De opkomende vijandelijke vloed - Opbeurende woorden van Petrus aan allen - Zijn belangrijke vraag aan de zonnemensen: 'Willen jullie kinderen van God worden of niet?' - Het antwoord van Uhron

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 176 / 204 »»
[1] Na deze toespraak wordt van buitenaf een teken gegeven, dat het water van de grote zee slechts een manslengte verwijderd is van diegenen die in het laagste gedeelte zijn gaan staan, en dat het nu elk moment hun voeten zal omspoelen. De almachtige Geest zou hen nu moeten helpen, anders zouden ze genoodzaakt zijn om meteen zo snel mogelijk op de vlucht te slaan.
[2] Daarop zegt PETRUS: 'Vriend en broeder, zeg tegen de volkeren, dat ze niet de moed moeten opgeven. Want de Heer laat dit gevaar opzettelijk ontstaan, opdat hen allen een des te duidelijker bewijs van de grote heerlijkheid van God ten deel zal vallen.
[3] Het water zal hun voeten wel raken, maar hen toch niet nat maken. Ook zal de onderaardse opstuwing tot zijn grootst mogelijke uitzetting komen en uit elkaar barsten en grote massa' s vuur uitspuwen. Maar deze massa's zullen in hun geheel nog veel eerder worden verwoest en totaal ten iet gedaan dan zij bij het neervallen de grond raken en het opgestuwde omhulsel zal terug wijken op hetzelfde ogenblik dat het zal barsten.
[4] Daarom moet niemand angst hebben, doch zich bij alle schijnbaar dreigende gevaar zo gedragen, alsof er niets te vrezen zou zijn, dan zal ook niemand een haar worden gekrenkt. Deel dit meteen aan allen mede!'
[5] De wijze laat deze raadgeving door de reeds bekende tekenen naar buiten meedelen. Binnen enkele ogenblikken komen van alle kanten tegen tekens, dat deze raad goed is begrepen en alom dankbaar en bereidwillig werd aangenomen, en dat men er zo nauwkeurig mogelijk en moedig naar zal handelen.
[6] Als de wijze dit weer aan Petrus mededeelt, zegt deze:
[7] (PETRUS:) 'Beduid hun nu, dat ze heel goed moeten opletten, daar ik zeer belangrijke woorden tot hen zal richten!'
[8] De wijze doet dat meteen en allen wachten nu vol spanning.
[9] PETRUS zegt: 'Mijn vrienden, mijn broeders! Mijn voorganger heeft jullie de levensomstandigheden beschreven, waaronder de mensen op die andere wereld leven. Ook ik heb daar in dezelfde tijd geleefd, waarin de Heer het vlees aannam en vanaf Zijn kinderjaren alle mogelijke moeilijkheden verdroeg als elk ander mens in diens armzalige aardse toestand.
[10] Uit deze getrouw afgeschilderde levensomstandigheden hebben jullie gemakkelijk kunnen opmaken, hoe heel anders jullie er op deze grote lichtwereld in elk opzicht aan toe zijn. Tevens echter ook, wat het vereist om vanuit enkel schepsel als zodanig, een kind Gods te worden dat in de hoogste mate vrij is.
[11] Er doet zich nu allereerst de vraag voor: 'Willen jullie - en wel met behoud van alle voordelen van jullie levensomstandigheden, voorzover deze niet door wetten dienaangaande worden beperkt, dat jullie er terwille van het Godsrijk zelf afstand van doen, - kinderen van God worden gelijk wij zijn, of niet?' Bedenk echter wel, wat jullie willen doen; zeg mij pas ja of nee na rijp overleg!
[12] Overdenk het voordeel, een kind van God te zijn of het tenminste te kunnen worden. Denk er over na, wat er voor nodig is dit voordeel te bereiken: denk echter ook na over jullie huidige voordelen en jullie tegenwoordige staat van leven, waarvan jullie zelf moeten zeggen: 'Wat is die toch anders dan die aardse!'
[13] Weliswaar zal niemand iets verlaten, dat hem in het Godsrijk niet duizendvoudig voor eeuwig zal worden vergoed. Maar deze vergoeding zal niet al te duidelijk voor zijn wijsheid merkbaar zijn, doch slechts zo ver, als de kracht van zijn geloof in staat zal zijn te reiken.
[14] Nu hebben jullie een duidelijk inzicht in alles: het geestelijke zowel als het natuurlijke ligt voor jullie open! Dat zal echter niet het geval zijn bij degenen, die het ernst is om kinderen van God te worden. Overdenk daarom wel, wat jullie nu in dit opzicht willen doen! Er wordt jullie iets groots aangeboden, maar er wordt ook niet weinig van jullie verlangd!'
[15] DE WIJZE zegt: 'Vriend, je weet dat onze intelligentie van dien aard is, dat wij over een uitspraak niet erg lang behoeven na te denken om tot een besluit te komen wat wij willen of moeten. En dus geloof ik ook hieromtrent helemaal duidelijk in te zien in naam van alle aanwezige volkeren hier, wat wij willen doen en natuurlijk ook kunnen doen.
[16] Want het kunnen is een hoofdvoorwaarde bij het doen of handelen, daar God Zelf toch zeker van geen schepsel meer kan verlangen, dan het op grond van de in hem aanwezige eigenschappen en krachten tot stand kan brengen. Dus ben ik ook hierin zelf er duidelijk van overtuigd, dat de Heer van ons onmogelijk méér zal verlangen dan wij tengevolge van onze natuurlijke en geestelijke positie op deze aarde in staat zijn te doen.
[17] Dit standpunt is kort en duidelijk genoeg om daaruit op te maken, dat wij slechts dàt willen, wat wij kunnen. Kindschap van God ja of nee, dat is om het even! Wij willen het, als het bereiken ervan onze krachten niet te boven gaat. Gaat het echter ten koste van méér dan de inzet van al onze krachten, dan kunnen wij het ook niet willen, omdat het in dat geval voor ons onbereikbaar is.
[18] Kortom - is het voor ons onder onze huidige levensomstandigheden bereikbaar, dan willen wij het. Is dat niet het geval en niet mogelijk, dan, vriend, moet je zelf inzien dat wij het onmogelijk kunnen willen! Nu weet je ons besluit. Doe daarom wat je wilt; want ik denk, dat ook onze wil vrij is en vrij moet blijven!'
«« 176 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.