit de oude en nieuwe tijd noemen. Jullie zullen zeker van Socrates, Aristoteles en Plato gehoord en gelezen hebben. Deze drie wijzen, hoewel men hen tot de betere moet rekenen, hebben met al hun wijsheid nog niet het miljoenste deel verkondigd van hetgeen een heel eenvoudig kind dat nauwelijks kan lezen, zegt, wanneer het de Heer voor het eerst gelovig lieve goede hemelse Vader' noemt.
[15] Ze waren op jacht naar fenomenen en ervaringen, maar waartoe dienden hun deze? Zij konden immers van geen enkele de oorzaak begrijpen, die toch alleen in de liefde tot de Heer ligt.
[16] Wie zou wel de talloze fenomenen echt willen tellen; wie in de oneindigheid tot hun oorsprong willen doordringen? Want waar hij ook maar gelooft er een te hebben gevonden, zal hij zich weer precies in het bedrieglijke middelpunt van de oneindigheid bevinden, van waaruit het natuurlijkerwijze in alle richtingen weer oneindig verder gaat.
[17] Wie echter de liefde heeft, heeft de oorsprong van alle dingen en van alle verschijningen in zich, omdat hij de Heer in zich heeft; daarom kan hij ook overal zonder enige moeite tot de kern komen. Maar de wijsheids- of oneindigheidsjager zal in de oneindigheid zeker moeilijk een of ander doel vinden waarop hij zijn vluchtige en nietige wijsheidsgeschut zou kunnen richten.
[18] Ik denk dat voor jullie met deze paar voorbeelden deze aangelegenheid wel tamelijk duidelijk is geworden, vooral als jullie bovendien nog een blik werpen op de filosofen van jullie tijd die allemaal hun geschut op de Heer richten, en Hem zouden willen vangen en meten met ellenstok en meetlat. Wat hebben ze tenslotte met al hun geleerdheid bereikt? Niets anders dan dat ze de Heer hebben verloren!
[19] Degene die zij zochten in het oneindige en ontoegankelijke, vonden zij niet en zij waren uiteindelijk genoodzaakt uit eigen nietigheid een god te creëren die echter dan pas god is wanneer het hun als oppergoden belieft zo'n begrip in hun voorstellingsvermogen op te nemen. Om deze klaarblijkelijke domheid in één oogopslag in te kunnen zien, heeft men mijns inziens absoluut niet meer nodig dan het verstand van een kind van hoogstens vijf tot zeven jaar. Een eenvoudig mens voor wie zelfs het woord 'wijsbegeerte' of 'filosofie' even vreemd is als de beide polen van de aarde, zal bij een dergelijke voorstelling van de Godheid ogenblikkelijk met het weliswaar hoogst simpele, maar des te treffender antwoord voor den dag komen en zeggen:
[20] Hé vriend, hoe is dat mogelijk? Als God pas dan God zou zijn als jullie Hem zouden bedenken, dan zou ik toch ook graag willen weten wie jullie heeft geschapen en als jullie al een god zouden kunnen bedenken, wie heeft jullie dan daartoe in staat gesteld? Want wat jullie over God zeggen, is immers nog veel dommer dan wanneer iemand in alle ernst zou willen beweren dat een huis vanzelf ontstaat, zonder bouwmeester, en dat een mens pas dan een bouwmeester wordt, wanneer een huis dat vanzelf ontstaan is, hem eventueel als zodanig wil aanvaarden.
