Op zee. Jezus en de storm. (21.10.1851) In Gadara.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)

«« 103 / 242 »»
[1] Eveneens nog voor wij in het schip gingen kwam één van Mijn leerlingen naar Mij toe en vroeg Mij of Ik het goed vond dat hij eerst zijn vader zou gaan begraven, die in de vorige nacht plotseling overleden was. (Matth. 8,21) Ik zei echter tegen hem: 'Blijf jij nu maar bij mij, en Iaat de doden hun doden begraven! '(Matth. 8,22) En de leerling zag meteen van zijn verzoek af en volgde Mij op het schip; want hij begreep dat het beter is om voor het leven, dan voor de dood te zorgen, -dit laatste is namelijk een zorg, die geen waarde heeft en waar de doden zich het beste mee bezig kunnen houden. Want allen, die begrafenisvertoon belangrijk vinden, zijn min of meer dood zolang zij eer aan een dode bewijzen en zelf het eerbetoon aan de dood belangrijk vinden.
[2] De mens sterft pas echt door zelfzucht, die zich uit in de hoogmoed, die vóór alles hunkert naar eer; en in dat licht bezien is dan een eervolle begrafenis van een dode, niets anders dan een laatste vorm van hoogmoed van de geestelijk reeds lang dode mens.
[3] Nadat de leerling in zijn hart de volle waarheid van wat Ik hem gezegd had, besefte, volgde hij Mij zonder meer het schip op, zoals reeds eerder gezegd, en we vertrokken snel met gunstige wind en ontliepen zo het steeds sterkere opdringen van het volk. (Matth. 8,23)
[4] Sommigen klommen wel in kleine bootjes en voeren ons een stukje na. Maar toen de wind steeds harder ging waaien, keerden ze al gauw terug en het kostte hen moeite, om vóór het uitbreken van de storm de vaste oever weer te bereiken.
[5] Wij bevonden ons reeds in volle zee, toen de eerst zo gunstige wind overging in een geweldige storm. Ik was bij het aan boord gaan echter al lichamelijk vermoeid, omdat Ik de hele nacht gewaakt had, en Ik zei daarom tegen Petrus toen we op het schip waren: 'Maak voor Mij een bed klaar, want Ik ga tijdens de tocht een beetje rusten, want je weet, dat Ik de hele nacht niet gerust heb!'
[6] Petrus bracht Mij direkt een paar matten, maakte daarvan een goed bed en gaf Mij daarbij nog een kussen onder het hoofd, waarop Ik dan ook weldra lichamelijk heel diep insliep, hoewel Ik wel wist, dat de wind gauw in een harde storm zou overgaan en dat de hooglopende golven het schip zouden bedreigen.
[7] Toen wij ongeveer een paar uur uit de kust waren, woedde de storm het hevigst, en de golven begonnen over het dek van het schip te slaan. (Matth. 8,24) Toen werden zelfs Mijn meest toegewijde leerlingen bang; want ze zagen dat door de steeds meer overslaande golven het schip water begon te scheppen, vooral bij het middelste en door de toenmalige bouwtrant tevens laagste deel van het schip. Toen derhalve de storm niet afnam maar daarentegen de golven steeds krachtiger opjoeg, gingen de leerlingen naar Mij toe, dat wil zeggen naar het hoogste deel van het schip waar Petrus voor Mij eerder een bed klaargemaakt..had en waar de golven nog niet doorgedrongen waren, begonnen aan Mij te schudden opdat Ik wakker zou worden en riepen toen vol angst: 'Heer, help ons, anders gaan we allemaal te gronde!' (Matth. 8,25)
[8] Daarop stond Ik op van het bed en zei tegen hen: 'O, jullie kleingelovigen! Hoe kun je zo bang zijn als Ik bij je ben? - Wie is er belangrijker: de storm of Degene, Die ook heer over alle stormen is?!'
[9] Maar omdat de leerlingen, net als vele anderen op het schip, bijna sprakeloos van angst waren, en zelfs Petrus alleen nog maar wat stamelen kon, zei Ik snel een bestraffend woord tegen de storm en de zee en daarop werd het ineens windstil! Het leek of de storm afgesneden was en de zee werd spiegelglad; alleen waar de roeispanen het water beroerden, zag je een geringe beweging. (Matth. 8,26) Het grote aantal mensen aan boord, dat Mij vrijwel niet kende, omdat het pas deze ochtend aangekomen was en eigenlijk alleen voor zakendoeleinden meevoer, was ontzettend verbaasd en klampte de leerlingen aan en vroeg hen: 'Wat -in de naam van Jehova -is dat voor iemand, dat wind en zee hem gehoorzamen?!' (Matth. 8,27)
[10] Ik maakte echter gebaren naar de leerlingen, dat ze Mij niet moesten verraden. Petrus zei toen: 'Vraag niet zo veel, maar help liever al dat water uit het schip te scheppen, anders zijn wij nog verloren als er soms een staartje van de storm komt, wat vaak genoeg gebeurt als hij zo ineens afbreekt zoals nu!' -Toen vroegen de vreemden niets meer, maar pakten de wateremmers en schepten vlug het water uit het schip en hadden daar volop werk aan tot we de uitgestrekte oever aan de overzijde bereikten.
«« 103 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.