[21] Kijk, heeft deze bescheiden mens met zijn zo eenvoudige uitspraak niet onzeglijk veel wijzer gesproken dan het hele hooggeleerde filosofische college bij elkaar? Ja, van hem kan men zeggen: hij heeft de spijker op de kop geslagen en heeft met één slag een heel vat vol witglanzende bromvliegen doodgeslagen, want de bromvlieg is toch ontegenzeglijk het meest treffende beeld en symbool van een absolute filosoof; die glanst ook als was hij met louter goud bekleed. Als men deze vlieg in de vrije natuur ziet, zou men toch geloven dat dit diertje de kostelijkste licht-ethervoeding in zich op zou moeten nemen, waardoor zijn uiterlijk zo'n prachtige glans verkrijgt. Ligt er echter ergens een hoop uitwerpselen, hetzij van menselijke of dierlijke afkomst, dan komt men er al gauw achter, welks geesteskind dit diertje is en met welke kost het zich voedt. Vindt het een mesthoop, dan zuigt het daar net zo lang rond, totdat het alles wat smaakt eraan heeft onttrokken. In de restanten zorgt het dan voor een heleboel maden, waaruit in deze niet bepaald esthetische woonplaats na korte tijd weer nieuwe vliegen van dezelfde soort ontstaan.
[22] Doen jullie filosofen niet precies hetzelfde? Uiterlijk gezien lijkt het alsof ze overlopen van het gedegendste goud der echte wijsheid en hun bezigheden noemen ze zuiver geestelijk. Vragen jullie hen echter serieus naar iets zuiver geestelijks, dan zullen jullie bij deze mensen meteen op het allergrofste materialisme stoten. Het gevolg is, dat ze jullie onmiddellijk zullen uiteenzetten dat er zonder materie doorgaans niets geestelijks kan worden gedacht en dat het geestelijke dus eerst aan het materiële onttrokken moet worden en nooit en nergens zelfstandig kan bestaan. Om zich te manifesteren heeft het overal een materieel organisme nodig. Valt dit weg, dan valt ook alle geestelijke werking en manifestatie weg. Het menselijke denkvermogen is dan niets anders dan de werking van het materiële organisme, waarin de krachten zich eerst als in een chemische destilleerkolf moeten ontwikkelen om dan zolang te werken, als de destilleerkolf in stand wordt gehouden. Is de destilleerkolf door een ongelukkige stoot aan haar einde gekomen, dan komt er ook een einde aan de in haar ontwikkelde en werkende chemische krachten.
[23] Kijk, precies zo filosofeert immers onze bromvlieg en zegt in zekere zin door haar manier van doen: ik leef slechts van vuilnis en wel zolang ik maar ergens vuilnis vind. Nemen jullie mij het vuilnis weg, dan is het met mijn leven gedaan, want ik zuig mijn levenskracht enkel uit het vuilnis en ben daarom in al mijn delen niets dan glanzend vuil. Neem dit weg en ik, glanzende bromvlieg, heb opgehouden te bestaan! Gelukkig dat ik nog een reproducerende kracht bezit, anders ging met het wegnemen van alle vuilnis niet alleen ik, maar met mij mijn hele geslacht met één klap volkomen te gronde.
[24] Dus, absolute filosofen klampen zich vast aan de materie, omdat ze daarin een centrum ofwel een reëel standpunt menen te hebben gevonden.
[25] Waarom echter houden ze vast aan de materie? Omdat ze zich, net als een bromvlieg, voortdurend en uitsluitend in het onhoudbare, luchtige wijsheidslicht bewegen. Maar omdat ze daar niets vinden, moet het hun immers goed bevallen als ze op een of andere brok materie kunnen gaan zitten, om te proberen daaruit met hun wetenschappelijke zuigsnuiten de geestelijke levensstof op te zuigen. Wanneer deze er al spoedig uitgezogen zal zijn, blijft hun tenslotte niets anders over dan hun standpunten ofwel in hun leerlingen dan wel in hun nagelaten geschriften te laten voortleven. Daardoor worden de laatste resten van de excrementen opgeteerd en blijft er tenslotte niets waardevols meer van hen over dan slechts hun namen en het feit dat zij met al hun geestelijke arbeid volstrekt niets geestelijks gevonden hebben.
[26] Kijk, dat alles leert en toont ons in wezen het roodachtige licht. Daarom zullen we ons ook in dit licht dadelijk naar de tiende verdieping of op de elfde galerij begeven. Hier is de trap; dus gaan we er maar dapper op af!
«« 51 / 127 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.